| |
Thora-gedeelte
Tezavveh (je
moet bevelen)
Tezavveh(je
moet bevelen),
Ex 27:20-30:10, Haftarah: Ezech. 43:10-27
Ex
27:20-30:10 20 Gij zult de Israëlieten bevelen, dat zij u brengen
zuivere olie, uit gestoten olijven, voor het licht, om voortdurend
een lamp te kunnen laten branden. 21 In de tent der samenkomst
buiten het voorhangsel dat voor de getuigenis is, zal Aharon met
zijn zonen die verzorgen, van de avond tot de morgen, voor het
aangezicht van de Eeuwige: een altoosdurende inzetting bij de
Israëlieten voor hun geslachten. 28:1
Gij dan, doe tot u naderen uw broeder Aharon, en zijn zonen met hem,
uit het midden der Israëlieten, om voor Mij het priesterambt te
bekleden: Aharon, Nadab en Abihu, Eleazar en Itamar, de zonen van
Aharon. 2 Gij zult heilige klederen maken voor uw broeder Aharon,
tot een prachtig sieraad. 3 Gij zult zeggen tot allen die
kunstvaardig zijn, welke Ik met een geest van wijsheid vervuld heb,
dat zij de klederen van Aharon maken, om hem te heiligen, om voor
Mij het priesterambt te bekleden. 4 Dit nu zijn de klederen die
zij maken zullen : een borstschild, een efod, een opperkleed , een
onderkleed van bewerkte stof, een tulband en een gordel. Zo zullen
zij heilige klederen maken voor uw broeder Aharon, en voor zijn
zonen, om voor Mij het priesterambt te bekleden. 5 Daartoe zullen
zij nemen goud, blauwpurper, roodpurper, scharlaken en fijn
linnen. 6 Zij zullen de efod maken van goud, blauwpurper,
roodpurper, scharlaken en getweernd fijn linnen: kunstig werk. 7
Twee verbonden schouderstukken zal hij hebben, aan de beide einden
moet hij verbonden worden. 8 De gordel aan de efod om die aan te
binden, op dezelfde wijze vervaardigd, zal daarmee een geheel
vormen, van goud, blauwpurper, roodpurper, scharlaken en getweernd
fijn linnen. 9 Gij zult twee chrysopraasstenen nemen en de namen
der zonen van Israël daarin graveren, 10 zes van hun namen op de
ene steen en de zes overige namen op de andere steen, naar de
volgorde van hun geboorte. 11 Als kunstwerk van een steensnijder,
als zegelgraveerwerk, zult gij de twee stenen met de namen der zonen
van Israël graveren ; ingevat in gouden kassen zult gij ze maken.
12 Dan zult gij de twee stenen op de schouderstukken van de efod
zetten als gedachtenisstenen voor de Israëlieten: Aharon zal hun
namen ter gedachtenis voor het aangezicht van de Eeuwige op zijn
beide schouderstukken dragen. 13 Gij zult kassen van goud maken
14 en twee kettinkjes van louter goud; als snoeren zult gij ze
maken, vlechtwerk , en gij zult de gevlochten kettinkjes aan de
kassen bevestigen. 15 Gij zult een borstschild der beslissing maken
, kunstig werk. Op dezelfde wijze als de efod zult gij het maken:
van goud, blauwpurper, roodpurper, scharlaken en getweernd fijn
linnen zult gij het maken. 16 Vierkant zal het zijn, dubbel , een
span lang en een span breed. 17 Gij zult het vullen met een
steenvulling, vier rijen stenen: een rij rode jaspis, chrysoliet
en malachiet, de eerste rij; 18 de tweede rij: hematiet,
lazuursteen en prasem; 19 de derde rij: barnsteen, agaat en
amethist; 20 de vierde rij: turkoois, chrysopraas en nefriet. Met
goud omgeven zullen zij in hun zettingen gevat zijn. 21 En de
stenen zullen overeenkomstig de namen der zonen van Israël twaalf in
getal zijn, overeenkomstig hun namen; als zegelgraveerwerk zullen
zij, elk met zijn naam, zijn voor de twaalf stammen. 22 Ook zult
gij op het borstschild gedraaide kettinkjes maken, vlechtwerk, van
louter goud. 23 Gij zult op het borstschild twee gouden ringen maken
en de beide ringen aan de beide einden van het borstschild zetten .
24 Gij zult de beide gevlochten kettinkjes van goud in de beide
ringen aan de einden van het borstschild doen. 25 De beide andere
einden der beide gevlochten kettinkjes zult gij aan de beide kassen
vastmaken en op de schouderstukken van de efod zetten, aan de
voorkant. 26 Gij zult twee gouden ringen maken en ze aan de beide
einden van het borstschild zetten, op de binnenrand, die naar de
efod toegekeerd is. 27 Ook zult gij twee gouden ringen maken en ze
op de beide schouderstukken van de efod zetten, onderaan, aan de
voorkant, dicht bij de plaats waar hij verbonden is, boven de gordel
van de efod. 28 Dan zal men het borstschild met zijn ringen aan de
ringen van de efod vastbinden met een blauwpurperen snoer, zodat het
op de gordel van de efod vastzit, en het borstschild niet van de
efod kan afschuiven. 29 Zo zal Aharon de namen der zonen van
Israël in het borstschild der beslissing op zijn hart dragen,
wanneer hij in het heiligdom komt, tot een voortdurende gedachtenis
voor het aangezicht van de Eeuwige. 30 En gij zult in het
borstschild der beslissing de Urim en de Tummim leggen; zij zullen
op het hart van Aharon zijn, wanneer hij voor het aangezicht van de
Eeuwige komt, en Aharon zal de beslissing voor de Israëlieten
voortdurend op zijn hart dragen, voor het aangezicht van de
Eeuwige. 31 Gij zult het opperkleed van de efod geheel van
blauwpurper maken. 32 De halsopening zal in het midden ervan zijn
: de halsopening zal rondom een rand hebben van weefsel als bij een
pantser , opdat het niet scheure. 33 En gij zult op zijn zomen
granaatappels in blauwpurper, roodpurper en scharlaken, rondom op
zijn zomen, zetten, en gouden belletjes overal daartussen: 34
telkens een gouden belletje en een granaatappel , rondom op de zomen
van het opperkleed. 35 Aharon nu zal dit aanhebben, als hij
dienst doet, en het geluid ervan zal gehoord worden, wanneer hij in
het heiligdom komt voor het aangezicht van de Eeuwige en wanneer hij
naar buiten komt, opdat hij niet sterve. 36 Ook zult gij een plaat
van louter goud maken en daarop graveren als zegelgraveerwerk : Voor
de Eeuwige heilig. 37 Gij zult haar aan een blauwpurperen snoer
bevestigen, en zij zal zich bevinden op de tulband, aan de voorkant
van de tulband. 38 Zij zal op het voorhoofd van Aharon zijn , en
Aharon zal de schuld dragen, gelegen in de heilige dingen die de
Israëlieten heiligen bij al de gaven van hun heilige dingen; ja, zij
zal voortdurend op zijn voorhoofd wezen, zodat zij welgevallig zijn
voor het aangezicht van de Eeuwige. 39 Gij zult het onderkleed van
fijn linnen met ingeweven patroon weven, en een tulband maken van
fijn linnen en een gordel zult gij maken van veelkleurig weefwerk.
40 Voor de zonen van Aharon zult gij onderklederen maken en gij zult
voor hen gordels maken , en hoofddoeken zult gij voor hen maken tot
een prachtig sieraad. 41 Dan zult gij daarmede uw broeder Aharon
en zijn zonen bekleden en hen zalven, wijden en heiligen, zodat zij
voor Mij het priesterambt bekleden kunnen. 42 Maak voor hen linnen
broeken, om hun schaamte te bedekken: van de heupen tot aan de dijen
zullen zij reiken. 43 Aharon en zijn zonen zullen die dragen ,
wanneer zij komen naar de tent der samenkomst of wanneer zij naderen
tot het altaar, om dienst te doen in het heiligdom, opdat zij geen
ongerechtigheid op zich laden en sterven. Het is een altoosdurende
inzetting voor hem en voor zijn nakomelingschap.
29:1 Dit nu is wat gij hun doen
zult, om hen te heiligen om voor Mij het priesterambt te bekleden:
Neem een jonge stier , en twee gave rammen, 2 ongezuurd brood en
ongezuurde koeken, met olie aangemaakt, en ongezuurde, dunne
koeken, met olie bestreken; van fijn tarwemeel zult gij ze maken.
3 Leg ze in een korf en draag ze in de korf naderbij, met de stier
en de beide rammen. 4 Ook zult gij Aharon en zijn zonen doen
naderen tot de ingang van de tent der samenkomst en gij zult hen met
water wassen. 5 Dan zult gij de klederen nemen en Aharon bekleden
met het onderkleed, het opperkleed van de efod, de efod en het
borstschild; gij zult hem de gordel van de efod ombinden, 6 gij
zult de tulband op zijn hoofd zetten en de heilige diadeem aan de
tulband vastmaken. 7 Dan zult gij de zalfolie nemen en over zijn
hoofd uitgieten, en hem zalven. 8 Gij zult zijn zonen doen naderen
en hen met onderklederen bekleden. 9 Gij zult hen omgorden met een
gordel, Aharon en zijn zonen, en hun de hoofddoeken ombinden, en zij
zullen het priesterambt hebben tot een altoosdurende inzetting; zo
zult gij Aharon en zijn zonen wijden. 10 Voorts zult gij de stier
doen naderen voor de tent der samenkomst, en Aharon en zijn zonen
zullen hun handen op de kop van de stier leggen. 11 Gij zult de
stier slachten voor het aangezicht van de Eeuwige bij de ingang van
de tent der samenkomst. 12 Gij zult van het bloed van de stier
nemen en dat met uw vinger aan de hoornen van het altaar strijken,
en al het bloed zult gij aan de voet van het altaar uitgieten. 13
Dan zult gij nemen al het vet dat de ingewanden bedekt, het
aanhangsel aan de lever, de beide nieren en het vet dat daaraan zit,
en gij zult het op het altaar in rook doen opgaan. 14 Maar het
vlees van de stier, zijn huid en zijn mest zult gij met vuur buiten
de legerplaats verbranden; het is een zondoffer. 15 Dan zult gij
de ene ram nemen en Aharon en zijn zonen zullen hun handen op de kop
van de ram leggen. 16 Gij zult de ram slachten en zijn bloed nemen
en sprengen rondom op het altaar. 17 De ram zult gij in zijn delen
verdelen, zijn ingewanden en onderschenkels wassen en op zijn delen
en zijn kop leggen. 18 Dan zult gij de gehele ram op het altaar in
rook doen opgaan; het is een brandoffer voor de Eeuwige, met een
liefelijke reuk; het is een vuuroffer voor de Eeuwige. 19 Dan zult
gij de andere ram nemen, en Aharon en zijn zonen zullen hun handen
op de kop van de ram leggen. 20 Gij zult de ram slachten, van zijn
bloed nemen en het strijken aan de rechter oorlel van Aharon en aan
die van zijn zonen, aan hun rechterduim en aan hun rechter grote
teen, en gij zult de rest van het bloed rondom op het altaar
sprengen. 21 Gij zult van het bloed, dat op het altaar is, en van de
zalfolie nemen en sprenkelen op Aharon en op zijn klederen, en ook
op zijn zonen en op de klederen van zijn zonen; en hij zal heilig
zijn , hij en zijn klederen, en ook zijn zonen en de klederen van
zijn zonen. 22 Gij zult van de ram nemen het vet, de vetstaart,
het vet dat de ingewanden bedekt, het aanhangsel aan de lever, de
beide nieren, het vet dat daaraan zit, de rechterschenkel; het is
een ram ter inwijding. 23 Een brood, een geoliede broodkoek en een
dunne koek uit de korf met ongezuurde broden, die voor het
aangezicht van de Eeuwige is. 24 Gij zult alles op de handen van
Aharon en op die van zijn zonen leggen en gij zult dat bewegen als
een beweegoffer voor het aangezicht van de Eeuwige. 25 Daarna zult
gij het van hen aannemen en op het altaar op het brandoffer in rook
doen opgaan tot een liefelijke reuk voor het aangezicht van de
Eeuwige; het is een vuuroffer voor de Eeuwige. 26 Vervolgens zult
gij de borst van de ram ter inwijding voor Aharon nemen en die
bewegen als een beweegoffer voor het aangezicht van de Eeuwige, en
zij zal u ten deel vallen. 27 Zo zult gij de beweegborst heiligen
en de hefschenkel, die bewogen en geheven zijn van de ram der
inwijding, die zowel voor Aharon als voor zijn zonen is. 28 Het zal
ten behoeve van Aharon en ten behoeve van zijn zonen tot een
altoosdurende verplichting zijn voor de Israëlieten, want dat is een
heffing, en als zodanig zal zij geheven worden van de Israëlieten,
van hun vredeoffers, hun heffing voor de Eeuwige. 29 De heilige
klederen nu van Aharon zullen voor zijn zonen na hem zijn, om hen
daarin te zalven en te wijden. 30 Zeven dagen zal de priester, die
uit zijn zonen in zijn plaats komen zal naar de tent der samenkomst,
om in het heiligdom dienst te doen, ze aantrekken. 31 De ram der
inwijding zult gij nemen en zijn vlees koken op een heilige plaats.
32 Aharon en zijn zonen zullen het vlees van de ram en het brood
dat in de korf is, eten bij de ingang van de tent der samenkomst.
33 Zij zullen dan eten die dingen, waarmede verzoening gedaan werd,
om hen te wijden en te heiligen, maar een onbevoegde zal er niet van
eten, want het is iets heiligs. 34 Indien er van het vlees der
inwijding en van het brood overblijft tot de morgen, zult gij het
overgeblevene met vuur verbranden, het zal niet gegeten worden,
want het is iets heiligs. 35 Gij zult voor Aharon en zijn zonen zo
doen , naar alles wat Ik u geboden heb ; gedurende zeven dagen zult
gij hen wijden. 36 Dagelijks zult gij een stier als zondoffer ter
verzoening bereiden en het altaar ontzondigen, doordat gij er
verzoening over doet; gij zult het zalven om het te heiligen. 37
Zeven dagen zult gij over het altaar verzoening doen; gij zult het
heiligen en het altaar zal allerheiligst zijn; ieder die het altaar
aanraakt, zal heilig zijn. 38 Dit is, wat gij op het altaar zult
bereiden: twee eenjarige lammeren, geregeld elke dag. 39 Het ene
lam zult gij in de morgen bereiden en het andere lam zult gij in de
avondschemering bereiden, 40 benevens een tiende fijn meel
aangemaakt met een vierde hin gestoten olie, en een plengoffer van
een vierde hin wijn voor het ene lam. 41 Het andere lam zult gij
in de avondschemering bereiden; zoals het morgenspijsoffer en het
daarbij behorende plengoffer zult gij het bereiden tot een
liefelijke reuk, een vuuroffer voor de Eeuwige, 42 een dagelijks
brandoffer voor uw geslachten bij de ingang van de tent der
samenkomst voor het aangezicht van de Eeuwige, waar Ik met u zal
samenkomen, om daar tot u te spreken. 43 Ik zal dan daar samenkomen
met de Israëlieten, en zij zullen door mijn heerlijkheid geheiligd
worden. 44 Ik zal de tent der samenkomst en het altaar heiligen,
en Aharon en zijn zonen zal Ik heiligen om voor Mij het priesterambt
te bekleden. 45 Ik zal in het midden van de Israëlieten wonen en
Ik zal hun tot een God zijn. 46 En zij zullen weten, dat Ik, de
Eeuwige, hun God ben, die hen uit het land Egypte geleid heb, opdat
Ik in hun midden wone ; Ik ben de Eeuwige, hun God.
30:1 Gij zult een altaar, een
offerplaats voor reukwerk , maken; van acaciahout zult gij het
maken; 2 een el lang en een el breed, zodat het vierkant is, en
twee el zal zijn hoogte zijn; de hoornen zullen daarmee een geheel
vormen. 3 Gij zult het overtrekken met louter goud , het bovenvlak
en de zijvlakken rondom, en de hoornen. Gij zult er een gouden
omlijsting omheen maken. 4 Twee gouden ringen zult gij ervoor maken
onder de omlijsting, aan de beide zijkanten zult gij ze maken, op de
beide zijden, en zij zullen dienen als houders voor draagstokken om
het daarmede te dragen. 5 Gij zult dan de draagstokken van
acaciahout maken en ze overtrekken met goud. 6 Gij zult het zetten
voor het voorhangsel, dat voor de ark der getuigenis is voor het
verzoendeksel, dat boven de getuigenis is, waar Ik met u zal
samenkomen. 7 Aharon nu zal daarop welriekend reukwerk in rook doen
opgaan; elke morgen, wanneer hij de lampen in orde maakt, zal hij
het in rook doen opgaan. 8 Ook wanneer Aharon de lampen aansteekt in
de avondschemering, zal hij het in rook doen opgaan voor het
aangezicht van de Eeuwige als een bestendig reukwerk voor uw
geslachten. 9 Gij zult daarop geen vreemd reukwerk brengen noch
brandoffer noch spijsoffer , ook een plengoffer zult gij er niet op
plengen. 10 Aharon zal met het bloed van het zondoffer der
verzoening eenmaal per jaar op zijn hoornen verzoening doen; eenmaal
per jaar zal hij er verzoening op doen voor uw geslachten;
allerheiligst is het voor de Eeuwige.
Ezech.
43:10-27 10 Gij nu, mensenkind, vertel het huis Israëls van de
tempel (opdat zij zich schamen over hun ongerechtigheden) en laten
zij het model nameten, 11 en als zij zich schamen over alles wat
zij bedreven hebben, maak hun dan bekend de vorm van de tempel en
zijn inrichting , zijn uitgangen en zijn ingangen, al zijn vormen,
al zijn voorschriften, al zijn vormen en al zijn wetten, en schrijf
die op voor hun ogen, opdat zij al de vormen en voorschriften ervan
nauwgezet ten uitvoer brengen . 12 Dit is de wet voor het huis: op
de top van de berg zal zijn gehele gebied aan alle kanten
allerheiligst zijn. Zie, dit is de wet voor het huis. 13 Dit nu
zijn de maten van het altaar in ellen , elk van een gewone el en een
handbreedte: zijn goot is een el diep en een el breed en de
opstaande rand langs de buitenkant eromheen is een span hoog. En dit
is de onderbouw van het altaar: 14 van de goot in de grond tot de
onderste omloop is het twee el, en de breedte een el. En van de
kleine omloop tot de grote omloop is het vier el; en de breedte een
el. 15 De vuurhaard is vier el en van de vuurhaard steken naar
boven de vier horens uit. 16 En de vuurhaard is twaalf el lang bij
twaalf el breed, vierkant naar zijn vier zijden. 17 De omloop is
veertien el lang bij veertien el breed naar zijn vier
zijden ; de opstaande rand eromheen is een halve el en zijn goot is
een el in het rond, en zijn trappen zijn naar het oosten gekeerd.
18 Daarop zeide Hij tot mij: Mensenkind, zo zegt de Adonai de
Eeuwige: dit zijn de inzettingen van het altaar: ten dage dat het
voltooid is om er het brandoffer op te offeren en er bloed op te
sprengen, 19 zult gij aan de levitische priesters die behoren tot
het nageslacht van Sadok, die Mij het naaste zijn (luidt het woord
van de Adonai de Eeuwige) om Mij te dienen, een jonge stier tot een
zondoffer geven; 20 en gij zult van zijn bloed iets nemen en het
strijken aan de vier horens en aan de vier hoeken van de omloop en
aan de opstaande rand rondom; zo zult gij het ontzondigen en er
verzoening over doen. 21 Vervolgens zult gij de stier van het
zondoffer nemen en men zal hem verbranden op de daartoe bestemde
plaats van het huis, buiten het heiligdom. 22 Op de tweede dag
zult gij een gave geitebok tot een zondoffer brengen en men zal het
altaar ontzondigen, zoals men het met de stier ontzondigd heeft.
23 Wanneer gij de ontzondiging voleindigd hebt , dan zult gij een
gave jonge stier en een gave ram uit het kleinvee brengen. 24 Gij
zult ze voor het aangezicht van de Eeuwige brengen , en de priesters
zullen zout op hen strooien en ze offeren als een brandoffer voor de
Eeuwige. 25 Zeven dagen zult gij dagelijks een bok als zondoffer
bereiden; ook zal men een jonge stier en een ram uit het kleinvee,
beide gaaf, bereiden. 26 Zeven dagen zal men over het altaar
verzoening doen en het reinigen en wijden. 27 En wanneer men die
dagen voleindigd heeft, dan zullen de priesters op de achtste dag
en daarna, op het altaar uw brandoffers en uw vredeoffers bereiden,
en Ik zal een behagen in u hebben, luidt het woord van de Adonai de
Eeuwige.
|
|
> Gij
zult de Israëlieten bevelen (27:20). M.b.t. het onderhouden van de dienst aan
HaShem heeft HaShem een aantal strikte voorwaarden gegeven. Het zijn voorwaarden om
in de
Tabernakel en later de Tempel
de aanwezigheid(shechinas)
van G’d
aanwezig te laten zijn. Let wel het volk Israël kreeg deze instructies in de
woestijn op weg naar Israël. Ze waren er nog niet maar wel onderweg.
>zuivere
olie, uit gestoten olijven, voor het licht, om voortdurend een lamp te
kunnen laten branden (27:20). Het voortduren laten branden van die lamp
geeft je er een beeld van dat het dienen van G’d iets is wat voortdurend
gebeurt. Gedurende de hele dag. De olie ontstaat door de olijven te persen.
Zo is het volk Israël in de loop van de jaren geperst en komt er daardoor
goede olie uit.
>zal
Aharon met zijn zonen die verzorgen, van de avond tot de morgen, voor het
aangezicht van de Eeuwige: een altoosdurende inzetting bij de Israëlieten voor
hun geslachten (27:21b). De dienst van de cohaniem is een eeuwige instelling.
Straks als de tempel er weer staat zullen de cohaniem hun taak weer uit gaan
voeren. Let wel de dienst van het volk op zich is een priesterlijke dienst.
(Exodus 19:6 En gij zult Mij een koninkrijk van priesters zijn en een heilig
volk.) Dus ook het volk en ook de koning hadden een priesterlijke dienst. Daar
wordt iets anders mee bedoeld dan de priesterlijke dienst van de
hogepriester en
de cohaniem
(priesters).
>Gij
zult heilige klederen maken. (28:2) Het hebben van kleding is een van
de symbolen dat we verschillen van dieren.
>maken
voor uw broeder Aharon, tot een prachtig sieraad (28:2b). Daarmee wordt
bedoeld: tot glorie en luister.
>Gij
zult heilige klederen maken voor uw broeder Aharon, tot een prachtig sieraad
(28:2). Zonder deze heilige kleding kunnen de priesters hun werk niet doen.
>Dan
zult gij de twee stenen op de schouderstukken van de efod zetten als
gedachtenisstenen voor de Israëlieten: Aharon zal hun namen ter gedachtenis
voor het aangezicht van de Eeuwige. (28:12). Door de dienst aan G’d wordt G’d
er iedere aan herinnert aan hen te denken.
>Dan
zult gij daarmede uw broeder Aharon en zijn zonen bekleden en hen zalven,
wijden en heiligen, zodat zij voor Mij het priesterambt bekleden kunnen
(28:41). Priesters in de priesterlijke dienst worden daadwerkelijk
priesterlijk gekleed, gewijd, gezalft en geheiligt.
>Dit
nu is wat gij hun doen zult, om hen te heiligen om voor Mij het priesterambt
te bekleden: Neem een jonge stier, en twee gave rammen, ongezuurd brood en
ongezuurde koeken, met olie aangemaakt, en ongezuurde, dunne koeken, met olie
bestreken; van fijn tarwemeel zult gij ze maken. Leg ze in een korf en draag
ze in de korf naderbij, met de stier en de beide rammen. (29:1-3). Deze offers
hebben te maken met het wijden van de priesters voor hun ambt. Straks als de
tempel er weer staat zal het weer op deze wijze gebeuren.
>en
zij zullen het priesterambt hebben tot een altoosdurende inzetting; zo zult
gij Aharon en zijn zonen wijden (29:9b). Ook hier wordt aangegeven dat het
aanstellen van de priesters een eeuwige inzetting is. Het houdt niet
plotseling voorgoed op. Ook nu de Tempel er niet is kunnen we geloven dat
alles toch weer hersteld wordt zoals G’d het heeft ingesteld. Zie ook 29:28
(Het zal ten behoeve van Aharon en ten behoeve van zijn zonen tot een
altoosdurende verplichting zijn voor de Israëlieten). Zie ook Ezech. 43.
>een
dagelijks brandoffer voor uw geslachten bij de ingang van de tent der
samenkomst voor het aangezicht van de Eeuwige, waar Ik met u zal samenkomen,
om daar tot u te spreken. Ik zal dan daar samenkomen met de Israëlieten, en
zij zullen door mijn heerlijkheid geheiligd worden (29:42, 43). De tempel (op
de berg Zion) is de plaats waar het volk Israël straks in zijn compleetheid
geheiligd wordt door de heerlijkheid van G’d. Zo zullen de volken ook
geheiligd worden. Zie. Jes. 2:2-5 En het zal geschieden in het laatste der
dagen: dan zal de berg van het huis van de Eeuwige vaststaan als de hoogste
der bergen, en hij zal verheven zijn boven de heuvelen. En alle volkeren
zullen derwaarts heenstromen en vele natien zullen optrekken en zeggen: Komt,
laten wij opgaan naar de berg van de Eeuwige, naar het huis van de God Jakobs,
opdat Hij ons lere aangaande zijn wegen en opdat wij zijn paden bewandelen.
Want uit Sion zal de wet uitgaan en het woord van de Eeuwige uit Jeruzalem. En
Hij zal richten tussen volk en volk en rechtspreken over machtige natiën. Dan
zullen zij hun zwaarden tot ploegscharen omsmeden en hun speren tot
snoeimessen; geen volk zal tegen een ander volk het zwaard opheffen, en zij
zullen de oorlog niet meer leren. Huis van Jakob, komt, laten wij wandelen in
het licht van de Eeuwige. Alsook Mal. 4:1,2 1 En het zal geschieden in het
laatste der dagen: dan zal de berg van het huis van de Eeuwige vaststaan als
de hoogste der bergen, en hij zal verheven zijn boven de heuvelen. En volkeren
zullen derwaarts heenstromen, 2 en vele natiën zullen optrekken en zeggen:
Komt, laten wij opgaan naar de berg van de Eeuwige, naar het huis van de God
Jakobs, opdat Hij ons lere aangaande zijn wegen en opdat wij zijn paden
bewandelen. Want uit Sion zal de wet uitgaan en het woord van de Eeuwige uit
Jeruzalem.
>Ik
zal dan daar samenkomen met de Israëlieten, en zij zullen door mijn
heerlijkheid geheiligd worden. Ik zal de tent der samenkomst en het altaar
heiligen (29:43,44) Zie ook Ezechiel 20:12 Ook gaf Ik hun mijn
sabbatten als een teken tussen Mij en hen, opdat zij zouden weten, dat Ik, de
Eeuwige, hen heilig.
Links voor bestudering
van het Thoragedeelte:
Nederlands:
http://www.joodsleven.nl/
http://www.nik.nl (onder Over Jodendom,
Parasje van de week)
http://bethhamidrash.org/online/parashat-hashavua/
Engels:
http://ravkooktorah.org/
http://www.machonmeir.net/
http://www.torah.org/learning/torahportion.php3
http://www.chabad.org/parshah/default.asp
http://www.shemayisrael.co.il/parsha/eylevine/Archives.htm
http://israelvisit.co.il/top/previous.shtml
|