Overzicht en geschiedenis van
diverse stromingen in de hedendaagse Joodse wereld.
Deze onderwerpen zijn behandeld
gedurende de periode 2007 t/m 2012 op de studiedagen in Dordrecht en
Antwerpen.
Mocht
u een geillustreerd exemplaar in pdf formaat via e-mail willen ontvangen
stuurt u dan a.u.b. een e-mail naar Rabbijn Daum (ahron.daum at pandora.be) of
naar ons
info at shalom-center.org. Dan wordt het u
toegestuurd. Rabbijn Daum geeft les aan vele studenten die over het
Jodendom, Joodse leven en Hebreeuws willen leren. Indien u geïnteresseerd
bent in een of meer van deze studies, neem dan contact met hem op
ahron.daum at pandora.be.
Sociaal, religieus en cultureel overzicht van
de ontwikkeling van het Jodendom
Prof Rabbijn Ahron Daum, B.A. M.S., Antwerpen
Wat
is het begrip Jahadoet (Jodendom): hoe is het ontstaan, wat houdt het
in en waar ligt de grens?
De
Franse revolutie bracht een enorme verandering teweeg in de Joodse
gemeenschappen die vanaf de Middeleeuwen in beschermde woonwijken (getto’s)
waren ondergebracht.
We
krijgen een grote afsplitsing van het tot dan toe uitsluitend Halachische
Jodendom (orthodoxie) met de komst van het reform liberale Jodendom.
Sociaal, religieus en cultureel overzicht van de ontwikkeling
van
het Jodendom
Inleiding
Het
woord Jodendom, in het Hebreeuws ‘Jahadoet’ en in de meeste Europese talen
Judaïstiek, is een synoniem voor het geloof van het Joodse volk, zijn
traditie, moraal en ethiek.
Dit
begrip is ontstaan als een antwoord op de confrontatie van de Joodse mens in
‘exil’ of ‘diaspora’ met zijn vreemde omgeving, en uit de vaste wil van zijn
existentie en verankering in het Joodse geloof en volk, parallel aan het
christendom en de islam.
Historisch wordt het begrip Judaïsme de eerste keer door de Joden in de
Hellenistische periode gebruikt om zich door deze benoeming van de heidense
of pagaanse cultuur en het polytheïsme af te zonderen.
Uit
dit begrip en deze onderscheiding ontstond ook het bewuste concept welke de
Joden als een aparte eenheid zowel maatschappelijk, nationalistisch als
politiek kenmerkte.
De
uiterlijke waarneming van het Jodendom als een godsdienst manifesteerde zich
voor de buitenstaander als een levensprogramma bestaande uit religieuze
verplichtingen, ‘Mitsvot’ of G’Ddelijke opdrachten die in de Joodse
Rabbijnse literatuur vnl. in de Halacha vastgelegd zijn. Dit geldt tot op de
dag van vandaag.
Dit
engagement is als de navelstreng en loopt als een rode draad doorheen het
Jodendom vanuit de Antieke Tijd (tijd van tweede Tempel) tot onze Moderne
Tijd, een periode van 2000 jaar.
In
het kader van het Jodendom hebben vele stromingen, oriëntaties, gedachten en
standpunten bestaan, soms parallel en soms tegenstrijdig aan elkaar, maar
altijd onder de eenheid ‘Jodendom’, ondanks de pluraliteit. Belangrijk is
dat in deze context vast te stellen is dat de groeperingen en sekten die het
Rabbijnse Jodendom en het Halachische kader negeerden of afschaften, als
consequentie niet meer tot het volk Israël mochten behoren. Voorbeelden
hiervan zijn de christelijke sekten, de Karaieten, de Sabbatisten, de
Sjaptai Swee aanhangers en nog andere.
Het
veel voorkomende verzoek om de Halacha en het Rabbijnse – Talmoedisch
verplichtende Jodendom te verzwakken of te beschadigen heeft post factum het
tegenovergestelde effect en heeft het Jodendom gerevitaliseerd en versterkt.
Het heeft zekerlijk bijgedragen tot een verfrissing en heeft een nieuwe
bloei teweeggebracht op alle facetten van het Jodendom zoals bv. in de
filosofie, de linguïstiek, de exegese, de ideologie, …
Met
de Franse revolutie (1789-1815) en haar idealen van broederlijkheid,
vrijheid en gelijkheid, vooral door de komst van Napoleon (1769-1821),
kwamen diepe veranderingen in de Joodse gemeenschappen. De honderden jaren
oude muren van de getto’s zijn als gevolg van deze ideeën in heel
West-Europa gevallen.
Het
eerste getto was in de vroege Middeleeuwen in Venetië ontstaan als een
beschermde woonwijk voor de Joden. Dit getto werd later gekopieerd en in
heel West-Europa opgetrokken. Joden werden gedwongen om binnen de muren van
deze getto’s te leven. Vandaag wordt dit met moderne ogen gezien als een
soort apartheid of discriminatie van de Joden, wat het ook werkelijk was.
Maar… in de getto’s genoten de Joden een unieke religieuze autonomie en was
de observantie van de Torah en de Halacha alsook de macht van het Rabbinaat
onvoorstelbaar vast geankerd. De periode van het getto was meteen ook de
bloeiperiode van het Rabbinaat.
Napoleon Bonaparte heeft consequent overal waar hij met zijn leger heentrok
en landen veroverde, er eerst voor gezorgd dat de muren van de getto’s
neerkwamen en dat de Joden gelijkgesteld werden met de rest van de bevolking
(emancipatie). De Joodse maatschappij heeft in deze periode grote,
diepgaande veranderingen ondergaan die zijn sporen naliet op de toenmalige
Europese bevolking. Deze veranderingen zijn tot op heden voelbaar. Vooral in
de West-Europese landen Duitsland en Frankrijk ontstond onder Mozes
Mendelsohn (1729-1786) de Joodse Haskala of de rationele beweging waarvan de
reform liberale beweging een kind is.
Deze reform liberale beweging heeft de vraag van integratie of assimilatie
van het Jodendom in de Westelijke, niet Joodse maatschappij gesteld en
gevorderd. In het begin van de jaren ’20 hebben Joodse denkers en filosofen
van verschillende rationele ‘haskala’-bewegingen zoals bv. Martin Buber
(1878-1965), Gerschom Scholem (1897–1982), Abraham Heschel (1907-1972) en
nog vele andere, het verzoek ondernomen aan het Jodendom vooral een ethisch,
nationaal en profaan gezicht te verlenen.
Het
religieus verplichtende engagement van het Jodendom bekeken zij vanuit een
historische bril omdat zij van mening waren dat het religieuze in een staat
van regressie, fragmentatie en decadentie op instorten stond. De
consequentie van deze vaststelling is dat het Jodendom nu te definiëren valt
vanuit het zicht van de areligieuze profane en Westerse maatschappij.
Volgens deze vaststelling moet het Jodendom op basis van nationaliteit en de
eigen staat (David Ben Gurion) met de eigen taal, het moderne Hebreeuws (Eliezer
ben Jehoeda), opnieuw gedefinieerd worden.
De
meeste aanhangers van de nationaal zionistische beweging hebben wel de
historisch Joodse traditie en religie als een wezenlijk element – sine qua
non- van het Jodendom gezien, en die als een verbindingselement gesteld met
het lot en de cultuur van het joodse volk.
Asher Ginsburg (1856-1927), bekend onder de naam ‘Achad Ha’Am’ en een denker
uit het moderne zionisme, propageerde een nieuw standpunt voor het moderne
Jodendom namelijk: het beklemtonen van het ethische element in de Joodse
cultuur, de Hebreeuwse cultuur die alle segmenten van het Jodendom zal
verenigen.
Martin Buber, een beroemd filosofisch niet-religieuze denker uit de 20ste
eeuw, bekeek het Jodendom als een historische spirituele beweging die de
hoofdelementen van eenheid (verenigd) wilde verwerkelijken.
Het
Jiddische begrip ‘Jiddiskeit’ is parallel aan het begrip Jodendom en drukt
vooral de belangen of fundamenten van een joodse populaire cultuur,
folklore, traditie en karakteristiek uit die het volk Israël van de
niet-joodse wereld apart houdt en onderscheidt.
Wij
willen hier dank en waardering uitspreken voor de Jiddische taal en cultuur
die een grote bijdrage geleverd heeft niet alleen aan het Jodendom maar ook
aan de niet-joodse wereld, dit door verschillende elementen van muziek,
dans, literatuur en cultuur.
Religieuze groeperingen en stromingen
binnen het Jodendom.
-
Het
Reform - Liberale Jodendom
Als
gevolg van de profane geest in de joodse maatschappij onder de invloed van
de emancipatie en de rationele bewegingen uit de 18de eeuw is het
reformeren van het Jodendom en het aanpassen aan de tijdgeest een onmisbaar
kenmerk van de nieuwe joodse Reformbeweging. Gedurende de laatste 200 jaar
is er een confrontatie tussen het conservatieve element binnen het Jodendom
–de ‘orthodoxie’- en deze vernieuwers, bekend als ‘de Reformbeweging’.
Net
als de Lutheraanse beweging die ontstond in de 16de eeuw, streeft
ook de Reformbeweging van het West-Europese Jodendom zowel spirituele
doelstellingen, zoals het bewaren van de hoofdprincipes en dogma’s binnen
het Jodendom, als politieke doelstellingen, na. Door het reformeren van het
religieuze element binnen het Jodendom hoopt deze nieuwe beweging aanvaard
en gelijkgesteld te worden aan de niet-joodse maatschappij.
Het
begin van de Reformbeweging mogen we aanzien met de vertaling van de
Pentateuch in het Duits door Mozes Mendelsohn (1729-1786). In zijn
commentaar bekend als ‘Bi’ur’ brengt hij rationeel gedachtegoed met
Torah-waarden in evenwicht.
Zijn volgelingen gingen, onder de leiding van David Friedländer (18de
eeuw), een stap verder door systematisch kunstmatige veranderingen en
‘verbeteringen’ aan te brengen in het religieuze conventionele Jodendom, en
zo werd de Joodse religieuze identiteit verzwakt. In feite hebben ze alleen
uiterlijke en oppervlakkige veranderingen bereikt die in wezen met de
fundamenten van het historische Jodendom botsten. Deze veranderingen
bedreigden ook het religieuze bestaan van de Joodse maatschappij in de
nieuwe tijd.
In
de 19de eeuw formuleerde men de theoretische definitie voor het
reform Jodendom:
Religieuze geboden en opdrachten ‘Mitsvot’ hebben in de Moderne Tijd geen
betekenis.
Ze
dienen enkel als een model van een religieuze beleving.
Met
bovenstaande definitie is duidelijk dat de Reformbeweging geen verplichting
meer ziet in het praktiseren van het religieuze Jodendom. Hiermee schrijft
ze zich af van het religieus praktiserende Jodendom.
Het
gebedenboek met de gebedsorders, ‘de Siddoer’ van deze beweging is in
Amsterdam in 1796 herzien. Vele religieuze gedichten ‘pioetiem’ zijn uit de
Siddoer geschrapt en de wekelijkse Sjabbat - voordracht van de Rabbijn werd
in de taal van het land voorgedragen. De eerste Reformtempel (gesticht in
1810 te Hamburg door de reformist Israël Jacobson, 1768-1828) werd door de
Reformbeweging bewust “tempel” genoemd en niet synagoge, om zo aan te duiden
dat er een afscheiding was van het nationale Messiaanse idee dat er een
wederopbouw mogelijk is van de Derde Tempel.
De
eerste reformisten waren zeer geëngageerd:
Ø
belangrijke veranderingen in het gebedsorder werden doorgevoerd,
Ø
hun
‘tempels’ werden gelijkgesteld aan de christelijke kerken door het invoeren
van een gemengd koor en een orgel die op Sjabbat en feestdagen werd
bespeeld,
Ø
het
podium of de bima werd naast het Torah-schrijn opgesteld en niet meer in het
midden van de synagoge
Ø
er
was geen scheiding meer tussen de geslachten in de zitorder in hun tempel.
Kortom, met de woorden van mijn vereerde mentor en Rabbi, Rabbijn doctor
Soloveitchik (1903-1993):
‘De
christianisering van de synagoge is één van de hoofddoelen van de
Reformbeweging’.
Hun
filosofie
Parallel ontwikkelde de nieuwe Joodse Reformbeweging
hun nieuwe theologische filosofie bekend onder de naam ‘Wissenschaft des
Judentums’ – Wetenschap van het Jodendom, onder de leiding van de stichter
Leopold Zunz (1794–1886):
o
De charismatische historicus en theoloog Abraham
Geiger (1810–1874), een tijdgenoot en
strijder van Rabbijn Samson Raphael Hirsch (1808-1888), historicus en
Bijbelcriticus, heeft het verzoek ondernomen om te bewijzen dat het Jodendom
in de loop van de generaties vele veranderingen en verbeteringen doorlopen
heeft en daarom moet het Jodendom als een historisch fenomeen open staan
voor veranderingen.
o
Het
onderliggende idee van de reformbeweging is dat het Joodse volk ophoudt een
volk als eenheid te zijn maar Jodendom staat voor de reformbeweging alleen
nog voor het geloof. Dit is een fundamentele verandering in de denkwijze van
het Reform Jodendom.
o
De rol van het Jodendom is universeel en kent vooral ethische en morele
waarden als voorbeeld voor de volken.
o
Aanhangers van deze beweging zagen zich als een religieuze sekte onder de
volken. Zo noemden zij zich bijvoorbeeld in Duitsland ‘Duitse Mozaïsche
gelovigen’.
o
Hun boodschap is een voorbeeld en licht te zijn voor de niet-Joodse wereld
volgens de erfenis van de profeten van Israël.
o
Het Reform Jodendom negeert categorisch de conventionele grondideeën zoals
het Messiaanse idee van de terugkeer naar Zion en de verzameling van alle
Joden uit Exil en diaspora. Een reform ideologie is dat het Messianisme
alleen een universeel idee is en niet meer nationaal. Als gevolg hiervan
hebben de gebeden en citaten over de herbouw van de Tempel en de nieuwe
introductie van de offers in de nieuw herbouwde Tempel geen plaats meer en
moeten dus afgeschaft worden.
o
De Sjabbat heeft men wel traditioneel op zaterdag ook in de reformbeweging
gehouden. Alleen in Berlijn werd deze naar de zondag verplaatst.
De opvoeding en educatie van de kinderen.
De traditionele ‘cheider’ –het strikt religieuze onderricht van de kinderen-
veranderde in de meeste reformgemeenten in Duitsland in gewone, moderne
scholen waarbij de algemene profane vakken prioriteit kregen op de
religieuze vakken. Religieuze vakken kregen enkel nog een onbeduidende rol
toebedeeld. Een moderne en bekende school is de beroemde Frankfurter
reformschool ‘Filantropien’ uit de 19de eeuw. Vele van de
afgestudeerden hadden geen Joodse identiteit, ook zijn vele studenten na hun
studies apostaat (afvallig) geworden.
Overzicht van de ontwikkeling van de Reformbeweging tot vandaag.
Hongarije
Buiten Duitsland kende de Reformbeweging veel minder succes, althans in het
begin, vooral dankzij de weerstand en oppositie van de Orthodoxie,
voornamelijk in Hongarije.
De Reformbeweging botste met een compromisloze en totale boycot van
Orthodoxe Hongaarse Joden die als gevolg hiervan een splitsing kende in twee
nieuwe blokken: de Orthodoxie en de Neologie (progressief).
De Orthodoxe groep zorgde o.l.v. Rabbi Moshe Sofer (1762 - 1839) met als
motto ‘vernieuwing van de Torah is verboden’, voor een totale scheiding op
alle niveaus met de Neologie of Reform progressieve beweging.
De Orthodoxen hebben zich gescheiden in eigen zelfstandige gemeenten en ook
de Neologen of Progressieve Joden stichtten eigen gemeenten of
gemeenschappen. Hierbij nam de Hongaarse Neologische Reformbeweging de
normatieve Halachische codex ‘Sjoelchan Aroech’ niet meer als basis en ook
niet meer als ‘bindend’ voor een religieuze joodse levensbeschouwing. In
1877 heeft de Hongaarse Neologische beweging een eigen nationaal Rabbijns
theologisch Seminarie gesticht, waarbij de meeste spirituele leiders van de
Reformbeweging uit Hongarije en daarbuiten studeerden en van hieruit
verschillende belangrijke Rabbinale functies bekleedden.
Groot Brittannië
In Groot Brittannië heeft men de eerste synagogale tempel in 1840 gesticht.
Kenmerkend voor de leiders van de Reformbeweging in Engeland is dat ze de
tweede feestdag (die geldt buiten Israël) niet in beschouwing nemen en deze
hebben afgeschaft.
Evenzo reduceerden zij de gebedsorder tot een minimum. Kenmerkend is dat de
lezing van de Torah op de oude Jeruzalemse manier opnieuw werd ingevoerd. Zo
worden elke Sjabbat slechts 21 zinnen uit de Torah gelezen in plaats van de
hele sidra, die volgens de Babylonische orde in de Orthodoxie werd ingevoerd
en veel meer tijd in beslag neemt.
Deze nieuwe beweging kende weerstand van de zeer bekende en kleurrijke
persoonlijkheid Sir Mozes Montefiore. (1784-1885). Zo kon de Reformbeweging
zich niet verder ontwikkelen. Toch kende ze belangrijke pionieren zoals:
·
Claude Montefiore (1858 - 1938)
·
Israel Abrahams (1858 – 1925)
·
Lillian Montague (20ste E.)
Deze drie pionieren hebben een net van liberale synagogen opgericht in Groot
Brittannië die vandaag wel een belangrijke rol spelen in het Britse
Jodendom.
Frankrijk.
Algemeen heeft de Reformbeweging in Frankrijk geen grote bloei gekend. Voor
de Shoa heeft een liberale groepering, bekend onder de naam ‘Israëlites’ de
eerste liberale synagoge gesticht in Parijs in 1930.
Na de Shoa nam het liberale Jodendom een rudimentaire rol in omdat de meeste
Joden in Frankrijk uit Noord-Afrika emigreerden en dus van Sefardische
afkomst waren en geen of weinig begrip toonden voor deze liberale beweging.
Of je was orthodox, of je behoorde niet tot een religieuze joodse stroming.
De Verenigde Staten van Amerika en Canada.
Het wereldcentrum van de Reformbeweging bevindt zich in de Verenigde Staten
van Amerika. Daar ontwikkelden zich de reformgemeenten volledig
onafhankelijk. De eerste tempel werd door Duits Joodse immigranten in 1841
in South Carolina gebouwd. In het midden van de 19de eeuw heeft
men belangrijke veranderingen in de gebedenboeken van de traditionele
gemeenten geïntroduceerd. De reformrabbijn Jitschak Meir Wise (1819-1900)
was de belangrijkste initiator en organisator gedurende een periode van 50
jaar. Onder zijn bewind kende het Reform Jodendom een echte bloei in
Noord-Amerika. Hij streefde ernaar om het Reform liberale Jodendom in
Noord-Amerika als toonaangevend te ontwikkelen, dit in contact met de
traditionele Orthodoxe gemeenschap om hen zo te beïnvloeden. Zijn
medestander binnen het Reform Jodendom in Amerika was een andere pionier, de
reformrabbijn David Einhorn (1809-1879). In tegenstelling tot Jitschak Wise
opponeerde hij vurig tegen elk contact met het religieus traditionele
Jodendom die volgens hem een ouderwetse Traditie was en niet compatibel met
de Moderne Tijd. Hij pleitte voor een universeel contact met de niet-Joodse
omgeving.
In 1875 heeft men in Cincinnati het Reform Rabbijnseminarie ‘Hebrew Union
College’ opgericht, die sinds dan tot de dag van vandaag het belangrijkste
centrum is voor het opleiden en rekruteren van jonge reform Rabbijnen alsook
voor het verlenen van de ordinatie tot Rabbijn, dit voor zowel vrouwen als
mannen.
In 1885 heeft men in een belangrijke conferentie te Pittsbourg, heel
kritische tonen geuit tegen de Halacha en de Talmoed. Men nam een zeer
distantiërende en afscheidende houding aan tegen elke zionistische gedachte.
Zelfs na de Balfour Declaratie in 1919, waar het Joodse volk een recht op
het ‘homeland’ in Palestina werd toegestaan, werd deze antizionistische
koers verder gevolgd door zeer beroemde leiders van hun beweging. Enkele
namen zijn Kohler Kaufmann (1843-1926); David Philipson (1862-1949); Emil
Hirsch (1870-1938).
Deze leiders zagen in de nationaal zionistische beweging hinder en
achteruitgang in hun streven om de Joden in de Verenigde staten te
‘amerikaniseren’. Het zionistisch idee was vooral van toepassing voor de
door pogroms vervolgde - en gediscrimineerde Joodse massa in Oost-Europa.
Hun radicale verandering in de instelling tegenover het zionisme is vast te
stellen aan de vooravond van de Shoa in Europa in 1937. Het Reform Jodendom,
dat het Jodendom van het prille begin tot nu alleen als een
geloofsgemeenschap zag, keerde zich, met de trieste gebeurtenissen in
Europa, af van hun vroegere ideeën en kwamen terug tot de oorsprong namelijk
dat de Joden een volk en natie zijn. De Reformbeweging ondersteunde het idee
van een Joodse heimat en een spiritueel centrum voor het Joodse volk in het
toenmalige Palestina.
We mogen deze verandering ook in het licht zien van de grote immigratie
(voor en na de tweede wereldoorlog) van Oost en West-Europese Joden naar
Amerika. Naast een sociale vooruitgang werd naar een meer traditioneel
nationaal georiënteerde Reformbeweging verlangd.
Deze nieuwkomers uit Europa hebben in de Amerikaanse Reformbeweging vele
veranderingen bewerkstelligd. Zij zijn langzamerhand ook de spirituele
leiders geworden die zeer geëngageerd het zionisme ondersteunden en de
moderne Hebreeuwse taal weer als een verenigd nationaal element zagen.
Een van de geprofileerde, kleurrijke en zionistische leiders is Magnes Judah
Leon (1877-1948). Hij bekleedde een populaire Rabbinale functie in Amerika,
heeft die opgegeven en emigreerde naar het toenmalige Palestina. Daar
stichtte hij de Hebreeuwse universiteit in Jeruzalem waar hijzelf de eerste
rector van was. Verder was hij een pionier op het gebied van het bestendigen
van de vrede tussen Joden en Palestijnen.
Als gevolg van de Shoa en de onvoorstelbare verwoesting en vernietiging van
het Europese Jodendom zijn de Joodse overlevenden van de uitroeiingkampen en
het bevrijde Europa massaal naar Amerika en het toenmalige Palestina
geëmigreerd om niet meer verder te moeten leven op de bloedige Europese
bodem en contact te vermijden met deze overwegend passieve, collaborerende
en koude omgeving.
Deze Joodse vluchtelingen en emigranten hebben zekerlijk in grote mate
bijgedragen aan de verandering van het antizionistische standpunt van 1897
van de reformbeweging. Met andere woorden, de reformbeweging reformeert
opnieuw. Hierbij staat ze nu volledig achter het zionistische idee en het
steunen van het oprichten van een Joodse heimat en staat in het land Eretz
Jisrael.
De zeer charismatische en zionistische leider van de Reformbeweging, Rabbi
Stefan Samuel Wise (1874-1949), samen met de zeer beroemde, sociaal
geëngageerde Rabbijn doctor Silver Abba Hillel (1893-1963) hebben in de
Verenigde Naties gevochten voor het oprichten van een Joodse staat in Eretz
Jisrael.
De Reformbeweging vandaag.
Het zionisme en het actief steunen van de staat Israël is een integraal deel
van het programma van de reformbeweging. In de reform georiënteerde Joodse
scholen wordt een grote klemtoon gelegd op het leren van het moderne
Hebreeuws. Folkloristische gewoonten en het vieren van de Joodse
traditionele feestdagen worden in grote lijnen wel behouden. De kasjroet
wetgeving wordt helemaal niet geobserveerd in de reformbeweging.
Een belangrijke vleugel van de actuele reformbeweging zoekt nader te komen
-‘rapprochement’- bij het traditionele Jodendom en is langzaamaan aan het
terugkeren en het adapteren van traditioneel religieuze fundamenten en het
verspreiden van liberale (gemakkelijke) ‘Mitsvot’. (religieuze opdrachten)
In de Reformgoedgekeurde Siddoer ‘Sja’aree Tefilah’ bevindt zich een
potpourri van poëtiem: traditionele, niet traditionele, profane en
humanistische gedichten.
G’D wordt soms in de mannelijke vorm, soms in de vrouwelijke vorm en soms
neutraal aangesproken.
In 1972 heeft het rabbinale seminarie voor het eerst een vrouw tot Rabbijn
geordineerd met alle rechten en plichten zoals hun mannelijke collega’s. Een
minderheid van de reformrabbijnen sluiten gemengde huwelijk af (tussen een
Joodse en niet-Joodse partner), wat natuurlijk onaanvaardbaar is voor het
orthodoxe en conservatieve Jodendom.
De reformbeweging heeft geen algemeen verplichtende richtlijnen voor opname
in het Jodendom. Zelfs de besnijdenis voor mannen en het dopen in het
rituele bad, die sine qua non zijn voor de Halacha, zijn in het Reform
Jodendom helemaal facultatief. In principe is de instelling van de Rabbijn
die voor de opname verantwoordelijk is, heel individueel interpreteerbaar.
Algemeen objectief gesproken is een opname procedure zeer gemakkelijk, zeer
snel en is er geen verdieping. Heel anders dus dan een conventionele
religieuze traditionele opname in het Jodendom volgens de verwachtingen en
criteria van de Halacha. Het is niet verwonderlijk dat het hoofdrabbinaat in
Israël en het hele religieuze establishment in Israël een reform-gioer niet
erkent en in principe altijd politiek streeft een wettelijke regeling tegen
reform-gioer in de Israëlische grondwet te brengen, wat grote gevolgen heeft
voor de immigratie en integratie van de mensen die met een reform-gioer
komen.
De reformbeweging heeft ook geprobeerd in het moderne Israël wortel te
schieten. Zo heeft men in 1958 de eerste reformgemeente in Israël gesticht,
maar echt succes heeft deze reformbeweging niet gekend en ze heeft zich dan
ook niet kunnen verspreiden binnen Israël. De reden hiervoor is dat de
Israëlische maatschappij vermoedelijk gepolariseerd is in twee blokken:
ofwel ben je traditioneel religieus georiënteerd ofwel ben je areligieus of
zelfs antireligieus. Een niet verplichtende religiositeit die de
reformbeweging hanteert, spreekt heel weinig Israëli’s aan.
De reformbeweging heeft ook een Rabbinaal seminarie in Jeruzalem gesticht en
verplicht gemaakt dat elke reformrabbijn een bepaalde tijd in Israël moet
studeren om de Hebreeuwse taal machtig te zijn, verder moet hij een
zionistische oriëntatie hebben om zo later, als hij of zij in Amerika als
reformrabbijn het ambt neemt, het zionistische gedachtegoed tussen de
gemeenteleden te kunnen verspreiden.
Reformrabbijnen zijn niet erkend in Israël en mogen niet een religieus joods
huwelijk afsluiten en niet als militaire rabbijnen in het Israëlische armee
dienen.
Het Reform Jodendom kent geen religieuze echtscheidingen wat een groot
probleem veroorzaakt voor het hoofdrabbinaat in Israël en het religieuze
establishment.
2. Het Conservatieve Jodendom
(Massorti – of traditioneel Jodendom)
Het conservatieve Jodendom was tot recent de grootste onder de religieuze
Joodse stromingen in de Verenigde Staten van Amerika. Deze beweging
probeerde de gulden middenweg te zijn tussen de orthodoxie en het Reform
Jodendom. Verder heeft dit segment van het Jodendom een middelweg willen
zijn tussen:
·
het conservatieve bewaren van millennia oude voorschriften (Mitsvot) en
gewoonten die vastgesnoerd en verspreid zijn in het traditionele religieuze
Jodendom enerzijds en
·
het aanpassen van de Halacha aan de Moderne Tijd anderzijds.
De stichters van deze beweging zijn allen volgelingen van Rabbijn Zacharias
Frankel (1801-1875). Hij was Rabbijn, wetenschapper en kritische onderzoeker
van de Talmoed. Verder is hij een van de belangrijkste initiatiefnemers van
het ‘Wissenschaft
des Judentums’. Hij propageerde voor een evolutionaire en natuurlijke
verandering van de Halacha, zonder uiting van protest of opstand tegenover
deze Halacha.
Zijn thesis en standpunt hebben wel weerstand en afkeuring gekend, zowel van
de orthodoxie die tegen elke soort van verandering in de Halacha is, als van
de reformbeweging die voor een totale en radicale verandering staat.
Het
proces van de amerikanisering van de emigrerende massa van Oost-Europese
Joden veranderde voortdurend zowel qua cultuur als qua levensvorm.
De
tendens van de a-religiositeit van de Amerikaanse maatschappij vorderde een
aanpassing en verandering van het religieuze leven van de langzaam maar
zeker assimilerende Joodse gemeenschap. Het is daarom niet verwonderlijk dat
de Amerikaanse Joodse Reformbeweging zo een groot succes kende in het midden
van de 19de eeuw. Een groot deel van de Amerikaanse Joden sloot
zich bij deze beweging aan. Toch hadden geprofileerde leiders van de
Amerikaanse Joodse Reformbeweging grote bedenkingen en een
teruggetrokkenheid tegenover deze extreme veranderingen die tot ignorantie
van de Joodse massa leidde en uiteindelijk assimilatie teweegbracht.
Deze leiders besloten zich van de Reformbeweging af te sluiten en een
beweging met een nieuwe synthese te zoeken.
Een
avant-garde van de conservatieve beweging was Lesser J. die in 1829 een
nieuw kader voor de siddoer uitgaf. Het traditionele conservatieve element
werd enerzijds bewaard en anderzijds werden bepaalde gebeden veranderd of
weggelaten.
In
1867 hebben pionieren van de conservatieve beweging het instituut
‘Maimonides’ gesticht, waar de ideologie en de grondlijnen van de
conservatieve beweging tot stand werden gebracht. Deze eerste officiële
leerinstelling heeft zich wel in 1887 geëvolueerd tot de beroemde ‘Jewish
Theological Seminary’, een Rabbijn hogeschool, die zich in New York vestigde
en tot heden het belangrijkste centrum is voor de rekrutering van Rabbijnen
van de conservatieve beweging.
De
definitieve scheiding met de reformbeweging gebeurde op de reformconventie
in Pittsbourg in 1885. De oorzaak hiervoor was dat de reformbeweging
verklaarde dat alle praktische Mitsvot niet bindend meer waren.
Kohler Kaufmann (1843-1926) weigerde in te gaan op het protest van de meer
conservatief georiënteerde Rabbijnen. Deze laatste vorderden voor een
matiging van deze beslissingen en een meer conservatieve oriëntering van de
reformbeweging.
De consequentie van deze weigering was dat een belangrijke vleugel, namelijk
de meer conservatief georiënteerde Rabbijnen, zich van de reformbeweging
afsplitste en uittrad.
Deze pionieren van de conservatieve beweging stichtten een nieuw academisch
theologisch seminarie met traditioneel conservatieve oriëntering die tot op
heden een van de bekendste instituten is voor het studeren van Jodendom op
hoog niveau. Als rector van dit seminarie werd de beroemde judaïst,
wetenschapper en archeoloog Solomon Schechter (1847- 1915) benoemd. Solomon
Schechter had grote historische verdiensten in de ontdekking van de 800 jaar
oude ‘genisa’ (archief van de Eliyahu Hanavi-synagoge in Cairo, Egypte) waar
hij handgeschreven en persoonlijke ondertekende manuscripten van Maimonides
(1135 –1204) vond. Deze zijn te bezichtigen in de beroemde Judaica
bibliotheken van Oxford en de Jewish Theological Seminary of New York.
In het begin zocht de conservatieve beweging naar een gemeenschappelijk
element met de orthodoxe beweging.
Zo heeft men in 1988 een vereniging gesticht die eendracht en harmonie moest
brengen tussen deze twee stromingen.
Maar op grond van een beslissing van de orthodoxie, die het Rabbijnse
conservatieve seminarie niet erkende en dus de bevoegdheid van dit seminarie
om de Rabbijnse ordinatie te verlenen in vraag stelde, hield deze beweging
op te bestaan.
Dit mislukte verzoek om de conservatieve beweging samen met de orthodoxe
Joden te verenigen mondde uit in een zelfstandige beweging die tot heden
actief en bekend is onder het conservatieve Jodendom.
Rabbijnse gegradueerden van het Jewish Theological Seminary hebben zich in
eerste lijn gedefinieerd als bewaker en verspreider van de Joodse Traditie.
Naast het Rabbijnse Seminarie heeft men in 1901 een dakorganisatie van alle
conservatieve Rabbijnen opgericht onder de naam ‘Assembly of Jewish Rabbies’
of Amerika. Parallel richtte men in 1913 een vereniging op van alle
conservatieve gemeenten en synagogen.
Na de dood van Solomon Schechter (1847- 1915) sluitte Menachem Mordechai
Kaplan (1881 –1983) zich aan bij de conservatieve beweging.
Het ‘r e c o n s t r u c t i o n i s t J u d a i s m’ van Mordechai
Kaplan
Mordechai Kaplan (1881 –1983) was een complexe en kleurrijke
persoonlijkheid, maar uiterst controversieel.
Hij is geboren in Litouwen en heeft er traditionele, Talmoedische studies op
hoog niveau genoten.
Later promoveerde hij aan het conservatieve ‘Jewish Theological Seminarie’ (J.T.S)
tot Rabbijn. Hij begon zijn Rabbijnse roeping als orthodoxe Rabbijn van de
bekende ‘Kehilath Jeshurun’ in New York –Manhattan. Verder was hij een van
de grondstichters van de moderne orthodoxe synagogale beweging ‘Young
Israel’ die zich vooral met de moderne, orthodoxe jeugd en jonge koppels
bezighoudt. Later is hij met zijn theologische en zeer controversiële thesen
en ideeën geëxcommuniceerd uit de moderne orthodoxe beweging. Vervolgens
heeft zelfs de conservatieve beweging zich van hem als ‘persona non grata’
gedistantieerd.
Als gevolg van deze distantiëring en excommunicatie heeft Mordechai Kaplan
zelf een eigen beweging binnen het Jodendom gesticht:
‘R e c o n s t r u c t i o n i s t J u d a i s m’.
In tegenstelling tot het conventionele conservatieve Jodendom, gesticht door
Solomon Schechter (1847- 1915), heeft Mordechai Kaplan een volledig andere
revolutionaire beweging gesticht. Terwijl het conservatieve Jodendom als
oriëntatiepunt een continuïteit van het historische Jodendom inhoud, met
tezelfdertijd een aanpassing aan de evolutionaire moderniteit, bevatte de
beweging van Mordechai Kaplan
een controversiële theologie en ideeën die voor de meeste religieuze en
zelfs conservatieve Joden onaanneembaar was.
Welke theologische ideeën en doctrines houdt deze beweging in?
Op sociaal vlak
Mordechai Kaplan ziet in het Jodendom een elitaire cultuur die boven het
nationale (en geografische) kader staat. Zijn concept en begrip van het
Jodendom is pragmatisch, efficiënt en solidair. Alle diaspora - Joden moeten
volgens hem solidair verbonden zijn met elkaar.
Op theologisch vlak
Het Jodendom moet zich aanpassen aan de voortdurende veranderende
omstandigheden en zich opnieuw reconstrueren of opbouwen.
De ideeën van Mordechai Kaplan, in zijn ‘R e c o n s t r u c t i o n i s t
J u d a i s m’, hebben nergens aan populariteit gewonnen, zelfs niet in de
Reformbeweging. Vandaag zijn zeer kleine kringen actief in de Angelsaksische
landen die een nihilistische invloed hebben op het Jodendom. Het zijn echte
buitenstaanders.
Terug naar het Conservatieve Jodendom
Onder invloed van communale leiders van de conservatieve beweging in de
jaren 1940 zijn belangrijke veranderingen in de Halacha genomen die voor de
orthodoxie onaanneembaar zijn. Zo was er geen brug meer mogelijk tussen de
orthodoxie en het conservatieve Jodendom.
Voorbeelden uit het grote scala van veranderingen:
·
Het probleem van ‘Aguna’. Een vrouw die geen religieuze echtscheiding van
haar man ontvangen heeft omdat de man vb. spoorloos verdwenen is of de man
weigert de echtscheiding te geven. Volgens de conventionele Halacha kan deze
vrouw niet meer huwen en is geankerd - ‘Aguna’.
Het conservatieve Jodendom ziet wel de mogelijkheid een religieuze
echtscheiding uit te voeren als de man weigert.
·
Sjabbat. Het conservatieve Jodendom ziet de mogelijkheid om op Sjabbat met
de auto te rijden als men naar de synagoge gaat. Als iemand buiten een
Joodse gemeenschap woont, mag hij volgens het conservatieve Jodendom met de
auto rijden om de dienst of godsdienst te volgen. Het Halachische Jodendom
verbiedt dit helemaal en is van mening dat in dergelijk geval de persoon
beter thuis davvent dan de Sjabbat te profaneren.
·
Het gebruik van een microfoon op Sjabbat. Het Halachische Jodendom verbiedt
helemaal het gebruik van elektrische toestellen, inclusief het gebruik van
een microfoon.
·
Zelfs als de microfoon voor Sjabbat ingesteld is, mag hij niet op Sjabbat
gebruikt worden omdat de vibraties van de luidspreker een afleiding vormen
van het werkverbod ‘vuur maken’. Het conservatieve Jodendom ziet dat niet
als een probleem. Ook muziekinstrumenten, meestal een orgel, worden door de
conservatieve beweging toegelaten op Sjabbat.
·
De zitorde in de synagoge. In het Halachische Jodendom zijn de geslachten
streng gescheiden tijdens het gebed in de synagoge en zelfs ook tijdens
feestelijke gelegenheden zoals huwelijksdiner, Bar Mitzvah,… Dit religieuze
voorschrift van deze aparte zitorde bij mannen en vrouwen is afgeleid van de
Tempel in Jeruzalem. Het conservatieve Jodendom heeft de aparte zitorde,
zelfs in de synagoge, afgeschaft en zo heeft een conservatieve synagoge meer
en meer een kerkelijke uitstraling.
·
Ordinatie van vrouwen als Rabbijnen. Het Halachische Jodendom kent niet de
ordinatie van vrouwen, omdat er geen precedent is in de vroege Talmoedische
of Halachische literatuur. Er is geen traditie en geen Halachische,
religieuze fundering in het Jodendom dat vrouwen als Rabbijn mogen fungeren.
Het conservatieve Jodendom heeft zich hier aangepast aan het reform Jodendom
en zo heeft het Jewish Theological Seminary in de laatste decennia vrouwen
tot Rabbijn gepromoveerd die binnen de conservatieve beweging op hetzelfde
niveau staan als hun mannelijke collega’s. Voor het Torah-getrouwe Jodendom
is zoiets echt vreemd en het is storend om een vrouw te zien met een kippa,
een tallit of tefillin. Vrouwen die opgeroepen worden om de Torah te lezen
of die een huwelijksscene gaat uitvoeren is binnen de orthodoxie
onvoorstelbaar.
·
Gioer – opname binnen het Jodendom.
Het Halachische Jodendom vraagt, met betrekking tot de opname in het Joodse
volk en gemeenschap, een zeer restrictieve houding en stelt rigoureuze
eisen, gepaard zijn met een hoog studieprogramma. Na een uiteindelijke
beslissing van een Beit Din behoort de ‘gioeriem’ officieel tot het Joodse
volk. Het conservatieve Jodendom vraagt minimale vorderingen van een zeer
oppervlakkige kennis van het Jodendom, nauwelijks leesvaardigheid van de
siddoer en een zeer informele gioer-procédure in een relatief recordtempo.
Al deze beschreven veranderingen en nog vele meer, hebben de kloof tussen
het Torahgetrouwe Jodendom en het conservatieve Jodendom groter gemaakt.
Vandaag erkent het Halachische Jodendom alle religieuze handelingen uit het
conservatieve Jodendom zoals echtscheiding, gioer, huwelijk, … niet. Dit
heeft vooral consequenties in de staat Israël waar het hoofdrabbinaat op de
Halachische fundamenten ‘Sjoechan Aroech’ gebaseerd is en afwijkende
veranderingen niet tolereert of erkent.
In Amerika heeft de conservatieve beweging wel een groot succes en bloei
gekend (bereikte bijna 50% van de religieus geëngageerde Joden), vooral na
het einde van de tweede wereldoorlog. Dit dankzij een reorganisatie en
modernisering van de religieuze opvoeding binnen de conservatieve
gemeenschap. Ook via publicatie van wekelijkse en maandelijkse prospecten,
kranten en zelfs mediaprogramma’s zoals TV- en radio uitzendingen,
internet,… groeide de beweging.
Vele van de conservatieve leiders en hun leden waren en zijn zionistisch en
pro-Israël gezind. Na de zesdaagse oorlog is dit engagement nog sterker
geworden.
Aan het conservatieve Jodendom binnen Amerika en Canada zijn 800 gemeenten
aangesloten.
In Israël zelf heeft het conservatieve Jodendom de naam ‘Massorti- beweging’
(traditioneel) aangenomen. Deze beweging heeft in de loop van de laatste
decennia een bepaald succes gekend, maar stelde daar nooit een echte
bedreiging en uitdaging voor het ingeburgerde en orthodoxe Rabbinaat en
religieuze leven in Israël.
Het ‘Jewish Theological Seminary’ heeft een filiaal in Jeruzalem bekend
onder de naam ‘Nevè Schechter’.
Het moederseminarie verplicht al zijn Rabbinale graduaten een jaar in het
Israëlische filiaal door te brengen om de Hebreeuwse taal, het moderne
Ievriet vloeiend te kunnen gebruiken. Verder wordt deze procedure ingevoerd
om een levensechte ervaring met de Israëlische maatschappij, cultuur en het
land te hebben, alsook om het zionisme in de hand te werken.
3. Het Orthodoxe Jodendom
Definitie van de term ‘orthodoxie’.
De orthodoxie begrijpt zich als de authentieke stroming die het historische
Jodendom representeert en verwezenlijkt, zoals het zich in de loop van de
lange ontwikkelingsperiode gedurende drieënhalf millennia gevormd heeft: Het
Jodendom van de Halacha.
Deze stroming was rotsvast in de loop van zijn lange ontstaansgeschiedenis.
Tegen alle verzoeken van veranderingen en aanpassingen naar ‘reformering’,
en het slopen van de muren van de Halacha heeft het zijn oorsprong, echtheid
en karakter kunnen bewaren.
Het gebruik van de term ‘orthodoxie’ (letterlijk uit het Grieks: het juiste
en ware geloof) is eind 18de eeuw in gebruik gekomen. Volgens
mijn eigen vermoeden is dit misschien ook een ontlening aan het christendom
waar ook een orthodoxe stroming bestaat, die zich als de authentieke
representant van de christenen ziet.
Met zekerheid hebben de Joodse rationalisten, ‘maskilim’ op een sarcastische
manier deze term geïntroduceerd. De Joodse rationalisten in Duitsland,
vooral de school van Mendelsohn, hebben hun Torahgetrouwe tegenstanders als
orthodoxen bestempeld, met de beschuldiging dat deze vrome Joden onflexibel
vasthouden aan de routine van de Halacha, zonder zich open te stellen voor
verandering.
In de loop van de 20de eeuw heeft men de orthodoxe Joden uit
Oost-Europa als vromen of piëtisten (Haredi) beschouwd. Deze twee nieuwe
benoemingen heeft men na het ontstaan van de staat Israël in 1948 in de
moderne Israëlische maatschappij vervangen door ‘religieuzen’ vis-à-vis ‘de
seculiere of profane Joden’. Deze bewuste sociale fragmentering binnen de
Israëlische maatschappij veroorzaakte een polarisering en een cultuur clash
die tot op heden voortduurt.
Het ontstaan van de orthodoxe stroming.
Bepaalde kringen binnen het 18de eeuwse Jodendom wilden
transparantie, openheid en doorzichtigheid brengen, alsook sociale
veranderingen en aanpassingen in de Joodse maatschappij. Dit om de kloof te
dichten met de niet-Joodse omgeving.
Deze streefdoelen hebben bij de Torahgetrouwe Joden of ‘orthodoxen’ als
reactie een terugtrekking, isolatie en introversie veroorzaakt.
Men kan met recht Rabbi Moshe Sofer-Schreiber (1762-1839), bekend in de
Rabbijnse wereld naar zijn halachische werk ‘Chatam Sofer’, aanzien als de
voorvechter van een splitsing en afzondering met de niet Torahgetrouwe
Joden. Rabbi Moshe Sofer was de meest gerespecteerde halachische autoriteit
en leider van de Hongaarse orthodoxe Joden. Hij was afkomstig van Frankfurt
Am Mein en een volgeling van Rabbi Nattan Adler (1741-1800) en van Rabbi
Pinchas Horovitz (1731-1805). Deze twee mega Rabbijnen en geleerden op het
gebied van Talmoed en Kabbala, leefden tijdens de 18de eeuw, toen
een glorierijke periode van het Torahgetrouwe Asjkenazische Jodendom, in
Frankfurt (Duitsland). Zij waren de spirituele mentoren en begeleiders van
de jonge Rabbi Moshe Sofer.
Rabbi Moshe Sofer zag als jonge Talmoedgeleerde hoe het authentieke Jodendom
in Duitsland een langzame dood stierf door de opkomst van de toen
rationalistische beweging, onder leiding van Mozes Mendelsohn. Inderdaad
vielen de muren van de Joodse getto’s in Europa, maar tezelfdertijd parallel
met deze emancipatie van de Joden, was het Torahgetrouwe Jodendom bijna
verdwenen in Asjkenaz Duitsland. Als leidmotief tegen deze vernieuwers van
het Jodendom heeft Rabbi Moshe Sofer de bekende Talmoedzin ‘Chadasj asoer
min HaTorah’ – letterlijk: de nieuwe gerstoogst is van de Torah verboden tot
het omeroffer gebracht is-, figuurlijk aangewend om alle vernieuwingen (Chadasj)
toegebracht aan het Jodendom, van de Torah te verbieden.
Rabbi Moshe Sofer was begrijpelijk een fervente tegenstander van elke
verandering:
·
Gebedsorder: siddoer of introduceren van een andere gebedstaal.
·
Synagoge: verplaatsing van het bima (podium) van het centrale middelpunt
naar voor, tot aan de Heilige Ark, introduceren van een orgel (imitatie van
de kerk).
·
Joodse opleiding of opvoeding: de reductie van de honderden jaar oude
traditie en introductie van algemene vakken als hoofdstudie.
·
Orders van de gemeente: vb. vrouwen die belangrijke posten innemen binnen de
gemeenteraad, seculiere Joden die over religieuze zaken beslissen.
·
Tegen elke ideologische of nieuwe oriëntering die niet conform is met de
authentieke millennia oude Joodse erfenis: Messianisme zal volgens het
Reform Jodendom een universele gebeurtenis zijn en niet een nationaal
religieus belang van het Jodendom.
De conservatieve gemeenten, bekend onder de naam ‘Neologen’, die zich
langzamerhand in Hongarije ontplooiden en een serieuze religieuze factor
binnen het Hongaarse Jodendom waren, hebben als tegenreactie de Hongaarse
orthodoxie tot een standpunt van totale afscheiding van elke vernieuwende
beweging binnen het Jodendom gebracht. Zo heeft Rabbi Moshe Sofer, bekend
als ‘Chatam Sofer’ en ook zijn zoon Rabbi Shmuel Nathan Sofer (1815-1867)
gepleit voor orthodoxe afscheidgemeenten, die geen contact met de
neologische conservatieve gemeenten onderhouden, zelfs op algemeen niet
religieuze communale basis.
In feite heeft deze afscheiding tot een bepaalde ultra-orthodoxie in
Hongarije geleid die historisch begrijpelijk is als een bolwerk tegen
mogelijke invloeden van de Haskala rationele beweging in West- en
Oost-Europa. Deze Haskala rationele beweging binnen het Jodendom heeft grote
veranderingen gebracht in de manier van aankleden van zowel de Joodse mannen
als vrouwen naar de Europese mode in plaats van de ‘getto-chasidische
kleding’. Verder was er ook de verandering in het gebruik van de landstaal
in het alledaagse leven in plaats van het Jiddisch. Natuurlijk streefde de
rationele Haskala beweging ook naar een opening binnen het cultureel leven
zoals het lezen van wereldliteratuur en bellettristiek of het bezoek aan
theater en opera, in plaats van het gewone honderden jaren oude Torah
studeren in de vrije tijd.
Andere Hongaarse orthodoxe Rabbijnen hebben na de dood van de ‘Chatam Sofer’
nog extremere en compromislozere richtlijnen vooropgesteld.
Zo heeft bijvoorbeeld een volgeling van de ‘Chatam sofer’, Rabbi Hillel
Lichtenstein (1815-1891) orthodoxe Rabbijnen die in de Hongaarse landstaal
spreken in plaats van het honderden jaren oude Jiddisch, laten
excommuniceren. Parallel vinden we op Europees vlak ook dezelfde extreme
houding in Slovakije en Galicië, Polen. Daar hebben chassidische ‘rebbes’
van verschillende dynastieën, in het bijzonder de Satmar of de Munkacz
beweging, tijdens de 20de eeuw elke vernieuwing binnen het
Jodendom geboycot en een slaafs vasthouden aan de oude traditie met in het
bijzonder de traditionele Joodse Chassidische getto-kleding doorzet.
Verder waren ze gekant tegen elke algemene opleiding van de orthodox
chassidische massa.
Het is wel historisch opvallend dat in Duitsland, Asjkenaz, het geboorteland
van de Haskala rationale beweging en het reform Jodendom van de school van
Mozes Mendelsohn, de orthodoxie een heel nieuwe koers vaarde, die bekend is
als de moderne orthodoxie.
Deze moderne orthodoxie, die nog altijd een zeer grote invloed heeft, is
gevormd en gesticht door een van de mega Rabbijnse persoonlijkheden van de
19ste eeuw, Rabbi Samson Rafaël Hirsch (1808-1888). Om deze
persoonlijkheid in zijn werk te waarderen, volgen hier een paar belangrijke
biografische data:
·
Hij is geboren in Hamburg in 1808 en heeft zowel algemene studies als Joodse
studies in zijn jeugdjaren gevolgd. Zijn Joodse studies deed hij onder de
zeer bekende Rabbijn van Hamburg, Chacham Isaak Berneys (1792-1849).
·
Chacham Berneys pleitte voor een intensieve Joodse Rabbijnse en Talmoedische
opleiding, gekoppeld aan een gefundeerde wereldopleiding.
·
De jonge Samson Rafaël Hirsch heeft nog onder de bekende Rabbijn van
Hamburg, Rabbi Jacob Ettlinger (1798-1871) intensieve Rabbinale en
Talmoedische studies gevolgd.
·
Parallel volgde de jonge Samson Rafaël Hirsch universiteitsstudies in Bonn.
Hij promoveerde met een doctoraat in Semitische filologie. Interessant te
bemerken is dat zijn grootste tegenstander, Abraham Geiger (1810–1874), op
dezelfde tijd ook deze universiteit bezocht. Toen discussieerden zij samen
over Talmoed en het Rabbijnse Jodendom en wandelden samen onder het
bespreken van Goethe en Schiller.
De glorierijke gemeente van Frankfurt am Main die honderden jaren lang model
stond voor de andere Europese gemeenten als de ‘moedergemeente Israël’,
hadden vooraanstaande Rabbijnen aan de leiding van deze gemeente.
Enkele bekende namen zijn:
-
Rabbi Jacob
Joshua Falk (1680 - 1756)
-
Rabbi
Pinchas Horowitz (1731-1805)
-
Rabbi
Nathan Adler
(1815-1867)
Ze zijn vooral bekend als zeer grote autoriteiten op het gebied van Talmoed
interpretatie en - commentaar. Verder was Rabbi Nathan Adler ook bekend als
een groot Kabbalist.
Deze Asjkenazische Joodse charismatische gemeente Frankfurt am Main was in
de 19de eeuw onder invloed van de rationele reformbeweging,
waarbij het orthodoxe element praktisch niet meer bestond.
Enkele Torahgetrouwe families, meerbepaald zeven, hebben Rabbi Samson Rafaël
Hirsch in 1851 tot Rabbijn van deze kleine orthodoxe groep genomineerd.
In de loop van zijn bijna 40-jarige roeping heeft Rabbijn Samson Rafaël
Hirsch deze kleine kerngemeente in een onafhankelijke gemeente opgebouwd,
los gekoppeld op alle niveaus van de bestaande grote reformgemeente (‘Austrittsgemeinde’)
Hij gaf deze de naam ‘Israëlitisch Religieus Gezelschap’ (IRG). Ze had een
eigen infrastructuur zoals een basisschool en een secundaire school voor
jongens en meisjes, waarbij de nadruk gelegd werd op zowel Joodse als
algemene vakken. Dit was revolutionair in Europees orthodoxe kringen.
Deze gemeente stond model voor vele onafhankelijke orthodoxe gemeenten in
West-Europa, die zich loskoppelden van de hoofdgemeente, die Reform was.
De filosofie van Rabbijn Samson Rafaël Hirsch is dat Torah gepaard moet gaan
met algemene opleiding. (Torah im Derech Eretz)
Dit betekent dat joodse religieuze mannen en vrouwen van hun kindsheid af,
ook een algemene opleiding moeten genieten. Daarom heeft Rabbi Samson Rafaël
Hirsch het als één van zijn opdrachten gezien om een religieuze orthodoxe
school in Frankfurt te stichten. Er was een afdeling voor zowel jongens als
meisjes. Deze school, met de naam ‘Israëlitische Realsjoele’, heeft
letterlijk honderden, resp. duizenden kinderen opgeleid. Deze afgestudeerden
konden later ook aan de universiteit en hogeschool hun studies vervolgen.
Meestal bleven ze daarbij trouw aan hun religieuze orthodoxe opvoeding.
Het schoolgebouw van de Israëltische ‘Realsjoele’ was een van de weinige
joodse gebouwen die niet vernietigd was tijdens de Shoa.
Als ik Opperrabbijn was van de joodse gemeente Frankfurt Am Main, werd ik
vaak door de schooldirectie uitgenodigd om te vertellen over Rabbi Samson
Rafaël Hirsch en de voorgeschiedenis van deze school.
De Realsjoele, de conceptie en de levensfilosofie van Rabbi Samson Rafaël
Hirsch stond zeker model voor de stichting van de ‘Bar Ilan’ Universiteit in
Israël en de Yeshivah-Universiteit in New York.
Om zijn ideeën en levensfilosofie, van hoe men Torah en moderniteit kan
harmoniëren, heeft Rabbi Samson Rafaël Hirsch, vele publicaties en
belangrijke werken geschreven.
Zo was er het zeer beroemde werk ‘Choref’ of ‘de Negentien Brieven’,
geschreven voor de verdwaalde Joodse jeugd in Duitsland.
Dit werk bevat inhoudelijk een discussie tussen een orthodoxe geleerde Uziël
en een vrijdenkende Jood over de tijdproblemen van toen. Het standpunt van
het Torahgetrouwe Jodendom werd duidelijk naar voor gebracht. Hierdoor had
Rabbi S. R. Hirsch de bedoeling de jonge lezer van de orthodoxie te
overtuigen.
Zijn genialiteit en originaliteit blijkt uit zijn monumentale klassieke
Torahcommentaar over de Pentateuch, Sidoer en psalmen. Dit commentaar is
gekenmerkt door een intellectuele frisheid, een enorme filologische kennis
van alle Semitische talen en prachtige en zeer leerzame gedachten, waardoor
zijn levensfilosofie van ‘Torah im Derech Eretz’ duidelijk naar voor wordt
gebracht.
Zijn commentaren zijn in vele talen, inclusief het ‘Ievriet’ vertaald, en
zijn nog altijd voor vele mensen een aantrekking om te studeren.
Behalve dat was Rabbi S.R. Hirsch een zeer energetisch publicist en een van
de redacteuren van het beroemde maandelijkse tijdschrift ‘Israëliet’. Men
pleegde in Duitsland te zeggen dat het Torahniveau van dit tijdschrift zo
hoog was, dat men ‘de handen moest wassen, vergezeld met de Torahzegening’
voor men dit tijdschrift begon te lezen. Ik denk dat er kan gezegd worden
dat er vandaag jammer genoeg, geen enkele joodse krant uitgegeven wordt,
waar men dit van kan zeggen.
Samengevat mogen we stellen dat Rabbi S.R. Hirsch een positieve instelling
had voor cultuur in de brede zin van woord, alsook voor een algemene
seculiere opleiding. Onder dit laatste verstaat men de wetenschap, de
algemene ethiek en moraal die volgens deze grote religieuze doener en
voorvechter van het Torahgetrouwe Jodendom, een sterke affiniteit heeft met
de morele waarden van het Jodendom.
Hierdoor wilde Rabbi S.R. Hirsch aanzien en respect creëren voor het joodse
geloof en dit zo verheffen.
Natuurlijk werd er geen enkel compromis gemaakt ten opzichte van de
eeuwenoude, ingeburgerde en geheiligde gewoonten van het Asjkenazische
Jodendom.
Rabbi S.R. Hirsch was de laatste 150 jaar de meest bekende geëngageerde
strijder tegen het Reform - liberale Jodendom dat toen in Duitsland diepe
wortels kende. Hij zag hierin een bedreiging en meende dat dit ingelaste
liberale - Reform Jodendom, een agnostische beweging, meer en meer tot het
christianiseren van Joden leidde. Uiteindelijk zou dit leiden tot meer en
meer apostaten met een uiteindelijke liquidatie van het Jodendom.
Een vriend en grote steun voor Rabbi S.R. Hirsch in zijn engagement voor het
Torah getrouwe Jodendom was ongetwijfeld Rabbi Marcus Lehman (1831 – 1890).
Hij was Rabbijn van de kleine orthodoxe gemeente en historische stad Mainz.
Rabbi Lehman was een geniale publicist en schrijver. Hij was de
hoofdredacteur van het maandelijkse tijdschrift ‘Israëliet’. Daarnaast heeft
hij een wereldberoemd commentaar geschreven op de spreuken van de vaders.
Vele historische romans over grote Rabbijnse en niet-Rabbijnse figuren uit
de glorierijke verleden, voor de Joodse jeugd geschreven, zijn in Frans,
Engels, Ivriet vertaald. Als kind (en nog steeds) las en lees ik zijn
verhalen voor het slapengaan.
Zijn tijdgenoot Rabbi Azriel Hildesheimer (1820-1899) stichtte in Berlijn
ook een onafhankelijke orthodoxe gemeente onder de naam ‘Adat Yisrael’. Deze
gemeente gold tevens als een bolwerk tegen dit sterk opkomende liberale
Reform Jodendom. Wel heeft Rabbi Azriel Hildesheimer andere accenten en
nuances gelegd in zijn strijd tegen deze bedreiging.
Veel meer pragmatisch zag hij het succes van het orthodoxe Jodendom in een
nieuwe opleidingsvorm voor Rabbijnen in Duitsland en algemeen in centraal –
en West-Europa. Hun opleiding moest zowel op het vlak van Rabbinale studies
hoog zijn, maar daarbij was een universitaire opleiding noodzakelijk, dit om
succes te garanderen en het orthodoxe Jodendom opnieuw continu te laten
bloeien.
Daarom stichtte hij in Berlijn het beroemde orthodoxe ‘Hildesheimer Rabbiner
Seminar’, dat in zijn 70-jarig bestaan tot aan de Nazi Barbarij, excellente
Rabbijnen afleverde.
Het programma hield een zeer hoog niveau in. Hebreeuws en grammatica,
Semitische talen, klassieke werken zoals Talmoed, Misjna en Sjoechan Aroech
waren de vakken die tot een Rabbijnse ordinatie leidden. Hiernaast was er
een opleiding voor de Rabbijnen zoals homiletiek, de kunst van de predikatie,…
Parallel bezochten de studenten de Berlijnse universiteit en promoveerden
meestal als doctor in filosofie, religieuze wetenschappen of Semitische
filologie.
Rabbi Hildesheimer kreeg van de ultra-orthodoxie een enorme kritiek op dit
soort seminarie. Zij zagen in deze nieuwe opleidingsvorm een afwijking van
de honderden jaren oude traditie en een afzwakking van het Jodendom naar het
meer Reforme toe.
Rabbi Hildesheimer bewees zijn uitermate sterke, stabiele persoonlijkheid in
deze felle, langdurige discussie met de ultra-orthodoxie. Hij liet zich niet
klein krijgen.
Het is opmerkenswaardig te noteren dat het ‘Rabbiner Seminar’ een
maandelijkse publicatie uitgaf over de wetenschap van het Jodendom, dit
vanuit het orthodoxe zicht, onder de naam ‘Yeshurun’. Het niveau was naar
het opleidingsniveau van de studenten. De complete serie is te bezichtigen
in mijn bibliotheek.
Na de Shoa diende deze publicatie als model voor vele academische
instituten, waaronder de ‘Bar Ylan’ – universiteit in Israël en de Yeshiva
universiteit in New York.
Onder de professoren van de ‘Hildesheimer Rabbiner Seminar’ waren
wereldberoemde Talmoeddocenten en Rabbinica. Een gekende was de laatste
rector Rabbi Yechiel Yaakov Weinberg (1884-1966) die door een wonder in
Berlijn als gevangene van de Nazi’s deze gruwelijke tijd overleefde. Vele
van de kopstokken van de moderne orthodoxie in Israël en Amerika waren
volgelingen van Rabbi Yechiel Yaakov Weinberg. Hieronder is doctor Joseef
Burg (1909-1999), die een langjarige minister was in Israël voor
binnenlandse zaken alsook voor sociale zaken, een gekende persoonlijkheid.
Een ander bekend Israëlische minister was doctor Zerach Warhaftig
(1906-2002). Hij was bevoegd voor de religies.
Rabbi Yechiel Yaakov Weinberg heeft zijn laatste jaren in het wonderbare
Zwitserse stadje Montreux beleefd, naast de beroemde wereldyeshiva ‘Ets
Hayim’ van Montreux, onder leiding van Rabbi Moshe Bochko (1916 - …)
Hij heeft de Yeshiva zeer veel bezocht en beïnvloed.
Als 14-jarige leerlinge van de Yeshiva had ik het privilege hem in zijn
laatste levensjaar te ontmoeten.
Daarbij heeft hij een diepe indruk op mij achtergelaten, niet alleen door
zijn genialiteit en ongelofelijke grote weten op alle joodse vlakken, maar
vooral ook door zijn algemene opleiding, die harmonieerde met zijn
joodsheid.
Rabbi Yechiel Yaakov Weinberg heeft verder in Montreux zijn wereldberoemde
responsa-werk ‘Sriede Esj’ over actuele vragen van de Halacha geschreven.
Dit werk wordt nog altijd als een klassieker gezien van de 20ste
eeuw.
Parallel kwam in Oost-Europa, vooral in Rusland, een golf van liberaliteit
in de 19de eeuwse Russische maatschappij onder tsaar Alexander II
(1818-1881). Een gevolg van deze ‘esprit liberal’ was dat ook van Joodse
kant meer en meer het verlangen naar verandering en verbetering kwam. Dit in
evenwicht met de rationaliteit en de Haskala van de school van Mendelssohn.
Wel is te bemerken dat deze streefdoelen geen assimilatie inhielden, maar
wel een bewust rationele opleiding inhielden in de Joodse opleiding en
opvoeding, meer bepaald in de leerhuizen en Talmoedscholen van de ‘oude
garde’.
Een deel van de Rabbijnen zijn ‘Maskiliem’ – rationalisten geworden, met
alle gevolgen van dien, vooral voor de Yeshivot. Het strenge kader van de
Halacha werd wel verder gerespecteerd, maar de intensieve studie van Torah
leed onder deze significante veranderingen van de orthodoxie in Tsaristisch
Rusland.
Een echte verandering in de houding van de orthodoxe maatschappij komt er
echter wel met de opkomst van de ‘Tsion-liefhebbers’ en het moderne
Zionisme. Deze eerste golf van ‘Tsion-Liefhebbers’ stond in zijn prille
begin onder religieuze leiding en inspiratie, met prototypes als Rabbi Tsvi
Kalisher (1795-1874) en Rabbi Shmuel Mohilewer (1824-1898).
In een later fase worden deze prototypen echter vervangen door seculiere,
a-religieuze maar wel zeer charismatische leiders met een buitengewone
invloed. Voorbeelden hiervan zijn Leon Pinsker (1821-1891) en Theodore Herzl
(1860-1904), stichter van de Zionistische beweging.
Deze ontwikkeling binnen het vroegere zionisme (van religieus naar seculier)
bracht met zich mee dat de orthodoxie in zijn geheel, maar in het bijzonder
de Yeshivot en de orthodoxe leiders, meer en meer afstand namen van dit
zionisme. Ze vreesden dat deze nieuwe, zich nog vormende zionistische
beweging uitdrukkelijk een seculiere dimensie zou aannemen, en zo de
religieuze traditionele Torahwaarden zou wegduwen.
De consequentie was een isolatie van de orthodoxie, waarbij een volledig
contact met het zionisme werd verbroken.
Ze concentreerden zich rond de beroemde Yeshivot van Oost-Europa, toen
eigenlijk de citadellen van de Talmoed-academieën.
De beroemdste van deze academiën is de Yeshiva van Volozhin (Wit-Rusland).
Ze werd gesticht door Rabbi Chaim van Volozhin (1741-1821). Hij was de meest
vertrouwde leerling van de Gaon van Vilna, Rabbi Shlomo ben Elia (1720 -
1797)
Deze Yeshiva bestond meer dan 100 jaar. In die tijd zijn er in deze Yeshivah
honderden excellente, beroemde Rabbijnen gevormd. In de laatste fase werkten
zeer grote rectoren en Talmoeddocenten die een wereldberoemde reputatie
genoten. De Yeshivah moest uiteindelijk zijn deuren sluiten doordat de
Russisch-Tsaristische regering,
onder invloed van de Maskala-beweging, eiste dat de leerlingen en de
aanstaande Rabbijnen naast hun religieuze opleiding ook een minimum
seculiere opleiding volgden. De laatste twee bekende Rabbijnen die deze
Yeshivah leidden, waren Rabbi Chaim van Brisk (1853-1918) en Rabbi Naftali
Tzvi Berlin (1816-1893).
Zij zijn rechtstreeks verantwoordelijk voor het sluiten van de Yeshivah,door
het feit dat ze elke seculiere opleiding in hun Yeshivah weigerden.
Beide Rabbijnen waren charismatische persoonlijkheden met veel kleur en
vooral veel invloed in de orthodoxie en de Yeshivahwereld. Beide hadden ook
diametraal verschillende standpunten en een leermethodiek. Rabbi Naftali
Tzvi Berlin was bekend voor zijn encyclopedische kennis alsook voor zijn
fenomenaal herinneringsvermogen. Hij heeft een zeer beroemd commentaar
geschreven op de Torah onder de naam ‘Ha'emek Davar’ en nog vele andere
beroemde Rabbinale werken. Beroemd is hij vooral voor zijn ongelofelijke
liefde voor het land Israël. Hij was een geëngageerde Tsionliefhebber en
steunde met raad, daad en kracht de eerste kern van de ‘Chovevei Tsion’, de
eerste terugkerenden naar Eretz Israël. Zijn zoon, Rabbi Meir bar Ilan
(1880-1947) (zie foto vorige pagina), was een van de kopstukken van de
moderne nationale religieuze beweging ‘Mizrachi’. Deze beweging heeft een
grote verdienste in het neerplanten van een groot aantal Kibbutzim en
nederzettingen in Israël. Zeker is zijn biografische werk ‘van Volozhin tot
Jeruzalem’ de moeite waard om te lezen. In deze biografie krijg je een
overzicht van de Volozhin Yeshivah van het begin tot het einde alsook kan je
op de achtergrond het ontstaan van de Mizrachi-beweging proeven.
Hij heeft zijn Europese familienaam Berlin veranderd naar het Hebreeuwse
‘Bar Ilan’. Naar hem is de enige religieuze universiteit van Israël genoemd,
namelijk de ‘Bar Ilan Universiteit’ in Ramat Gan.
Rabbi Chaim Soloveitchik is afkomstig uit een zeer beroemde lange traditie
van Rabbijnen. Zijn vader, Rabbi Joseph ber Soloveitchik (1820-1892) was
Rabbijn in meerdere steden waaronder Brisk, Polen. Brisk was toen een zeer
glorierijke periode met een lange lijst van gekende Rabbijnen. Zijn zoon,
Rabbi Chaim, was getrouwd met de kleindochter van de Netziv. Samen met zijn
aangetrouwde grootvader leidden zij de Volozhin Yeshiva als rectoren. Rabbi
Chaim, bekend naar zijn geboortestad als ‘Rabbi Chaim van Brisk’, heeft
wereldroem bekomen voor zijn analytische methodiek van het leren en
begrijpen van de Talmoed. Hij heeft een heel nieuw concept, gebaseerd op
logica en analyse, om begrippen van de Talmoed enz. in een nieuw licht te
interpreteren. Vandaag wordt zijn leermethodiek bijna in alle Yeshivot en
niet chassidische Talmoedscholen gedoceerd. Na de sluiting van de Volozhin
Yeshiva keerde Rav Chaim van Brisk naar zijn geboortestad terug en bleef als
de stadsrabbijn van Brisk werken.
Menachem Begin (1913-1992) was een van de meest geprofileerde eerste
ministers van Israël. Hij is geboren in Brisk en in zijn memoires over zijn
kindsheidbelevenissen vermeld hij de zoon van Rav Chaim van Brisk, Rabbi
Yitzchak Zeev Soloveitchik (1886-1959) in zeer mooie herinneringen, vol
respect en eerbied voor deze persoonlijkheid. De papa van Menachem Begin was
de voorzitter van de Joodse gemeente van Brisk. Hij had een zeer nauw
contact met deze laatste Rabbi van Brisk. Zowel de Rabbi Naftali Tzvi
Berlin, als Rabbi Chaim Soloveitchik vonden hun laatste rust op het grootste
joodse kerkhof van Europa,
‘Het Warschau kerkhof’, waar ze naast elkaar liggen en zo ook symbolisch in
de dood verenigd zijn.
Beide grote Rabbijnen hebben een diametrale houding tegenover het moderne
zionisme. Rabbi Naftali Tzvi Berlin was tijdens zijn leven een voorvechter
van en een grote supporter vanaf de eerste fase ‘Chovevei Tsion’ tot en met
de zionistische beweging van Herzl. In zijn voetstappen trad zijn zoon,
Rabbi Meir Berlin, en in grote mate heeft hij de nationale religieuze
zionistische beweging ‘Mizrachi’ geformeerd en beïnvloed.
Aan de andere kant was Rabbi Chaim van Brisk eerder terughoudend, sceptisch
en zelfs vijandig tegenover het zionisme. Dit vooral omdat hij het
seculiere, profane karakter van de zionistische beweging als een bedreiging
voor de traditie, Yeshiva- en Torahwereld zag. De meeste grote Litouwse
citadellen van Talmoed- en Joodse geleerdheid hebben in zijn voetstappen
getreden. Deze Yeshivot ontwikkelden een zeer gedistantieerde houding
tegenover het zionisme.
Het Chassidisme heeft zich in Oost-Europa in relatief korte tijd verspreid,
vooral in Oekraïne, Polen en Hongarije. De chassidische beweging was altijd
vijandig tegen de Haskala-beweging (de verlichting en rationalisering van
het Jodendom), de bedreiging van het profaneren van het Jodendom en het
reduceren van het Jodendom tot een nationaal en cultureel niveau. In de
chassidische dynastieën van Oost-Europa heeft men dan ook een vijandige
houding tegen het zionisme gecultiveerd. Men zag in deze beweging een
reflectie van een geseculariseerd Jodendom die niet compatibel is met de
Torah - getrouwe ideeën van het Chassidisme.
Het zionisme de rug toekeren duurde tot de Shoa. De orthodoxie, voornamelijk
de ‘Agoedat Israel’- beweging en de ultra-orthodoxe, chassidische dynastieën
‘Munkasz’ en ‘Satmar’, zagen in de nationale religieuze zionistische ‘Mizrachi’-beweging
een legitimatie en het verlenen van een koosjer certificaat voor een
beweging die helemaal onkoosjere ideeën en praktijken bevorderde. Dit kwam
er vooral na het 10de zionistische congres in 1911 te Bazel, waar
men naast een politieke dimensie ook een culturele, profane dimensie aan het
zionisme toekende.
De belangrijkste orthodoxe beweging van de 20ste eeuw is
ongetwijfeld ‘Agoudat Israel’. Deze beweging heeft als doel alle
Torahgetrouwe segmenten van het Jodendom, zowel van chassidische kant als
van Asjkenazische- Litouwse kant te verenigen.
Samen vechten zij tegen de bedreiging van het religieuze orthodoxe Jodendom
door de rationele, culturele Haskala beweging en het profane, nationale
zionisme.
Het eerste congres van ‘Agoudat Israel’ vond plaats in 1912 in Katovitz,
Oost-Duitsland. Op dit congres heeft men de ‘Agoudat Israel’ beweging
officieel gesticht. De stichters waren allemaal zeer charismatische en zeer
bekende persoonlijkheden van het Torah getrouwe Jodendom.
De vier bekendste stichters waren:
·
Rabbi Israël Meir Ha’Cohen (1838-1933), bekend als de Hafetz Haim, een
legendarische figuur uit de 20ste eeuw.
Hij
vertegenwoordigde de Litouwse Yeshiva-wereld, alsook de ethische en morele ‘moessar’-beweging.
·
Rabbi Yaacov Rosenheim (1870-1965), het kopstuk van de beweging. Hij
representeerde het Asjkenazische Jodendom van de school van Rabbi Samson
Rafaël Hirsch.
·
Rabbi Avraham Mordechai Alter, (1866–1948), de ‘Gerrer Rebbe’
vertegenwoordigde het chassidische Jodendom van Oost-Europa.
·
Rabbi Chaim Ozer Grodzinski (1863-1940), Opperrabbijn van Vilna, Litouwen.
Hij vertegenwoordigde het niet-chassidische Rabbinaat, geprofileerd van een
onvoorstelbaar grote kennis en een erudiete Rabbijnse en Halachische
literatu
In de beroemde, historische stichtingsconferentie van ‘Agoedat Israel’ heeft
men het platform van deze beweging geformuleerd en geprofileerd. Het
achterliggende idee, dat het Joodse volk buiten het kader van alle andere
volkeren staat, werd sterk benadrukt. Verder is alleen de G’Ddelijke Torah
grondwet van het volk Israël. Wat politiek engagement voor Joodse
onafhankelijkheid in Eretz Israel (toen nog Palestina) betreft, was ‘Agoudat
Israel’ hier zeer negatief tegenover en achtten zij dat dit de Messiaanse
verlossing en de volledige terugkeer van het volk naar Eretz Israel
uitstelt. Binnen ‘Agoudat Israel’ waren echter ook kringen die pleitten voor
een daadkrachtig engagement in Eretz Israel. Deze kringen vormden achteraf
een afgesplitste beweging van ‘Agoudat Israel’, dit onder de naam ‘Poalè
Agoudat Israël’ (jaren dertig).
In Eretz Israel was de orthodoxe gemeenschap, als gevolg van de continue
immigratiegolven – zowel chassidische als niet-chassidische -vooral een
Asjkenazische gemeenschap die zich in de 19de eeuw etaleerde als
de ‘Yishuv HaYasjan’, de Joodse vestiging in Jeruzalem.
Als gevolg van de immigratiegolven uit Oost- en Centraal Europa, ontstond
binnen deze snelgroeiende orthodoxe gemeenschap in Jeruzalem een polarisatie
en disharmonie tussen de oude garde en de religieuze nieuwkomers.
Deze nieuwelingen kwamen in botsing met de oude gevestigde orthodoxe
gemeenschap die niet meehielp aan de verdere opbouw van het land. Deze
gevestigde garde leefde vooral van de filantropie van het buitenlandse,
Joodse welzijnsleven en droeg niet bij, zowel financieel als fysiek, aan de
opbouw van Eretz Israel. Nieuwe nederzettingen en woongemeenschappen, het
bewerken van het land, viel allemaal ten laste aan de immigranten.
Hoe meer de profane, seculiere zionisten zich in Erets Israel vestigden, des
te groter werd de kloof tussen ‘Agoudat Israel’ aan de ene kant en de
groeiende seculiere meerderheid aan de andere kant.
De oude garde, die ‘Agoudat Israel’ representeerde, verzette zich tegen elke
vorm van Joodse politieke autonomie en de vereniging van alle Joden in Eretz
Israel onder één Hebreeuwse koepel. Verder negeerde ‘Agoudat Israel’ de
autoriteit van de zionistische nationale instituten met de argumentatie:
‘Zij representeren niet het religieuze, authentieke Jodendom’.
Bij het ontstaan van de staat Israël in 1948, is ‘Agoudat Israel’, samen met
de andere religieuze partijen, bijgetreden tot de eerste provisoire
regering. Later kwam ‘Agoudat Israel’, samen met alle religieuze partijen,
op, bij de eerste regering, dit om een religieuze blok te vormen binnen deze
regering en zo de religieuze belangen waar te nemen. Dit religieuze blok
bestond uit drie religieuze partijen: ‘Agoudat Israel’, ‘Poalè Agoudat
Israel’ en ‘Mizrachi’.
‘Agoudat Israel’ nam niet altijd deel aan de regering van Israël, maar ze
was zeer vaak door een coalitie met de regering verbonden en kon zo de
regering steunen. Voor deze steun heeft ‘Agoudat Israel’ een wedersteun
ontvangen onder de vorm van subsidies voor haar Torah instellingen, zoals
hun
eigen religieus haredisch schoolnetwerk ‘Talmoed Torah Chinoech Atsmaie’,
alsook het eigen orthodox religieus netwerk voor meisjes ‘Beth Ja’acov’.
Een bijzondere belangstelling heeft ‘Agoudat Israel’ voor de
Talmoedhogescholen, de Yeshivot, ontplooid. ‘Agoudat Israel’ heeft voor de
Yeshivot – studenten, naast de financiële steun, ook een vrijstelling van de
legerdienst bereikt, dit zolang de Torah-studie duurt.
De leiders van ‘Agoudat Israel’ argumenteerden om dit te bereiken:
De dienst aan G’D staat gelijk aan de militaire dienst.
Moreel en ethisch onderstreept het Jodendom dat zonder het actieve
Torah-leren en de Yeshivot de schepping en het volk Israël niet zal bestaan,
dit gebaseerd op Jeremia 33,25.
‘Agoudat Israel’ heeft samen met de nationaal religieuze partij ‘Mizrachi’
gevochten tegen de instelling van legerdienst voor jonge vrouwen en ook
tegen hun nationale dienst (bijvoorbeeld: integratie van immigranten,
verpleging in hospitalen, enz.)
Naast het Halachische verbod van de legerdienst voor jonge vrouwen, komt nog
een zeer grote bedenking op het gebied van een morele en ethische
integriteit, nl. dat jonge vrouwen in de context van militaire dienst
gedemoraliseerd kunnen worden en voor het religieuze Jodendom verloren gaan.
In haar concept en wereldaanschouwing staat ‘Agoudat Israel’ voor een
vrijwillige afzondering van het niet orthodoxe Jodendom. Diametraal
hiertegenover is het standpunt van de nationaal religieuze partij ‘Mizrachi’.
Deze partij heeft altijd een nationale zionistische houding ingenomen, dit
gepaard met een orthodoxe religiositeit. De naam ‘Mizrachi’ is een afkorting
van het woord ‘Merkaz Roechani’.
Dit betekent dat het land Israël, het spirituele centrum van het volk Israël
is en dat de aanhangers van deze partij er naar streven om daar te gaan
wonen.
Een kort overzicht over het ontstaan van de ‘Mizrachi’-beweging.
De ‘Mizrachi’ – beweging ontstond begin 20ste eeuw in Vilna,
Oost-Europa. De stichter van deze beweging was Rabbi Jitschak Yaakov Reines
(1839-1915).
Op het stichtingscongres in 1901 hebben de leiders van de Mizrachi -
beweging het doel en de idealen van deze beweging duidelijk naar voor
gebracht. Deze partij begrijpt zich als zionistisch, nationaal gezind, met
religieuze, orthodoxe verplichtingen. Het doel van deze beweging is actief
bezig zijn met de opbouw van Eretz Israel in zionistische zin, dit op alle
facetten van het Joodse leven in het Land. Naast het religieuze omvat dit
ook het culturele en politieke aspect van de zich opbouwende religieuze
joodse maatschappij in het Land. De grote nadruk ligt echter om de Joodse
waarden, concepten en het engagement voor de Torah en zijn G’Ddelijke
opdrachten, in een toen vooral niet-religieuze maatschappij in het Heilige
Land, opnieuw in te voeren en deze te beïnvloeden.
Mizrachi was de trekpleister voor de toen aanwezige, religieuze zionisten en
heeft deelgenomen aan bijna alle zionistische congressen als representant
van het nationaal religieuze Jodendom.
De Mizrachi – beweging voor de Shoa, heeft actief haar aanhangers
aangemoedigd om Aliya (immigratie) naar Israël te maken. In West- en Oost –
Europa heeft Mizrachi zich opnieuw ernstig verdiept in het landbouwleven,
vooral met betrekking tot de landbouw van het Heilige Land, om dit daar te
kunnen ontginnen. De eerste Kibbutzim en nederzettingen van Mizrachi zijn
allen ontstaan dankzij deze inspanningen.
In 1918, met het Britse mandaat over Eretz Israel, heeft de Mizrachi -
beweging zich ook in het Heilige Land gevestigd. Drie jaar later is, naast
de Mizrachi – beweging, ook de zusterbeweging ‘HaPoèl HaMizrachi’ ontstaan.
Deze zusterpartij begrijpt zich als een bondgenoot van de vak- en werkende
religieuze klasse, en had zeer sociaal progressieve voorstellingen over een
welvaartsmaatschappij. Arbeid in het heilige Land is een noodzakelijk ideaal
om nationale doelen te verwezenlijken.
De bekendste jeugdbeweging van Mizrachi is ‘Bnei Akiva’, gesticht in 1929,
in Eretz Israel. Deze beweging begrijpt zich als de volgelingen van de
beroemdste Torah geleerde Rabbi Akiva (50-135).
Rabbi Akiva was de meest geprofileerde Misjna geleerde en was zeer nationaal
georiënteerd. Hij is bekend voor zijn strijd tegen de Romeinen onder Bar
Kochba (132-136), de vernietigers van de onafhankelijke Joodse staat.
Rabbi Akiva stierf de marteldood door de Romeinen en is in de geschiedenis
van Israël het eeuwige zinnebeeld van religieuze vrijheid voor het Joodse
volk.
In het 80-jarig bestaan van deze jeugdbeweging, zijn tienduizend jongeren
door de activiteiten van Bnei Akiva, de vakantiekampen en andere
vrijetijdsengagementen zowel in Israël als in de diaspora, gewonnen voor het
zionistische idee. Dit drukt zich vooral uit in pionierswerk in Israel en
het maken van ‘Alyia’ – emigratie, buiten Israël.
Het logo van de Bnei Akiva - beweging weerspiegelt ook deze doelstellingen
zeer goed. Het bestaat uit twee tafels; die naar de twee stenen tafelen van
het verbond verwijst. Op de rechtertafel staat de Hebreeuwse letter ‘taf’,
wat een afkorting is voor het woord ‘Torah’. Op de linkertafel staat de
Hebreeuwse letter ‘ayin’, wat een afkorting is voor het woord ‘Avoda’. Dit
staat voor het bewerken, het opbouwen en het uitbreiden van de landbouw in
het land Israël. De twee tafels zijn versierd met aren op de linkerkant. Aan
de rechterkant is er een boom met op de achtergrond een sikkel en een harp.
Dit alles is een duidelijke verwijzing naar een engagement voor het bewerken
van het land.
De ‘Bnei Akiva’-jeugdbeweging heeft naast haar religieus zionistische
idealen ook een nieuw type van Yeshivot, Talmoedscholen, naar voor gebracht.
Ze zijn bekend onder de naam ‘Yeshivot Bnei Akiva’. De stichter van de ‘Bnei
Akiva’-Yeshivot was de beroemde Rabbi Moshe Ẓevi Neriah (1913–1995) die in
1941 in een klein dorp ‘Kefar Ha’Roeh’ in het noorden van Israël de
moeder-Yeshivah stichtte. Mijn vader Rabbi Shmuel Joseef Daum (1924-2003)
zat in zijn eerste stichtingsklas. Hij heeft over die tijd met veel
bewondering en nostalgie gesproken. Vooral het idealisme van Rav Neriah is
hem bijgebleven. Deze Yeshivah stond bovendien model voor de tientallen Bnei
Akiva-Yeshivot die zich in Eretz Israel vestigden.
Het leerpensum van de Beni Akiva Yeshivot onderscheidt zich duidelijk van de
klassieke Yeshivot in die zin dat naast de religieuze vakken (zoals Torah,
Talmoed met alle klassieke commentaren, Bijbelstudies, hogere studies van
Talmoed en codex, Joodse geschiedenis en filosofie) een groot belang wordt
gelegd op een algemene seculiere opleiding.
Dit leerprogramma maakt het voor de Bnei Akiva Yeshiva leerling, mogelijk om
zowel een aansluiting te hebben op de hogere Yeshivot, als ook op een
universitaire opleiding. Deze Yeshivot-studenten zijn zo integreerbaar in
het moderne religieuze leven van de staat Israël.
Naast de lagere Bnei Akiva Yershivot bestaan ook hogere Bnei Akiva Yershivot
waarbij de Yeshivah leerlingen meestal parallel aan de Yeshivah studies ook
militaire dienst doen. Dit is bekend onder het ‘Nahal-programma’, waarbij er
drie jaar Yeshivah gevolgd wordt met aansluitend 2 jaar legerdienst.
Deze Yeshivah-studenten behoren tot de elite van het militaire kader en
nemen een zeer belangrijke militaire stelling in. Verder maken ze bij de
niet religieuze bevolking van Israël een goede publiciteit voor het idee dat
ook religieuze levensbeschouwing met het moderne in al zijn facetten wel
realiseerbaar is.
Het is opmerkenswaardig in deze samenhang dat naast de yeshivot Bnei Akiva
ook een nationaal religieuze universiteit bestaat, bekend als de ‘Bar Ilan
universiteit’, genoemd naar Meir Berlin, een van de stichters en een
profielante leider van de Mizrachi beweging. Deze universiteit is de enige
in Israel waar het officiële kader religieus is. Verder heeft deze
universiteit vele faculteiten betreffende Joodse studies. Beroemd is vooral
het ‘responsa-project’, waar duizenden halachische responsa per computer kan
aangewend worden.
De Mizrachibeweging en –partij was altijd zionistisch gezind en van het idee
doordrongen een noodzakelijke Joodse heimat en - staat te verwezenlijken.
Dit in overeenkomst met de Messiaanse gedachte van het Joodse volk. Anders
dan de Agouda-beweging of de extreme Neturéi Karta (ultra-orthodoxe
chassidische beweging) die letterlijk wachten op de komst van de Maschiach
en hier zelf geen stappen voor ondernemen, is de moderne Mizrachibeweging
van mening dat wij de weg voor de Maschiach moeten voorbereiden. Dit ziet
Mizrachi als het begin van de Messiaanse verlossing.
Vanzelfsprekend ziet deze nationaal - religieuze beweging het zionistisch
idee als een Messiaans idee.
Vanaf de stichting van de zionistische beweging heeft Mizrachi dan ook
actief deelgenomen en getracht deze een religieuze component mee te geven.
In alle ontwikkelingsfasen van het zionistische idee tot het verwezenlijken
van de stichting van de staat Israël, heeft de Mizrachi een belangrijke
positie ingenomen, dit vanaf het streven naar een Balfour-declaratie onder
het Britse mandaat, die de moderne ‘Magna Carta’ is van het recht van het
Joodse volk op een eigen heimat.
De Mizrachi beweging was een van de pionieren voor de legale, maar ook voor
de illegale immigratie van Joden naar het Britse mandaat over Eretz Israeel
en heeft verder actief deelgenomen aan het
provisoire Joodse autonome beheer, bekend onder de naam ‘Jewish Agency’.
Ook hebben ze actief deelgenomen aan de paramilitaire zelfverdediging ‘Hagana’,
die wezenlijk bijdroeg tot de realisatie van de 2000-jarige Joodse droom van
een eigen staat, die verloren gegaan is in het jaar 70 met de exil van de
Joden naar Europa door de Romeinen.
Van de geboorte van de staat Israël heeft de Mizrachi beweging en –partij
een actieve rol gespeeld bij bijna alle regeringen. De Mizrachi partij heeft
traditioneel altijd onderwijs, binnenlandse zaken en sociale zaken gekozen
om te zetelen. Hierdoor konden ze de maatschappij nationaal religieus
beïnvloeden.
Vanzelfsprekend heeft deze beweging en partij altijd een bejegende relatie
gehad vanaf het ontstaan van de staat Israël en heeft ze veel bijgedragen
tot de verspreiding van het nationaal religieuze gedachtegoed in de
Israëlische maatschappij, dat wezenlijk niet religieus was.
De Mizrachi partij heeft excellente politici naar voor gebracht die een
belangrijke rol speelden in de formering van de Israëlische regeringen en zo
de maatschappij direct of indirect beïnvloedden.
De Mizrachi partij heeft met de stichters van de staat Israel, vooral met de
premierminister David Ben Gurion, een ‘status quo akkoord’ bereikt om
de verhouding tussen staat en religie te reglementeren.
De staat Israel heeft dankzij de politieke invloed van de Mizrachi - partij,
aan de religieuze minderheid van de Joodse bevolking bepaalde concessies
toegezegd. Dit vooral betreffende de zeer belangrijke aspecten om een
minimum van religiositeit in de moderne seculiere staat Israel staande te
houden.
Volgende domeinen regelen dit status quo akkoord:
Geen publiek verkeer op Sjabbat.
De Joodse winkels, zaken en bedrijven moeten op Sjabbat gesloten zijn.
Vrijstelling van legerdienst voor Yeshiva- en Torahgeleerden, zolang ze
fulltime bezig zijn met de studie van Torah.
Volledige vrijstelling van legerdienst van religieuze jonge vrouwen.
Huwelijken en echtscheidingen moeten volgens de criteria van de Halacha
uitgevoerd worden.
Alle officiële instellingen moeten koosjer zijn. (hospitalen, leger, …)
Opname in het Jodendom (Gyur) die volgens de Halacha aanneembaar is.
de inschrijving in het bevolkingsregister van de religieuze nationale
identiteit is een plicht.
Naast de nationale seculiere opleiding, bestaat er een nationaal religieus
en een orthodox netwerk
Het hoofdrabbinaat van Israel is voor de nationaal religieuze bevolking en
de Mizrachi partij de hoogste Rabbijnse autoriteit in het moderne Israël.
Naast de regering van Israël en andere belangrijke segmenten van de
seculiere Joodse maatschappij, zorgt en kiest een forum van
vertegenwoordigers uit de elite van de Israëlische gemeenschap voor de twee
hoofdrabbijnen (een Sefardische en een Asjkenazische) in het Land. Daarnaast
bestaat in alle belangrijke steden van Israël een stadsrabbinaat, samen met
een religieuze raad, dat zorgt voor alle religieuze diensten, zoals
begrafenissen, huwelijken, mikwa, onderhoud synagoge, enz.
De Mizrachi partij heeft op dit alles een zeer grote invloed: bijvoorbeeld
in het selectieproces van de Dayanim (religieuze rechters) voor de Rabbijnse
gerechtshoven.
Zij maken deel uit van het officiële statelijke juridische apparaat, en zijn
direct verantwoordelijk voor bv. opname in het Jodendom en echtscheidingen.
Aan de andere kant moet men vaststellen dat de orthodoxe kringen zoals
‘agouda’ en de ultra-orthodoxe splinterminderheid ‘Netourei Karta’, het
hoofdrabbinaat van Israël met al zijn instituten niet erkend. Ze hebben hun
eigen Rabbinaten en Rabbijnse gerechtshoven of Beit Din, die zelf alle
belangrijke diensten, incl. kasjroet en opname in het Jodendom, verlenen
We gaan twee leiders en mentors bespreken die een enorme rol speelden bij de
ontwikkeling van het gedachtegoed van de Mizrachi beweging:
Rabbi Jehuda Leb Maimon (1875-1962)
Rabbi Zvi Yehuda Kook (1891-1982)
Rabbi Jehuda Leb Maimon (1875-1962)
Men mag Rabbi Jehuda Leb Maimon als een van de kopstukken van de Mizrachi
beweging aanzien. Hij was bij de stichtingsconferentie in Vilna, verder nam
hij deel aan alle conferenties en besteedde zijn hele leven aan het
vertegenwoordigen van de Mizrachi beweging en het winnen van nieuwe leden.
Als geleerde Joodse wijze over Joodse geschiedenis was hij verder een
geprofileerde schrijver waar zijn liefde voor het Land Israel overduidelijk
tot uiting kwam.
Overal waar hij kwam propageerde hij voor Erets Israel en de zionistische
ideeën volgens de doelstellingen van de Mizrachi beweging. Niet altijd kreeg
hij hiervoor vriendelijke reacties van tegenstanders van het zionisme, vnl.
van de kant van Agouda.
Zijn talrijke stilistische werken, in een wondermooi Rabbijns Ievriet,
weerspiegelen een geërodeerde kennis van de Rabbijnse wereld van de 19de
en 20ste eeuw. Vele van de besproken Rabbijnen heeft hij zelf
ontmoet en zijn persoonlijke waardering voor deze persoonlijkheden komt dan
ook uitvoerig aan bod in zijn werken.
Aan de declaratie van de historische stichting van de staat Israël (14 mei
1948) nam hij deel en onderschreef de onafhankelijkheids - declaratie mee.
Bij de opbouw van de eerste provisoire regering nam hij een ministerspost
van religie aan. Bij de daaropvolgende regeringen stelde hij zich kandidaat
bij de verkiezingen en werd opnieuw benoemd als minister van religie.
Zijn oorspronkelijke familienaam was fishman, maar bij de aanstelling als
minister veranderde hij die in Maimon, naar zijn grote voorbeeld Maimonides.
Een zeer beroemd werk van hem gaat over de introductie van het Sanhedrin
(historische hooggerechtshof) in het moderne Israël.
Centraal komt er met het Sanhedrin een overkoepelende Rabbijnse autoriteit
in Israel die alle belangen van de joodse wet autoritatief behandeld en
beslist, en die verder erkend wordt door alle Rabbinaten. Het werk is zeer
Talmoedisch en Rabbijns ondersteund, maar wordt door vele ‘Agouda’ – en
ultra-orthodoxe Rabbijnen afgewezen. De enige reden hiervoor is, volgens Rav
Maimon, dat deze Rabbijnen hun machtspositie en machtmonopolie niet willen
verliezen aan één overkoepelde instelling die dan het Sanhedrin is.
Hij was een enorme bibliofiel in het verzamelen van waardevolle Rabbijnse
boeken en handschriften van de eerste druk.
Hij was verder de stichter van de beroemde uitgeverij ‘Mosaad HaRav Kook’,
een pionier in het uitgeven van Rabbijnse werken op alle facetten. Zijn
eigen bibliotheek heeft hij testamentair aan deze uitgeverij geschonken.
Rabbi Zvi Yehuda Kook (1891-1982)
Rabbi Zvi Yehuda Kook was de enige zoon van de beroemde Rabbi Avraham
Jitschak HaCohen Kook (1865–1935), de eerste hoofdrabbijn van Eretz Yisrael.
Zijn vader was zijn belangrijkste leermeester en dit voor alle joodse
disciplines. Een andere belangrijke leraar was de Nazireeër Rav David Cohen,
die zelf een leerling en vriend was van Rav Avraham Jitschak Kook en een
grote kenner van de Kabbala.
Later is Rabbi Zvi Yehuda de rechterhand van zijn vader geworden.
Hij doceerde dan ook in de door zijn vader gestichte Yeshiva ‘Merkaz HaRav’,
waarvan hij na de dood van zijn vader ook rector werd.
Deze Yeshiva was de citadel van de zionistische Yeshivot in Israël en was
vooral actief in het verspreiden van een actief engagement in de opbouw van
Eretz Israël. Deze Yeshiva is een hogeschool met aanzien in Erets Yisraeel.
Na de zesdaagse oorlog in 1967 heeft zich met de actieve steun van Rabbi Zvi
Yehuda Kook, de Gush Emounim (blok van de vertrouwden) gevormd. Zij hielden
zich bezig met de actieve opbouw van het Land en zijn verantwoordelijk voor
het neerplanten van de talrijke nederzettingen buiten de Groene Zone. Rabbi
Zvi Kook was de geestelijke begeleider van deze beweging.
Hij animeerde zijn leerlingen in Samaria, Judea, Hevron en Gaza om Joodse
nederzettingen op te bouwen en zo het legitieme recht op Israël te betonen.
Hij was een resolute tegenstander om het Land terug te geven aan de
Arabieren, zelfs niet voor vrede, omdat het Land toegezegd is, door Hasjem
zelf, aan het Joodse volk.
Hij heeft alle schriften en brieven van zijn vader uitgegeven na zijn
overlijden. Ook de kritische aantekeningen zijn in de edities inbegrepen.
Zoals vele grote Rabbijnen was het hem niet gegund om zelf kinderen te
hebben. Wel had hij vele leerlingen en aanhangers die zijn ideeën over het
Bijbelse Land Israël verder hebben uitgewerkt. Vandaag mag men ze in Israël
zien als de enige ware pioniers en idealisten.
Ze zijn te herkennen aan hun witte of gekleurde, met de hand gehaakte, grote
kippot.
Zijn grootste verdienste is zijn bijdrage aan de actieve zionistische opbouw
van het Land Israël, dit vooral in de nieuw bevrijde gebieden.
De orthodoxie in de moderne staat Israel.
De religieuze orthodoxe partijen zijn meestal in Europa ontstaan en hebben
daar lange tijd, tot de Shoa, standgehouden. Met de opkomst van het zionisme
hebben alle religieuze groeperingen vanzelfsprekend ook in Eretz Yisrael
meer en meer wortel geschoten. De Agudat Yisrael beweging en - partij, de
Mizrachi-beweging en – partij hebben hun wieg in Europa staan. Alleen de
religieuze orthodoxe Shass partij is na het ontstaan van het moderne Israel
gevormd.
De Shass partij
Algemeen heeft het Sefardische Jodendom het fenomeen van Reform of Liberale
Jodendom niet aanvaard, dit vanaf het ontstaan van deze stromingen. Het
Sefardische Jodendom neigt algemeen voor een gematigde religiositeit en is
zeer sterk aan traditie gebonden, maar is bewust tegen fundamentele en
radicale veranderingen binnen het religieuze Jodendom. Anderzijds heeft het
Sefardische Jodendom ook niet het fenomeen van het orthodoxe, resp. het
ultra-orthodoxe Jodendom gekend. ‘De gulden middenweg’ is typisch
Sefardisch.
Bij de stichting van de staat Israel in 1948, hebben de meeste Sefardische
Joden van de Arabische landen, noodgedwongen hun gastlanden moeten verlaten
en een groot deel is dan ook naar Eretz Yisrael geëmigreerd. Meerdere
factoren hebben wezenlijk bijgedragen aan de trieste ontwikkeling dat de
meeste Sefardische Joden hun traditionele religieuze bindingen met het
Jodendom verzwakten - of helemaal verloren hebben. Het bestaande religieuze
en culturele conflict en de polarisering tussen de seculiere Joden enerzijds
en de religieuzen aan de andere kant, heeft spijtig genoeg geen ruimte
gelaten voor gematigdheid. Bovendien hadden de Sefardische Joden die naar
Israel getrokken zijn, een naïeve goedgelovigheid.
Over het algemeen waren ze niet kritisch, noch sceptisch en dat heeft zeker
ertoe bijgedragen dat deze oriëntaalse Joden de druk van de seculiere en
zelfs anti-religieuze meerderheid van het Israëlische establishment en
maatschappij niet aankonden waardoor ze zich gingen aanpassen aan de
seculiere wereld.
De kleine rest van Sefardische Torahgetrouwe Joden heeft dan over het
algemeen in de Asjkenazische Yeshivot zijn plaats gevonden alsook in de
orthodoxe ‘agoudat Yisrael’ en de nationaal religieuze ‘Mizrachi partij’.
Spijtig genoeg werden ze daar gediscrimineerd en in de partijen vormden ze
een kleine minderheid, doordat de meeste plaatsen voorbehouden werden voor
de Asjkenazim.
Rond het begin van de 80’er jaren werd een Sefardische Orthodoxe partij
gesticht onder de naam Shas. (Resjima Sefardit – Sefardische lijst)
Twee eminente persoonlijkheden waren hiervoor rechtstreeks verantwoordelijk:
·
De grootste 20ste eeuwse charismatische Torahgeleerde van de
Yeshiva-wereld, ook de wereldberoemde en langjarige Asjkenazische rector van
de Ponovitch Yeshiva in Bnei Bra en
·
voorzitter van de raad van de orthodoxe Torahgeleerden, Rav Menachem Man
Shach (1898 - 2001)
·
De geniale Sefardische Rabbi Ovadia Yosef (1920 - ), voormalige Sefardische
Hoofdrabbijn van de staat Israel en een van de meest geprofileerde
Halacha-autoriteiten. Hij is bovendien voorzien van een fotografisch
herinneringsvermogen, die vooral in zijn grote Halachische werken zeer
indrukwekkend is.
De Shas-partij heeft als eerste doel de Sefardische Joden opnieuw tot een
respectabele positie te brengen en als tweede doel hun belangen te
verdedigen. De belangen zijn voornamelijk:
·
financiële steun van de Israëlische regering voor de Sefardische Yeshivot,
Torah-instituten en scholen.
·
Aanzienlijke kinderbijslag voor de kinderrijke families.
·
Politiek zijn ze vooral rechts, delen van Erets Yisrael kunnen dan ook niet
teruggegeven worden in vredesonderhandelingen met de Arabieren.
De Shas-partij kent een groot succes en dit vanaf de stichting. Ze groeide
uit tot de derde of vierde partij van Israel. Zoals elke Israëlische
politieke partij, kende ze ook haar schandalen.
Ze hadden een opportunistische lijn om hun doelen te bereiken.
Het
conflict tussen de religieuze- en seculiere Joden in Israel.
Voor buitenstaanders die toch met hart en ziel met Israel verbonden zijn, is
het zeer vaak onbegrijpelijk en onverklaarbaar waarom in het moderne,
democratische, zeer ontwikkelde Israel, regelmatig conflicten ontstaan
tussen religieuze - en seculiere Joden. Israel is de heimat voor alle Joden
en vanzelfsprekend wensen alle segmenten van de Israëlische maatschappij,
religieus of a-religieus, hun stempel op de Israëlische maatschappij te
drukken. Het historische feit is dat de stichters en pionieren van de staat
Israel en de zionistische pionieren van de 19de en 20ste
eeuw een nieuwe joodse staat wensten, maar geen Halachische staat.
Met
andere woorden, een Joodse staat, maar een staat zoals alle andere staten.
Een
kleine religieuze orthodoxe minderheid anderzijds, wenste vooral na de
evenementen van de Shoa, wel een staat die zoveel mogelijk met Halachische
waarden doordrongen was. Deze kleine minderheid groeide ondertussen uit tot
een sterke, voelbare en invloedrijke minderheid.
Deze diametrale en tegenstrijdige standpunten zijn hoofdzakelijk de
verklaring voor het permanente religieuze en culturele conflict tussen
religieus- orthodoxe- en seculiere Joden. De religieuze orthodoxe partijen
hebben altijd gestreefd om de religieuze orthodoxe belangen in de grondwet
van Israel te verankeren (zie bv. de boven besproken status quo–overeenkomst).
Als
men wettelijk politiek geen akkoord kon bereiken, dan werden demonstraties
gehouden die zeer vaak ook in geweld eindigden. Men kan hierover natuurlijk
zeer kritisch zijn, maar soms was dit de enige uitweg van orthodoxe kant, om
succes te bereiken.
Anderzijds kan men ook de seculiere meerderheid in Israel bekritiseren door
het feit dat ze vaak geen religieuze sensibiliteit hebben en ook soms een
provocatieve en een niet tolerante omgang met de religieuze minderheid ten
toon spreiden.
Voorbeelden hiervan zijn:
Het
rijden met een auto op Sjabbat door een ultra-orthodoxe wijk, waar niemand,
behalve nooddiensten, met een auto rijdt.
Het
niet dragen van kleding volgens de Joodse religieuze ‘dresscode’, en hiermee
zelfs provoceren, in de religieuze woonwijken. (Meah Sjearim)
Archeologische opgravingen doen op plaatsen waar vermoedelijk een oude
antieke Joodse begraafplaats was. Voor religieuze Joodse mensen is dit een
verstoring van de rust van de doden en wordt dit als zeer provocatief
gezien. Bovendien is het tegen de Joodse wet (halacha).
Autopsie is tegen de wil van de overleden en overgebleven familieleden. Zeer
vaak wordt dit, spijtig genoeg, toch uitgevoerd, en dit voor verschillende
redenen zoals opleiding van artsen. De Halacha laat geen autopsie toe,
behalve als men direct een mensenleven kan redden.
Bioscopen en theaters worden op Sjabbat opengesteld.
Het
beperken van het aanwenden van het zomeruur. Vele religieuzen vinden dit
niet in orde.
Algemeen mist men in Israel een geest van tolerantie en een wederzijds
begrijpen tussen religieuzen en seculiere Joodse mensen. Dit fenomeen belast
de Israëlische maatschappij zeer en is zeker oplosbaar, maar aan beide
kanten moet men de noodzakelijke stappen ondernemen.
Yeshivot
Nergens in de wereld heeft de orthodoxie zich zo gesterkt en vermeerderd na
de catastrofe van de Shoa, als in Israel. Dit dankzij de Talmoedhogescholen,
de Yeshivot en de Torah leerhuizen voor gehuwde mannen (kollels). Vele grote
Rabbijnse persoonlijkheden hebben in de loop van de laatste honderd jaar
materiële en spirituele steun gegeven om de glorie van de oude Talmoedische
academiën van Babylon (1700 jaar geleden) weer in onze tijd terug te brengen
in Eretz Yisrael, als een integraal onderdeel van ons leven. In de
Talmoedische academiën van Babylon is de Babylonische Talmoed ontstaan.
Het
is zeker de verdienste van Rabbi Abraham Yeshayahu Karelitz
(1879-1954), bekend als ‘Chazon Ish’, die de superieure rol van Torah-leren,
alleen uit altruïstische bedoelingen en liefde voor de Torah, introduceerde
in de Israëlische maatschappij, als een integraal bestanddeel van het
orthodoxe leven. Uit een vorig essay over de ‘Chazon Ish’ permitteren we ons
om een paar citaten over zijn kijk op Torah-lernen, over te brengen.
‘Torah-leren is het ideaal van het Jodendom. Geen ander instituut kan dit
ideaal beter verwezenlijken dan de millennia oude Yeshivot en
Torah-academiën. Zonder deze hogescholen in het leren van Torah, zou het
religieuze Jodendom allang niet meer bestaan. Het is in deze scholen waar de
beroemde twee Talmoeden, de Babylonische - en Jeruzalemse -, tot stand
kwamen.
In de loop van de laatste tweeduizend jaar zijn onbeperkte Torah-novellen,
nieuwe gedachten, binnen de muren van de Yeshivot ontstaan.
Het ideaal van het Jodendom algemeen en de belangrijkste mitsvah van het
Jodendom is het leren van de Torah. Vanzelfsprekend kan je niet een bewuste
Joodse mens zijn en de Mitsvot uitvoeren volgens de Halacha, als je de
Halacha en de Torah niet kent.
Zo kan je ook de rijke traditie van het Joodse volk niet verder geven aan de
volgende generatie als je dit niet zelf kent.
De ‘Chazon Ish’ baseert zich op Maimonides in de beschrijving van zijn
ideaal in het leren van Torah.
Maimonides beschrijft de Levieten en zegt dat de Levieten en de priesters de
dienaars van G’D zijn omdat zij geen aandeel hebben in het Land Israël, maar
G’D hun aandeel is. Maimonides expandeert dit begrip van de Levieten voor
alle mensen
die hun leven wijden aan het leren van Torah.
Voor de catastrofe van de Holocaust begon men in Oost-Europa met
Torah-instituten voor gehuwde mannen, die hun leven alleen aan Torah-studie
besteden.
Na het verlies van de citadellen van Talmoed- en Torah-leren in Oost-Europa,
als gevolg van de Holocaust, heeft ‘Chazon Ish’ het als nodig gezien om dit
verlies te herstellen in het introduceren van de ‘kolel’. Dit betekent
fulltime leren van de Torah, dit het hele leven. De inspiratie van ‘Chazon
Ish’ heeft zo diepe wortelen geslagen, dat vandaag in Israël en wereldwijd
honderden kolel’ bestaan, waar gehuwde mensen fulltime, levenslang Torah
leren voor het ideaal doel, zoals de profeet Jesaja zegt: ‘En al je zonen
zijn geleerden G’Ds’. Deze idealisten, op het gebied van Torah-leren, hebben
veel bijgedragen aan het verspreiden van Torah-leren in Israël en wereldwijd
en dit tot een punt dat men in de Joodse geschiedenis nooit zoveel
Torah-studie, zowel kwantitatief als kwalitatief bereikt heeft als vandaag.’
Wie is Joods? Wie is een Rabbijn?
Wie is Joods?
Duizenden jaren lang was het vanzelfsprekend dat een Jood of een Jodin
iemand was die geboren was uit een Joodse moeder of die tot het Jodendom
kwam via gyur (opname in het Jodendom).
Dat de moeder en niet de vader de status van Joods zijn bepaalt, is zelfs in
de Torah direct aangegeven (Deut. 7,3). Dit is zo te begrijpen dat geen
andere persoon meer invloed heeft op een jong kind als zijn moeder, zeker
wat de religieuze formatieve opleiding betreft. Hierin ziet de Torah als
enige waarborg dat een kind in het Joodse volk en geloof opgroeit, dat de
moeder van het kind Joods is. Een andere reden voor prioriteit van de moeder
ligt in het feit dat over de herkomst van de moeder geen twijfel is, terwijl
dit bij de vader soms wel het geval is.
Met de stichting van de moderne staat Israel en hiermee het recht op
terugkeer van elke Joodse mens naar zijn heimat, moest dit recht ook in een
grondwet gegoten worden. Voor een religieuze orthodoxe Joodse mens bepaalt
alleen de halacha wie Joods is. Voor de niet religieuze meerderheid van
Israel waren ook andere interpretaties vatbaar, nl. het culturele - en het
nationale aspect, de vader is Joods (zelfs als de moeder dit niet is), of
een van de grootouders is Joods.
Bij het begin van de jaren ’50, tijdens de stichtingsjaren, heeft
premierminister David Ben Gurion wereldwijd aan 100 religieuze en niet
religieuze Joodse persoonlijkheden de vraag gesteld hoe men het recht op de
terugkeer van de Joden in de grondwet moet formuleren, dit met de blik
gericht op ‘het Joods zijn’. De meerderheid antwoordde dat ‘de criteria van
de Halacha aanwenden’ de beste methode is om de eenheid van het volk te
bewaren. De wet is dan aangenomen dat elke Joodse mens het recht heeft zich
direct in Israel te vestigen en het Israëlische staatsburgerschap te
verkrijgen als die uit een Joodse moeder geboren is of via gyur tot het
Jodendom gekomen is. Toch staat in de wet niet vermeld ‘gyur kahalacha’
(opname volgens de joodse wet), wat ontelbare discussies en moties in de
Knesset teweegbracht, die tot op deze dag niet gedefinieerd zijn. Meteen
rijst dan ook de vraag wie een Beit Din is, wie een Rabbijn is, enz.
Is een gyur die van een Reform of een conservatieve Rabbijn of Beit Din
uitgevoerd wordt, erkend of niet?
Het ministerie van binnenlandse zaken is meestal in handen van religieuze
partijen en weigert een gyur te erkennen die niet volgens de halacha
uitgevoerd is.
Het Hoofdrabbinaat van Israel erkent geen gyurim die niet van een orthodox
Beit Din of Rabbijns gerechtshof uitgevoerd werden. Het gevolg hiervan is
dat als iemand naar Israel komt met een gyur certificaat uitgevoerd door een
conservatieve Rabbijn, dit niet erkend wordt.
Wie is een Rabbijn?
Een Rabbijn die zich niet verplicht tot het praktiseren van Torah en Mitsvot
(geboden), die de halacha van Sjulchan Aruch niet naleeft (de halacha
volgens de joodse codex) en de G’Ddelijkheid van de Mondelinge en
Schriftelijke Leer in zijn totaliteit in vraag stelt, wordt niet erkend als
een orthodoxe Rabbijn. Bijgevolg worden gyurim die bij hem of bij zijn Beit
Din ‘uitgekomen’ zijn, ook niet erkend.
Een groot probleem vandaag van de Israëlische maatschappij is de emigratie
van meer dan een miljoen mensen uit de voormalige Sovjet-Unie, waarbij vele
onder hen halachisch niet-Joods zijn. Zij beroepen zich alleen op het feit
dat één ver deel van de familie Joods was. De meeste van deze emigranten
zijn natuurlijk niet religieus, hebben geen besnijdenis gehad en vele zijn
zelfs praktiserende orthodoxe christenen. Dat bracht nog meer problemen mee
zoals het probleem van dronkenheid, hooliganisme en nazisme, m.a.w. echt
antisemitisme geïmporteerd naar Israel.
Daaruit volgen problemen met de legerdienst, begrafenis, huwelijk, het
oprichten van niet koosjere slagerijen en eethuizen, enz.
Aan de andere kant heeft men vele van deze Joden wel kunnen integreren in de
Israëlische maatschappij. Deze zijn teruggekeerd tot het religieuze Jodendom
en zijn ‘Baal Tesjoeva’ en zijn nu geïntegreerd in de religieuze
maatschappij.
De orthodoxie in Europa na de Shoa – Holocaust.
Gedurende 2000 jaar leven Joden in Europa. Hoewel de meeste hier
oorspronkelijk niet vrijwillig gekomen zijn, maken ze vandaag deel uit van
de Europese maatschappij, zowel in cultuur, geschiedenis als gedachtegoed.
Ze waren vertegenwoordigd in alle Europese landen, van Roma in het zuiden
tot Moskou in het oosten. Joden hebben bijgedragen tot de ontwikkeling van
Europa op alle gebieden: wetenschap, cultuur, economie, … en beïnvloedden
deze maatschappij tot de dag van vandaag. Belangrijke namen doorheen de
Europese Joodse geschiedenis van de laatste eeuwen zijn Baruch Spinoza, Carl
Marx (1818-1883), Sigmund Freud, Albert Einstein.
Maar vooral hebben de Joden de cultuur en de gedachtewereld van de
Europeanen beïnvloed. De wortels van het christendom liggen in het Jodendom.
De Bijbel was het eerste werk die in druk ging, door Johannes Gutenberg (ca
1400-1468), in de stad Mainz, Duitsland. De Bijbel werd in alle Europese
talen vertaald en diende zeer vaak om de mensen af te helpen van hun
analfabetisme.
De lijdzame 2000 jarige Joodse geschiedenis in Europa met ontelbare
vervolgingen en afslachtingen, van de kruistochten in de 12de en
13de eeuw, de Spaanse inquisitie (1492) gevolgd door de
verdrijving van de Joden uit Spanje en Portugal, en de vernielingen in Polen
onder Bogdan Chmielnicki (1595-1657), … hebben de levenswil van de Joden om
hun wortels in Europa te behouden, niet verminderd. Integendeel, ze hebben
verder bijgedragen om Europa tot een welvarende maatschappij alsook tot de
hoogste ontwikkelde civilisatie te maken, dit op wereldniveau.
Alles veranderde echter in de 20ste eeuw. In deze eeuw waren twee
wereldoorlogen. Beide hebben Europa en natuurlijk ook het Jodendom in Europa
radicaal veranderd. Tot de Shoa, de Holocaust van 1939-1945, was Europa de
citadel van het religieuze Jodendom, dit op wereldvlak. De grootste
torah-academieën, Yeshiovot waren in het Oosten van Europa, vnl. Polen,
Litouwen en Rusland. De overgrote meerderheid van de Joodse bevolking in
deze landen was orthodox. Ze verplichtten zich tot de Torah-waarden en de
Joodse religieuze levensbeschouwing. Zelfs in West-Europa waren grote
orthodoxe Joodse enclaves, zoals in Duitsland: Frankfurt am Main en Berlin;
in België was toen Antwerpen al bekend.
De Shoa heeft alle Joodse leven in Europa vernietigd. Europa, vooral in
Polen, is tot het grootste Joodse kerkhof ooit geworden. Algemeen kan men
zeggen dat de Europese bodem met Joods bloed doordrongen is. De glorierijke
centra van Joodse geleerdheid en religiositeit zijn voor altijd van deze
Europese bodem verdwenen. Maar zoals een feniks uit de Griekse mythologie
uit de geur van zijn eigen as terug tot leven komt, zo heeft deze Joodse
gemeenschap zich langzamerhand opnieuw in Europa gevestigd.
In de volgende alinea’s worden een paar van deze nog voor handen zijnde
orthodoxe enclaves belicht.
·
Groot Brittannië.
Zoals bekend was Groot Brittannië niet door de Nazistische dictatuur bezet
en hierdoor is de grote Britse gemeenschap zonder echte schade kunnen verder
bestaan. Toch zijn vele orthodoxe overlevende vluchtelingen van de Shoa naar
Groot Brittannië geëmigreerd en hebben orthodoxe accenten in de Britse
Joodse gemeenschap gedrukt, vnl. in London, Manchester en Gateshead.
Londen
United Synagogue
In Londen is de grote Joodse synagogale organisatie ‘United Synagogue’ die
altijd alle religieuze accenten i.v.m. Halacha doordrukte, post Shoa
orthodoxer geworden. Zo koos deze dagorganisatie van de synagogen in Londen
meer en meer orthodoxere en geleerdere Opperrabbijnen. Een model hieronder
was Chief Rabbi Sir Immanuel Jacobovits. Als kind is hij getransporteerd
geworden van Duitsland naar Groot Brittanië en is hierdoor gered geworden.
Hij doorliep meerdere Yeshivot, studeerde en promoveerde tot doctor in
Londen. Hij begon zijn Rabbinale carrière als Chiefrabbi van Ierland om
verder te promoveren tot Rabbijn aan de Fifth Avenue Synagogue in New York.
In1968 werd hij verkozen als Chief Rabbi van het United Kindom.
Behalve zijn fenomenale sprekerstalent en zijn bijzonder charismatisch
optreden heeft Chief Rabbi Sir Immanuel Jacobovits orthodoxe accenten in de
Rabbinale afdeling van de United Synagogue binnengebracht. Vooral het
prestigieuze Beit Din van London heeft hij bezet met uitzonderlijke
persoonlijkheden uit de Rabbijnse wereld, die overal een groot aanzien
hebben. Bijzondere accenten heeft hij gelegd op de Kasjroetafdeling, ook
zijn werk met de Joodse jeugd en de outreach zijn vermeldenswaardig.
Zijn opvolger, Chief Rabbi Jonathan Saks (1948 - ), die in dezelfde
voetsporen trad, bracht en brengt het werk voor de jeugd nog meer tot
ontplooiing.
Ikzelf volgde met hem Talmoedlessen in dezelfde klas (1975-1977) aan het
Jews’ college van London en zo kan ik hem als collega noemen.
Chassiddisme en ultra-orthodoxie in London.
Als gevolg van de Shoah waren vele Oost-Europese vluchtelingen naar Engeland
gekomen. Ze hebben er nieuwe ultra-orthodoxe gemeenschappen gesticht, met
een eigen infrastructuur, zoals bv. aparte scholen voor scholen en meisjes,
Yeshivot, seminaries voor jongens en meisjes, eigen zelfstandige Beit Din
met Rabbinaten die los stonden van het hoofdrabbinaat in Engeland. Deze
nieuwkomers hebben een orthodox gedachtegoed naar Engeland gebracht die voor
de Shoah nauwelijks voor handen was. Londen is tot een van de megacentra van
de ultra-orthodoxie geworden, voorzien van de verschillende chassidische
dynastieën die daar een vestiging hadden. Zo hebben zich de Chassidische
Joden zich vooral in het noorden van Londen, in de wijken Stamford Hill en
Goldes Green gevestigd, waar ze het straatbeeld sterk beïnvloed hebben. Hun
typisch orthodoxe chassidische kleding, baard en pijpenkrullen overheerste
de straten van deze wijken.
Deze chassidische gemeenschap in het noorden van Londen heeft een eigen
kasjroet-afdeling die een zeer hoge reputatie geniet. Indirect heeft de
chassidische gemeenschap de religieuze standaard van het toen zeer
verankerde Engelse koele Jodendom verhoogd.
Manchester.
Manchester ligt in het noorden van Engeland en is bekend als de tweede
belangrijkste stad van het Britse Koninkrijk. Industrieel is het de
belangrijkste stad van Engeland en altijd heeft deze stad Joodse migranten
uit Oost-Europa aangetrokken. Zo bestond er al een grote orthodoxe
gemeenschap voor de eerste wereldoorlog. Manchester was vooral bekend als
textielcentrum waar vele Joden tot de globalisering in bezig waren. Zoals
Londen heeft ook Manchester ‘geprofiteerd’ van de trieste gebeurtenissen van
de Shoah en hebben vele vluchtelingen er hun weg gevonden en een nieuwe
levendige orthodoxe gemeenschap gesticht en heropgebouwd.
Een heel groot aantal synagogen, dit uit elke orthodoxe richting, orthodoxe
scholen, koosjere winkels, enz. karakteriseren er de Joodse wijk. Ook
Manchester is een mega centrum geworden die vooral voor jonge orthodoxe
koppels aantrekkelijk is. Als gevolg hiervan zijn vele provinciale steden,
zoals Glasgow, Lindburgh, Edinburgh, Newcastle enz. leeg gelopen en kenden
geen toekomst meer. Deze tendens manifesteert zich nog altijd: orthodoxe
Joden vestigen zich in de orthodoxe megacentra.
Gateshead
Gateshead is het vroomste en meest orthodoxe stadje van het Britse Jodendom.
Deze kleine stad ligt in het hoge noorden van Engeland, naast Newcastle.
Behalve de beroemde Talmoedhogeschool, een meisjes seminarie en een kollel
(een fulltime Torah leerinstituut voor gehuwde mannen), heeft dit stadje
nauwelijks iets te bieden. Toch is Gateshead een trekpleister voor vele
orthodoxe Joden die het gevoel van de ‘Stetle’ willen beleven, zoals dit
overal in Oost-Europa voor de Shoah bestond.
Ik had persoonlijk het privilege mijn zomervakanties in de jaren ’70 er door
te brengen en er de liefde voor het Torahleren ten volle te proeven. De
Torah-instituten van Gateshead genieten een wereldwijde roem en genieten een
hoog aanzien in alle orthodoxe kringen. Het is opmerkenswaardig dat een van
de beroemdste representanten van de moessar-beweging van de 20ste
eeuw daar werkte en het religieuze leven van deze unieke gemeenschap in
Europa beïnvloedde.
Rabbi Eliyahu Dessler doceerde moessar aan de Yeshiva van Gateshead. Later
emigreerde hij naar Israel en was docent voor moessar aan de beroemde
Ponovitch Yeshivah te Bnei Brak, dit tot zijn levenseinde. Hij schrijft een
anthologie van Joodse werken over ethiek en moraal (moessar), bekend onder
de naam ‘Mihtav Me’Eliyahu’. Tot vandaag worden zijn moessar-werken veel
geleerd. Het meisjes seminarie is bekend als een instituut voor hogere
Joodse studies. Zeer vaak worden ze als godsdienstleraressen tewerkgesteld
in Joodse scholen. Gateshead is ook een befaamde referentie voor het vinden
van de juiste Joodse partner (Shidoechiem).
·
Frankrijk
Frankrijk heeft een bijzondere stelling wat de Joodse kwestie aanbelangt. Ik
denk eerst en vooral aan de Franse Revolutie (1789). Met de beroemde slagzin
‘Libertè, Egalité en Fraternité’, heeft Frankrijk Europa en de wereld
veranderd. Getto’s, discriminatie en degradaties pasten niet meer in het
moderne wereldbeeld van de Franse Revolutie. Napoleon Bonaparte (1769-1821)
bracht een opmerkelijke verbetering in de rechten van de Joden.
Gelijkstelling, ‘emancipatie’ van de Joden met de niet-Joodse bevolking werd
algemeen doorgevoerd in alle landen die Napoleon veroverde. Het
georganiseerde Joodse leven onder de consistorie (een bond van alle joodse
gemeenten in een bepaald land die hun interesses tegenover de overheid
representeren, dit met één stem) heeft navolging gekend in alle andere
Europese landen.
Verder heeft Napoleon het verzoek genomen het historische hoge gerecht van
de Joden, het Sanhedrin, weer te laten beleven, maar deze mislukte al na een
tiental zittingen. Waarschijnlijk bracht hij hiermee toch het prototype van
het latere Hoofdrabbinaat van Frankrijk.
Algemeen mogen we vaststellen dat de Franse Joden tot aan de Shoah volledig
geassimileerd waren, dit tot een graad dat ze overal geaccepteerd waren als
ambtenaar, op militair vlak, enz. Wel kwamen altijd golven van emigranten
uit Oost-Europa, maar hun religieuze Jodendom raakte al gauw ‘verdronken in
de Seine’. Zo ontstonden er kleine enclaves van orthodoxen in Frankrijk voor
de Holocaust.
Niet te overzien is de affaire Alfred Dreyfus (1859 –1935) die als het
geboorte-uur kan gezien worden van het moderne politieke zionisme. Als
gevolg hiervan was Baron Edmond Benjamin James de Rothschild (1845 - 1934)
de belangrijkste financiële ondersteuner van de zionistische beweging en de
kolonieën in Eretz Yisrael.
Volgens David Ben Gurion zou de staat Israel nooit ontstaan zijn zonder de
verdienste van Baron Edmund de Rothschild.
De toenmalige Grootrabbijn van Frankrijk en Parijs, Rabbi Tsadok Hakohen
(1823 – 1900) was een fervente voorvechter van de zionistische zaak en zo
hebben deze twee persoonlijkheden Theodore Herzl (1860-1904) enorm gesteund
in zijn zionistische overtuiging en hem een enorme push gegeven. Overigens
heeft Baron Rothschild de mooiste synagoge van Frankrijk op eigen kosten
gebouwd. Tot de dag van vandaag geldt deze synagoge als een van de mooiste
op wereldniveau. De synagoge is bekend als ‘Synagogue de la Victoire’ en is
de hoofdzetel van de Grootrabbijn van Parijs. Ze wordt ook gebruikt voor de
belangrijkste Joodse bijeenkomsten.
Als gevolg van de Shoah was Frankrijk in twee gedeeld. Noord-Frankrijk met
Parijs werd bezet door de Nazi’s. De meeste Asjkenazische Joden zijn in de
vernietigingskampen in Polen omgekomen. Zuid-Frankrijk was door het Vichy
collaboratieregime niet bezet door de Nazi’s, waardoor dit een vrije zone
werd. Vele Franse en Belgische Joden konden zo naar Zuid-Frankrijk vluchten
en werden gered. Na de Shoah veranderde het Franse Jodendom radicaal. Vooral
Sefardische Joden uit de magere staten (Noord-Afrika) emigreerden naar
Frankrijk en werden de dominante Joodse etnische groepering in Frankrijk.
Parijs.
Joden leefden al in de vroege Middeleeuwen in Parijs. De beroemde Tosafist
(school van Rashi, met commentaren op de Talmoed) Rabbi Yechiel of Paris (?
- 1286), moest een dispuut en polemiek met apostaten en vijandige
christelijke geestelijken over de Talmoed voeren, met als gevolg dat in de
‘Place-de-Notre-Dame’ 24 wagons met de Talmoed openbaar werden verbrand
(1240). Daarop heeft Rabbi Meir van Rothenburg (1215 –1293), de laatste
charismatische Tosafist uit Duitsland, een beroemd klaaglied samengesteld
die we tot op de dag van vandaag nog in de synagoge op Tisja be Av bidden.
In
de 15de en 16de eeuw waren de Joden helemaal uit
Frankrijk verdreven, zoals in Engeland, met een paar enclaves, waar de Joden
mochten blijven, zoals in Avignon en Carpentras, Zuid-Frankrijk.
Tegen de Franse Revolutie heeft men de beperkingen tegen de Joden opgeheven
en na de Revolutie hebben talrijke Joden, vooral uit Zuid Frankrijk en
andere omliggende landen zich in Parijs gevestigd. Een echte bloei voor de
Joodse gemeenste in Parijs begon rond de 18de eeuw met Napoleon.
Joden genoten toen van de emancipatie en mochten alle beroepen uitoefenen en
als ambtenaar dienst doen. Meer en meer gaan de Joden zich dan ook
assimileren in het Westerse, Franse gezelschap. Wel heeft Napoleon en zijn
opvolgers gezorgd voor de oprichting van de Consistorie, de Bond van Joodse
gemeenten en synagogen van Parijs, en heeft de institutie van ‘Grand
Rabinate’ van Parijs in Frankrijk geïntroduceerd.
Als gevolg van de pogroms in Oost-Europa (eind 19de eeuw) zijn
massa’s Oost-Europese Joden naar Frankrijk, vooral Parijs, geëmigreerd, maar
al zeer snel hechtten ze zich aan de lokale Joodse gemeente en lieten het
religieuze Jodendom achter zich. Ze vestigden zich in Place St. Paul in het
vierde arrondissement in het centrum van de stad, bekend in het Jiddisch als
‘de pletzel’
De ‘Pletzel’ is tot de dag van vandaag een van de bezienswaardigheden voor
Joodse en niet-Joodse toeristen. Er is wel een nostalgische sfeer van de
voormalige oude Joodse wijk stettle en het is vooral bekend van zijn
talrijke Judaica winkels en koosjere restaurants en chique winkels.
Voor de Shoah woonden in Parijs vooral Asjkenazische Joden. Meestal kan men
deze Joden als geassimileerde Joden bestempelen (denk aan de affaire Alfred
Dreyfus). Natuurlijk waren ook orthodoxe enclaves, zowel op de ‘Pletzel’
alsook in een andere Joodse wijk, nl. Rue Cadet. In beide wijken fungeerden
zeer beroemde Rabbijnen die tot vandaag een grote invloed hadden en een
groot dispensarium van religieuze literatuur achterlieten. Twee grote namen
willen we hier naar voor schuiven:
Rav Joel Leib Herzog (1889 - ?)
Rav Elie Munk (1900 – 1981)
Rav Joel Leib Herzog was de vader van Rabbi Yitschak Isaac HaLevi Herzog
(1889-1959), een van de meest geprofileerde hoofdrabbijnen van de staat
Israel. Vele verdiensten stonden op zijn naam, vooral met de redding van
verdwaalde kinderen na de Holocaust gebeurtenissen in West- en Oost-Europa.
Verder heeft hij een rijke Rabbijnse literatuur onder de vorm van responsa
achter zich gelaten.
Rav Elie Munk is een broer van de beroemde Rav Azriel Munk uit Berlijn die
zich voor de Shoah in Parijs vestigde. Hij heeft letterlijk het
asjkenazische orthodoxe Jodendom in Parijs opgebouwd. Vooral is hij bekend
door zijn talrijke schriften, commentaren en uitstekende boeken op het
gebied van pentateuch en siddur. Hier was hij een pionier voor het studeren
van het Jodendom in de Franse taal. Zijn werken zijn gekenmerkt door
originaliteit, een hoge en rijke diversiteit in taal en denken, en vooral in
het bijzondere de manier waarop hij moeilijke theologische thema’s heel
eenvoudig uitlegt. Hij heeft zijn laatste levensjaren in Jeruzalem
doorgebracht waar hij vooral religieus – literair bezig was.
Het is van belang te melden dat na de Shoah een beroemde Rabbijn uit
Antwerpen, Rav Ja’acov Rothenberg, in de Joodse wijk van St. Paul, een
streng orthodoxe gemeente opgericht heeft die vandaag als de citadel van de
orthodoxe gemeente van Frankrijk geldt, met een zeer rijke infrastructuur
aan Yeshivah en scholen etc. Vooral is het hoge niveau van kasjroet
vermeldenswaardig, waarbij het verlenen van de kasjroet - certificaten zeer
exclusief is.
Het demografische beeld van het Jodendom in Frankrijk heeft zich na de Shoah
radicaal veranderd. Voor de Shoah was het Franse Jodendom vooral
asjkenazisch. Er waren wel kleine enclaves in de Provençe, zoals Carpentras,
en aan de Côte d’Azur. Maar zowel de consistorie als het Grand Rabbinate van
Frankrijk werd beheerd door asjkenazische Joden van West- of Oost-Europese
oorsprong.
Het was een geassimileerd Jodendom, soms zelfs antizionistisch en zeker niet
orthodox, met kleine uitzonderingen. Vele Franse Joden zijn spijtig genoeg
omgekomen in de gaskamers van Aushwitz en andere beruchte
vernietigingskampen in Polen. Een klein deel kon zich redden in de Provençe,
het zuiden van het land, onder het Vchy-regime.
Na de Shoah keerden vele vluchtelingen terug uit het zuiden, maar ook vele
overlevenden van de kampen kozen voor Frankrijk, wegens haar reputatie voor
mensenrechten en een humane vluchtelingenpolitiek. Elie Wiesel, die de
Nobelprijs voor literatuur gewonnen heeft, was een van hen die Frankrijk als
nieuwe heimat koos. Later is hij dan toch naar Amerika geëmigreerd, waar hij
zich bijzonder engageerde voor het niet vergeten en bewaren van het
aandenken aan de Shoah.
Door het Arabisch-Israelische conflict en doordat Frankrijk haar Afrikaanse
kolonieën in de onafhankelijkheid liet, zijn vele Joden uit Noord-Afrikaanse
landen naar Frankrijk geëmigreerd. Een massa Joden uit de Magreb staten,
vooral Marokko, Algerije, Tunesië en Libië gingen naar Frankrijk.
Hierdoor veranderde de etnische Joodse samenleving. Het sefardisch –
oriëntaalse is nu de meest dominante bevolkingsgroep onder de Franse Joden.
Zo zijn de meeste synagogen in Frankrijk gekenmerkt door de Sefardisch
gewoontes, de Hebreeuwse - Sefardische uitspraak en de typisch
Sefaridisch-Joodse mentaliteit die toch heel anders is dan de oorspronkelijk
Ashkenazische bevolking van Frankrijk. Algemeen kan men stellen dat het
Sefardische Jodendom een grotere achting heeft voor Jodendom, Torah en
Rabbinaat maar aan de andere kant kennen ze minder achting voor het
Orthodoxe element.
Bijvoorbeeld:
de meeste Sefardische Joden die ik persoonlijk ken, hebben een echte
affiniteit voor het religieuze leven, een enorm respect voor Rabbijnen maar
zij gaan dan ook de straat op zonder kippa.
Vele Sefardische Joden in Parijs zullen bij voorkeur een koosjer restaurant
uitkiezen en alleen koosjer vlees eten. Aan de andere kant gaan velen ook
naar een discotheek.
Vele Sefardische Joden gaan regelmatig op Shabbat naar de synagoge, maar
zodra ze de synagoge uitstappen, gaat de kippa in de zak.
Er is hier dus een soort compromis tussen het religieuze - en het profane
Jodendom, want een discotheek bezoeken behoort niet tot de activiteiten van
de Ashkenazische orthodoxe Joden. Om dit gedrag te begrijpen, moet men
terugkeren tot diep in de Spaanse middeleeuwen (gouden eeuw van de 9de
tot 15de eeuw) waar er een evenwicht was tussen de religieuze
Torah- en Talmoedstudies en de zeer ruime algemene kennis zoals grammatica,
filosofie, poëzie, taal, … bij de Sefardim.
Dat is helemaal anders dan de ashkenazische Joden in Duitsland en Frankrijk
die zich in de Middeleeuwen voornamelijk met Torah bezighielden. Dat is
misschien een verklaring voor de consequente houding van de ashkenazische
Joden die ofwel helemaal orthodox zijn of helemaal consequent niet religieus
zijn.
Toch zal ik in deze context mijn respect en waardering uiten voor het
Sefardische Jodendom in Frankrijk die een soort ‘religieuze revolutie’
doormaakte gedurende de laatste 60 jaar. Als men het Franse Jodendom voor de
Shoah vergelijkt met het Jodendom van vandaag, moet men eerlijk toegeven dat
vandaag de synagogen vol zitten. Overal zijn veel religieuze activiteiten,
dit op alle niveaus, en er is een sterk religieus bewustzijn van de Joden in
Parijs en Frankrijk.
Hierbij denk ik aan de woorden van de profeet Amos (8,11):
‘Weet dat de dagen komen, zo spreekt de Eeuwige G’D, dat IK het land zal
laten hongeren. Er zal geen honger zijn naar brood of dorst naar water, maar
honger naar de Woorden van de Eeuwige.’
Zo heeft het Sefardische Parijse Jodendom het religieuze beeld van het
traditionele Jodendom veranderd.
In de laatste 60 jaar waren de meeste opperrabbijnen van Frankrijk van
Sefardische afkomst waren. Rav Sirat was hoofdrabbijn in Frankrijk van 1981
tot 1988; Rav Sitruk van 1987 tot 2008.
Beide voormalige Rabbijnen presenteren het nieuwe zelfbewuste Sefardische
Jodendom van Frankrijk. Rav Sirat is een hoge geleerde. Naast zijn talrijke
Joodse studies in Yeshivot was hij ook professor aan de Sorbonne. Hij
representeert het Franse en Sefardische Jodendom zeer waardevol en
intellectueel. Hij was bekend voor zijn scherpe en briljante intellect,
vooral in het schrijven, maar ook in de toespraak. Hij schreef talrijke
essays op hoog niveau.
Zijn opvolger was Opperrabbijn Rav Joseph Sitruk die een heel andere stijl
van Opperrabbinaat had tijdens zijn lange ambtsperiode. Zoals zijn
voorganger was Opperrabbijn Joseph sitruk een volgeling van beroemde
Yeshivot, maar hij heeft geen academische studies gevolgd. Hij was getekend
door een onuitputbare energie die het Parijse en Franse Jodendom positief
religieus veranderde. In alle steden organiseerde hij symposia, studiedagen,
jeugd en singlebijeenkomsten, maar vooral animeerde hij zijn collega’s
-Rabbijnen actief in het verspreiden van de Torah en echte religieuze
waarden. Dankzij hem is vandaag het Franse Jodendom bewust meer religieus,
traditioneel orthodox georiënteerd. Hij heeft vooral het niveau van het
officiële Beit Din van Parijs, het hoogste Rabbijnse gerechtshof van
Frankrijk nu geformeerd met grote Halacha-capaciteiten die ook deels door
het strikte orthodoxe Jodendom in bewondering werden aanzien.
Het Beit Din van Parijs heeft in zijn ambtsperiode zijn activiteiten
verspreid op alle gebieden, maar in het bijzonder op een zeer uitgebreid
kashrutnetwerk, een belangrijke afdeling over echtscheiding en opname in het
Jodendom – giyur. Nooit in de geschiedenis van het Jodendom in Parijs was
het niveau van het Beit Din zo hoog als onder de leiding van Opperrabbijn
Rav Joseph Sitruk. Ook het officiële opleidingscentrum ‘école Rabbinique des
Paris’ voor toekomstige Rabbijnen in Frankrijk (in 1830 opgericht) heeft een
echte metamorfose meegemaakt onder zijn bewind.
Tot de Shoah was dit Rabbijnen Seminarie bekend voor het opleiden van
Rabbijnen die wel perfect Frans spraken of beheersten, maar een laag niveau
op het gebied van Talmoed en Halacha toonden. De Rabbijnen toen waren meer
zoals de christelijke priesters: grote redenaars gekleed met een witte kol
en een zwarte tuniek. Het waren vooral ook grote Franse patriotten. De
meeste waren antizionistisch of in het beste geval hadden ze een neutrale
opstelling. Veelal kenden ze geen Ivriet. Men heeft wel een gebed voor de
Franse president en de Franse staat gezegd, maar niet voor de bewoners van
Eretz Israel.
Vandaag hebben de afgestudeerden van de école Rabbinique naast hun perfecte
beheersing van de Franse taal ook een religieuze hoge opleiding. Ze hebben
een gefundeerde kennis in Talmudische leer en halacha. Ze zijn traditioneel
Rabbijns gekleed en kunnen zich verstaanbaar maken in het Hebreeuws. Verder
zijn ze pro-Israel en zionistisch geïnspireerd. Vanzelfsprekend wordt naast
het gebed van de Franse staat ook het gebed voor de staat Israel en de
verdedigers van het Heilige Land uitgesproken.
Het actieve engagement van de Lubavitch beweging onder de nieuw gekomen
Sefardische Joden, afkomstig van Noord-Afrika is opmerkenswaardig, in die
zin dat de Lubavitch Chassidische beweging in de hiërarchie met de Rebbe,
Oost-Europese Ashkenazische Joden zijn. Toch is deze beweging diep geworteld
in grote delen van het Sefardische Jodendom. Het recept van het succes is
gebaseerd op een niet discriminerende houding tegenover oriëntaalse
Sefardische Joden die bij andere Ashkenazische Chassidische en niet-
Chassidische kringen toch zeer vaak voorkomt. Hierbij komt nog dat Chabad
bezield is om verdwaalde en onverschillige Joden terug te brengen naar de
religiositeit. Dit wordt gedaan met vele acties en programma’s zoals het
uitnodigen bij maaltijden (de liefde voor het Jodendom gaat best door de
maag), ook kaarsenacties voor Shabbat, het benaderen van de jeugd, …
Lubavitch is echt voelbaar in Parijs en heeft als katalysator gediend om
vele Joden terug te brengen naar onze traditie. Je kunt niet spreken van een
echte strikte Sefardische orthodoxie, maar ze hebben wel bereikt dat zij een
Joodse, traditionele leefwijze erop nahouden. Lubavitch is verder zeer
actief in het kashrutwezen, in het onderwijs met de vele Lubavitch-scholen,
…
Al bij al heeft Lubavitch een positieve bijdrage geleverd door het
sensibiliseren van religieuze waarden bij de Sefardische Joden in Frankrijk
die er de grote meerderheid vormen.
Aansluitend hierbij is dat de liberale reform beweging in Frankrijk
nauwelijks succes kent. Wel heeft het liberale Jodendom in Parijs een grote
synagoge aan de Rue Copernicus, maar over het algemeen nemen ze eerder een
rudimentaire plaats in, in het religieuze leven van de Franse Joden.
Waarschijnlijk ligt dit in de mentaliteit van de Sefardische joden: ofwel
kiezen ze voor een traditionele leefwijze ofwel geven ze de voorkeur aan
laïcisme (assimilatie).
Straatsburg
Elzas lotharingen heeft een heel belangrijke plaats ingenomen in de
formering van het Ashkenazische Jodendom, dit sinds het begin van de
Middeleeuwen. Samen met het Rijndal gebied vormt deze streek de wieg van het
Ashkenazische Jodendom. Beroemde persoonlijkheden zijn Rabbi Shlomo Yitzhaki
(1040 – 1105) en de school van de Tosafisten (nakomelingen van Rashi) in de
12 en 13de eeuw, die het commentaar van de hele Tenach en
Babylonische Talmud bewerkstelligden.
De Joden van Straatsburg praatten Elzas’-Jiddisch. Twee beroemde woorden uit
dit dialect zijn: ‘berchès’ – Chalot (van ‘bracha’) en ‘oren’ wat ‘bidden’
betekent (van het Latijnse ‘ora et labora’). De Joden van Elzas lotharingen
waren doorheen de jaren grote kenners van de veehandel. Onder Napoleon, met
de verovering van Elzas lotharingen, heeft men de emancipatie aan de Joden
geschonken. Dit was verbonden met een georganiseerde consistorie van de
Joodse gemeenten in Elzas Lotharingen. Als gevolg van deze vernieuwingen in
het Joodse leven werden de officiële Rabbijnen bezoldigd door de Franse
staat.
Opmerkenswaardig is dat Straatsburg naast Antwerpen de enige stad is in
Europa die een Eruv bezit, dit al van voor de Shoah. Napoleon wenste de
Joden volledig in de Franse maatschappij te integreren en misschien te
assimileren. Hij richtte een sanhedrin op, samen met vertegenwoordigers en
Rabbijnen van alle Joodse gemeenten in Frankrijk en het bezette Europa. Het
was de bedoeling om echt moeilijke vragen op te lossen. Enkele voorbeelden
van dergelijke vragen waren:
‘waarom mag een Joodse mens een niet-Joodse mens huwen?’ –
‘Zijn Joden loyaal aan Frankrijk of hebben ze een dubbele loyaliteit zowel
aan Frankrijk als aan Israel.
De voorzitter van dit sanhedrin was de Opperrabbijn van Straatsburg, Rabbi
Joseph David Sinzheim (1745 – 1812, Paris), een Rabbijnse en Talmoedische
autoriteit die in alle kringen erkend was. Er waren één of twee zittingen
van dit sanhedrin, maar uiteindelijk, wegens de precaire militaire positie
van Napoleon heeft dit sanhedrin geen echte resultaten geleverd.
Straatsburg is een van de weinige steden die een eruv
bezit, zoals ook Antwerpen dat heeft. Voor de Shoah was Straatsburg
hoofdzakelijk een ashkenazische gemeente. De honderden jaren oude gewoontes
werden er volop gepraktiseerd en in de synagoge werd meestal alleen de
ashkenazische uitspraak gebruikt. Net zoals in België kon een deel van de
gemeenschap zich tijdens de Shoah in de vrije Vichy-zone (deze stond niet
onder directe nazi-controle en –bezetting) redden en naar Straatsburg
terugkeren na de Shoah. De hoofdsynagoge van Straatsburg werd tijdens de
Kristalnacht door een brand vernietigd. Na de Shoah heeft men deze ruïne
heropgebouwd. Vandaag dient ze als hoofdsynagoge van Straatsburg.
Straatsburg heeft een Opperrabbinaat, een zelfstandig Beit Din en een
volledige infrastructuur om er als religieus praktiserende Joodse mens te
kunnen leven.
De grote verandering na de Shoah is dat Straatsburg nu ook deels een
sefardisch – oriëntaalse gemeente is, waartoe nu ongeveer 50% van de
gemeente kan gerekend worden. Ook de Sefardische gemeente heeft een volledig
eigen bestuur. Er zijn meerdere synagogen over de stad verspreid. Verder
heeft Straatsburg een aantal koshere winkels en restaurants, inclusief de
vooroorlogse wereldbekende slagerij ‘Boechinger’.
Straatsburg heeft meerdere Joodse scholen voor handen. De Joden zijn
geconcentreerd in twee of drie wijken zoals in Antwerpen. De meeste Joden
spreken geen Joods-Elzasisch meer. Frans en Ievriet zijn de meest gangbare
gebruikstalen.
België
Joden leefden op het grondgebied van het huidige België sinds de
Middeleeuwen. Vanaf deze tijd zijn Joodse woonwijken in Luik en Leuven ons
bekend. Deze wijken zijn in de Middeleeuwen vernietigd door valse
beschuldigingen in verband met ‘de zwarte pest’.
Antwerpen kende in de 17de eeuw een kleine marranen-gemeenschap. Dit zijn
Joden uit Spanje en Portugal die hun identiteit moesten verbergen om als
nieuwe christenen te verschijnen. Meestal waren deze Joden ‘onderweg’, op
zoek naar een nieuwe bodem om daar hun joodse identiteit te kunnen beleven.
De Portugese gemeente in Amsterdam is zo ook van oorsprong ‘marraans’.
De
meest bekende persoonlijkheid van de marranen - gemeente in Antwerpen is
Dona Gracia. Zij is later naar Istanbul, Turkije geëmigreerd.
Gracia Dona behoorde tot een rijke Patricische marranen familie die onder
andere ook een bankhuis bezat. Samen met haar neef Don Joseph Nasi (1524 –
1579), die gekend was voor zijn liefdadige werken ten opzichte van de Joodse
gemeenschap, engageerde ze zich om de Joodse vluchtelingen die verdreven
waren uit Spanje zoveel mogelijk te helpen.
Don
Joseph Nasi was een pionier op zionistisch vlak, die toen streefde om Joden
naar Erets Israel te brengen om zo het begin van de Joodse verlossing te
initiëren. Hij bouwde een muur rond de stad Tiberias en was bereid Joodse
emigranten daadkrachtig te helpen, maar dit verzoek mislukte omdat de meeste
Joden in Europa dachten en voelden dat de Messiaanse verlossing alleen door
de Mashiach ben David kan gerealiseerd worden.
Een
herinnering aan de marranen - gemeente in Antwerpen is de ‘Jodenstraat’ in
het oude centrum, die er op wijst dat Joden daar toen moeten geleefd hebben.
Een
radicale verandering in de status van de Joden op het Belgisch grondgebied
trad in met de komst van Napoleon naar België. Consequent aan zijn linie,
gaf Napoleon de Joden emancipatie en de mogelijkheid zich te representeren
tegenover de overheid, dit door de consistorie van de Joodse gemeenten op te
richten.
Napoleon heeft zeker de verdienste dat vanaf zijn tijd veel meer Joden zich
op het Belgische grondgebied gingen vestigen.
Met
de stichting van de Belgische staat (1830) begonnen de Joden zich te
concentreren in meerdere gemeenten. Op het Waalse grondgebied vinden we toen
Joodse gemeenten in Charleroi, Liège en Arlon. Het Vlaamse grondgebied kende
vooral de steden Brussel, Antwerpen, Gent en Oostende waar Joden leefden.
Kort voor de Shoah konden veel Joden uit Duitsland en Oostenrijk naar België
emigreren. Zowel België als Nederland probeerde de vertwijfelde Joodse
vluchtelingen te helpen door ze asiel te verlenen.
De
rol van België tijdens de Shoah is omstreden. Er waren vooral op het Vlaamse
grondgebied nazi- collaboratoren die systematisch met de nazi’s, Joden
oppakten en hen vanuit de beruchte ‘Dossinkazerne’ in Mechelen naar de
dodenkampen in Oost-Europa stuurden.
Vandaag dient deze kazerne als een Joods museum voor verzet en deportatie.
Er zijn ook plannen om dit museum in een soort Holocaust-museum om te
bouwen.
Ook
grensde de rol van het Belgisch koningshuis tijdens de Shoah aan
collaboratie met de nazi - bezetting. Daarom moest koning Leopold II na de
Shoah aftreden en werd zijn zoon Boudewijn verantwoordelijk voor de verdere
Belgische monarchie. Op de andere kant konden veel Joden vluchten naar de
vrije Vichy-zone in Frankrijk.
Door het verzet in België werden relatief vele Joden verstopt door zowel
Vlamingen als Walen, dit met risico van hun eigen leven. Vele van deze
‘redders’ zijn door Yad Vashem, het Israelische Holocaust memorial, geëerd
door het planten van een boom op de weg van de ‘rechtvaardigen’ onder de
volkeren.
In
vergelijking met buurland Nederland, konden zich in België 50% Joden redden,
daar waar het in Nederland slechts 10% betrof. België behoort dus tot de
Europese landen waar zich vele Joden konden redden tijdens de Shoah. Na de
Shoah kan men in België slechts van twee grote gemeenschappen spreken, nl.
Antwerpen en Brussel.
Tussen Antwerpen en Brussel, een afstand van 50 km, is er een ongelofelijk
groot verschil tussen de twee Joodse gemeenten. In Antwerpen is de Joodse
gemeenschap sterk religieus, Joden leven geconcentreerd in wijken en er is
een volledige infrastructuur om er als religieus Joodse mens te kunnen
leven. Er zijn twee onafhankelijke gemeenten voorhanden in Antwerpen. De
algemene Joodse gemeente ‘Shomre Hadas’ en de orthodoxe gemeente ‘Machsike
Hadas’. Beide gemeenten hebben een onafhankelijke religieuze hiërarchie,
bestaande uit een Opperrabbinaat, een onafhankelijk Beit Din, een kashrut –
commissie, en een eigen ‘havrat kadisha’ – een eigen begraafplaats in Putte,
Nederland. De reden voor het buitenlands kerkhof is dat volgens de Belgische
grondwet een graf na 50 jaar opgeruimd wordt. Dit is tegen de Joodse halacha
en daarom kozen beiden gemeenten voor eigen kerkhoven op grond in Putte.
Synagoges
De
Joodse gemeenschap in Antwerpen bestaat uit ongeveer 25.000 zielen, maar
heeft een infrastructuur voor een gigantisch grote Joodse gemeenschap.
Terecht noemt men deze gemeenschap ‘Jeruzalem van het Westen’. Naast de twee
grote synagogen bestaan nog ongeveer 30 kleine en middelgrote synagogen van
verschillende chassidische en niet – chassidische richtingen.
Antwerpen heeft geen enkele reform – liberale synagoge. In de Joodse wijk
die ongeveer 2 vierkante km bedraagt, kan je de Joodse aanwezigheid goed
voelen. Vooral op Shabbat zijn de straten van deze wijken met typisch
chassidische geklede Joodse mensen gevuld.
Koosjer eten
Er
is een groot aanbod van koosjere winkels en supermarkten, koosjere
bakkerijen, slagerijen en koosjere viswinkels. Meerdere koosjere restaurants
zijn voorhanden. Antwerpen behoort tot de weinige steden in Europa die al
meer dan 100 jaar een eruv bezit. Een Eruv is een Halachische muur
rond de Joodse wijk, bestaande uit zuilen met een kabel verbonden. Binnen
deze eruv mag er op Shabbat gedragen worden.
Joodse schoolnetwerken
Op
het gebied van Joods onderwijs zijn drie grote schoolnetwerken voorhanden,
naast een groot aantal kleine chassidische scholen.
De
grootste Joodse school in Antwerpen is ‘Jesodei HaTorah – Beth Ja’acov’.
Deze school bestaat meer dan 100 jaar en bevindt zich aan de periferie van
de Joodse wijk. De school is verplicht tot Torah-getrouw Jodendom (Orthodox)
en is bewust niet zionistisch. Het leerniveau is hoog en de leerlingen
kunnen er het volledige secundair onderwijs doorlopen. Er is zowel een
meisjes- (Beth Ja’acov) als een jongensschool (Jesodei HaTorah).
Een
andere grote school is Tachkemoni. Deze school is niet religieus, maar
verplicht zich tot het aanbieden van Joodse waarden en traditie. Een
bijzonder accent wordt gelegd op het nationaal zionistische vlak, De
Ievriettaal en Joodse disciplines als Joodse filosofie, introductie in de
Mishna, … komen dan ook uitgebreid aan bod. Alle Joodse vakken worden in het
Ievriet onderwezen. Ook hier kunnen leerlingen hun secundair diploma
behalen.
Deze school heeft een hoog academisch niveau en bestaat meer dan 100 jaar.
Meisjes en jongens volgen er gezamenlijk les.
Een
derde school, Yavne, is nationaal religieus gezind. Ze bestaat ongeveer 30
jaar en is een afsplitsing van Tachkemoni. De kinderen worden zeer
zionistisch opgevoed met het doel naar Israel te emigreren. Deze school is
de kleinste van de drie scholen, de leerlingen zijn dan ook ingedeeld in
kleine klassen waardoor het lesgeven zeer individueel gericht is. Het heeft
een zeer hoog niveau, zowel op religieuze als op algemene studies. Vanaf het
vierde leerjaar in de basisschool worden jongens en meisjes gesplitst. De
Joodse vakken worden in het Ievriet onderwezen. Ook hier kunnen de
leerlingen hun secundair onderwijs doorlopen.
Er
bestaat verder een school voor Buitengewoon Onderwijs Tikvatenu, waar
kinderen met een handicap van een Joodse sfeer en opleiding kunnen genieten.
Er
zijn nog twee grote chassidische meisjesscholen voorhanden die op een zeer
hoog Joods niveau onderwijzen, maar ook een aanzienlijk niveau profane
vakken wordt voorzien. De ene is de meisjesschool van de chassidische
beweging Belz, bekend onder de naam ‘Benot Yerushalayim’, de andere is van
de chassidische beweging Satmar, bekend onder de naam ‘Beith Rachel’.
Sociaal
De Joodse gemeenschap van Antwerpen heeft een zeer uitgebreid sociaal
netwerk. Zo bestaan meerdere organisaties die zorgen voor koosjere voeding
in de ziekenhuizen in en rondom Antwerpen. De organisatie ‘Shifra en Pua’
van de Belzer gemeenschap is het best gekend.
Daarnaast is er ‘Beit Raisel’, een verzorgingstehuis voor moeders met
pasgeboren baby’s. Er is een sociale organisatie ‘Rehev’ die zieken en de
bezoekers van zieken aan een voordeeltarief naar de verschillende
ziekenhuizen in België vervoert.
Opperrabbijnen
Beide gemeenten van Antwerpen mogen fier zijn op een lange traditie van
uitstekende Opperrabbijnen en Dayanim (Rabbinale rechters).
Rabbi Chaim Kreiswirth (1918-2001) diende bijna 50 jaar als Opperrabbijn van
de orthodoxe gemeente Machsike Hadass. Hij was een groot geleerde die
wereldwijd een groot aanzien genoot in de orthodoxe gemeenschap. Hij was
bekend als een groot spreker die overal gevraagd was. Hij engageerde zich
voor het lot van weduwen en wezen. Kenmerkend is dat na zijn overlijden geen
opvolger werd aangewezen. Alleen het Beit Din is nu de facto
verantwoordelijk voor alle halachische en gemeentelijke belangen.
Rav
Moshe David Lieberman (1925 - ), Opperrabbijn van de algemeen religieuze
gemeente Shomre Hadass, dient deze gemeente al meer dan 30 jaar. Rav
Lieberman is een autoriteit op Halachisch gebied en wordt als spreker veel
gevraagd. Hij is gekend als een diplomaat die in goede verhouding leeft met
alle leden van de gemeente. Hij geniet een zeer groot aanzien binnen het
Europese Rabbinaat. Hij spreekt meerdere talen als Hebreeuws, Frans, Engels,
Nederlands, Jiddisch.
De Joodse gemeenschap in Brussel.
Joods Brussel heeft een heel ander gezicht als Antwerpen. De Joodse
gemeenschap is verspreid over de hele stad. Sommige wegen hebben in Brussel
relatief meer Joodse bewoners dan andere. Je voelt echter geen Joodse
aanwezigheid zoals dit in Antwerpen is, behalve dan misschien in de buurt
van synagogen op Shabbat en feestdagen. Verder zijn er weinig vrome mensen
die in Brussel leven, dit om meerdere redenen:
vele orthodoxe mensen kozen te wonen in Antwerpen, waar een volledige Joodse
infrastructuur voorhanden is, en te werken in Brussel.
Anderen verkozen naar Israel te emigreren waar veel mogelijkheden voor een
authentiek religieus leven voorhanden zijn.
Kenmerkend voor de Joodse Brusselaar is de verspreidheid. Als gevolg van
deze verspreidheid is het grote probleem van assimilatie voorhanden: 50% van
de jeugd huwt buiten het geloof. Algemeen is de gemeenschap van Brussel
areligieus. Natuurlijk zijn er religieuze enclaves, zoals het Chabad-centrum
in Brussel, of de synagoge ‘Ma’alè’. Brussel kent een grote Sefardische
gemeenschap met eigen synagogen en Rabbijnen.
Brussel is voorzien van drie Joodse scholen, waarvan twee absoluut
areligieus zijn. De Maimonides – school, gesticht door Rav Selig Jitschak
Dov Bamberger (1918 – 1993), heeft een ‘touch’ met de Joodse religie.
De hoofdsynagoge van Brussel op de Rue Regence is een prachtige shul die
behoort tot de mooiste synagogen van Europa. De hoofdrabbijn van Brussel is
Rabbi Albert Gigi. In deze synagoge bevindt zich tevens de Joodse
consistorie van België. De Joodse consistorie representeert de Joodse
gemeenschap in België tegenover de overheid en de media. De Joodse
gemeenschap van Brussel is 25.000 tot 30.000 zielen rijk.
Besluit:
Om af te sluiten zijn de toekomstperspectieven voor Joden in België
pessimistisch. Door de economische crisis zijn veel Joden verarmd. Het
groeiende islamitische antisemitisme in België, vooral in Antwerpen en
Brussel, en de verzwakking en deels verdwijning van Joden uit de
diamantbranche die meer en meer geglobaliseerd wordt en geen plaats meer
heeft voor kleinere en middelgrote bedrijven en makelaars, laat vele Joodse
mensen nadenken over emigratie naar Israel. Inderdaad heb ik bemerkt dat in
de laatste 2-3 jaar een aanzienlijk aantal families naar Israel is
geëmigreerd. Anderzijds heeft de Belgische staat algemeen een
Jodenvriendelijke houding en politiek gekoesterd. Vele Joden waarderen deze
houding, voelen zich niet bedreigd in België en als de omstandigheden dit
toelaten, zullen zij verder in België wonen. Het blijft een feit dat het
aantal Joden aan het dalen is, deels door een assimilatie of emigratie naar
Israel. Alleen de religieuze en chassidische bevolking heeft een groei te
vermelden.
Nederland
Geen ander land in West-Europa wekt nostalgische en historische gevoelens
zoals de Joodse prestigieuze gemeenschap van Joden in Amsterdam. In de late
Middeleeuwen, vanaf de 17de eeuw was het alleen Holland die een
zeer tolerante houding aannam tegenover de Joden, vrij van de discriminatie
en apartheid, alsook de getto-mentaliteit die toen overal in centraal- en
oost-Europa heerste.
De eerste Joden die naar Nederland kwamen, waren Marranos die meestal uit
Portugal kwamen en die gevlucht waren voor de lange hand van de katholieke
inquisitie. Deze gedwongen nieuwe christenen uit Portugal en Spanje bekenden
zich openlijk tot het Jodendom door bijvoorbeeld de besnijdenis en het
stichten van meerdere kleine Joodse synagogen.
De nieuwe Joodse Sefardisch-Portugese gemeente bereikte haar hoogtepunt met
de bouw van de prachtige Joods Portugese synagoge in 1675.
Deze synagoge overleefde als bij wonder de
naziebezetting van 1940 tot 1944. Ze
bestaat tot op vandaag en is bekend onder de naam ‘Esnoga’, wat ‘heiligdom’
betekent.
In
dezelfde periode moeten we ook de officiële stichting van de Portugese
gemeente vastleggen.
Naast deze synagoge bouwde men ook een Talmoed-Thora voor de kinderen, waar
de beroemde Joodse filosoof Spinoza leerde. Baruch Spinoza is een heel
controversiële figuur, toch gaan we hier niet verder in detail op in.
Hij werd in de niet-Joodse wereld bewonderd als voorvechter voor de
scheiding van religie en staat. Hoewel hij hiervoor door de Joodse
gemeenschap geëxcommuniceerd werd, keerde hij zich niet af van het Jodendom.
Verder bouwde men naast de ‘Esnoga’ een seminarie voor Rabbijnen, bekend
onder de naam ‘Ets Chayim’. Daar leidde men Rabbijnen op met een zeer
gefundeerd Joods weten, maar ook met een groot algemeen weten zoals de
redekunst en het beheersen van meerdere talen. Naast dit Seminarie opende
men een grote Rabbijnse bibliotheek die tot heden bestaat en bijzondere
waardevolle collecties van manuscripten en antiquiteiten van unieke boeken
bevat. Deze bibliotheek is alleen te bezoeken op afspraak.
Een
andere grote Rabbijnse persoonlijkheid is Menashe Ben Israel. Hij was een
zoon van Marranos die reeds op jonge leeftijd naar Amsterdam verhuisde. Hij
had beroemde Rabbijnen als leraar, waaronder Uriel Da Costa (1585-1640 of
1594-1647) en andere. Rabbi Menashe Ben Israel beheerste veel talen zoals
Portugees, Spaans, Latijn en Hebreeuws en natuurlijk ook Nederlands. Hij was
een Rabbijn van een kleine synagoge, bekend van de naam ‘Nèvè Shalom’. Zijn
verdienste is dat hij de eerste Joodse drukkerij in Nederland opende en veel
Joodse boeken in het Ievriet drukte.
Als
een mens van hoge cultuur en een uitstekend orator had hij goede contacten
met de niet-Joodse wereld, zowel kerkelijk als academisch en was hij
bevriend met de beroemde schilder Rembrandt (1606-1669) die hem vereeuwigde
op enkele schilderijen die te bewonderen zijn in het rijksmuseum.
Menashe ben Israel is gekend in de Joodse geschiedenis voor het pleiten aan
de Engelse overheid, onder het regentschap van Oliver Cromwell (1599-1658),
om de joden toelating te geven terug te keren naar Engeland en zich daar te
vestigen. De Joden werden vanaf de vroege Middeleeuwen (11de
eeuw) uit Engeland verdreven en mochten zich niet meer in Engeland vestigen.
Door persoonlijk engagement en vele overtuigingskracht lukte het Rabbi
Menashe ben Israel om van de premierminister Cromwell deze toelating opnieuw
te verkrijgen.
In
zijn pleidooi schreef Menashe ben Israel dat de Messias zal komen alleen als
de Joden overal verspreid zijn en daarom was het ook nodig dat er in
Engeland Joden gevestigd waren. Rabbi Menashe ben Israel schreef vele
werken, soms in het Spaans om de nieuwe bekeerlingen van Marranos te
bereiken en soms in Rabbijns Hebreeuws of ook wel in het Latijn. Zijn twee
beroemdste werken zijn Esperantse Israel – de hoop van Israel, gericht aan
de verdrevenen uit Spanje en Portugal. De Messiaanse verlossing is doorheen
de aangeboden hoop.
Het
tweede werk, bekend als ‘nishmat Hayim’ is in het Rabbijnse Ievriet
geschreven en behandeld abstracte thema’s zoals ‘wat is een ziel’, ‘het
hiernamaals’, ‘de weerbeleving’, en vele andere fundamentele themata van het
Jodendom.
De
derde beroemde Rabbijnse persoonlijkheid van de Nederlandse Joodse Portugese
gemeente is Rabbi Ya’acov Sasportas (1610-1698).
Rabbi Ya’acov Sasportas was de hevigste vechter tegen de beweging van de
valse Messias Shaptai Tzvi. In deze periode heeft deze valse Messiaanse
beweging vele aanhangers in Amsterdam en in het bijzonder in de Portugese
Joodse gemeenschap gewonnen. In retrospect mag men misschien dit fenomeen
verklaren met het ongelofelijke martyrium van de Marranos door de Spaanse,
Portugese inquisitie die een echte verlangen naar de Messias teweegbracht.
Zowel Rabbi Ya’acov Sasportas als Rabbi Menashe ben Israel liggen op de
historisch oud Joods Portugese begraafplaats ‘Oude Kerk’, niet ver van
Amsterdam.
Deze is historisch omdat het de eerste keer is dat de Nederlandse overheid
een vergunning gaf om een Joodse begraafplaats op te richten die niet
beperkt is in tijd.
Van
begin 18de eeuw tot aan de Shoah verliest de Portugese Joodse
gemeenschap aan toegewijde leden door assimilatie en een gebrek aan
charismatisch leiders.
De
meeste Portugese Joden zijn in de Shoah naar de vernietigingskampen in
Oost-Europa gedeporteerd. Slechts een klein percentage is teruggekeerd. Als
bij wonder werd de Esnoga Synagoge niet verwoest door de Nazi’s. Alles,
zoals het meubilair en de Aron Kodesh, is er zelfs origineel gebleven.
Spijtig genoeg is er vandaag een heel kleine Joodse gemeente die alleen op
Shabbat en feestdagen dienst heeft. De synagoge is wel een van de beroemdste
bezienswaardigheden van Joods Nederland en dient meer als een levend museum
voor de glorierijke Portugese Joodse gemeente. De synagoge is gekenmerkt
door een afwezigheid van elektrische licht en verwarming. Het geheel wordt
verlicht door 613 kaarsen in de vorm van luchters. De Portugese gemeente
naast het Joodse kerkhof in de oude kerk heeft een eigen kashrut autoriteit
alsook eigen Dayan (Toledano) uit Londen die elke paar weken de dienst op
Shabbat in de Esnoga-synagoge leidt en er autoriteit heeft aangaande
Halachische problemen.
Op
de Ashkenazische kant is er te vermelden dat sinds de 18de eeuw
een stroom begon van Ashkenazische Joden uit Duitsland en Polen naar
Nederland, meerbepaald naar Amsterdam, om er zich te vestigen. In de loop
van de tijd tot de Shoah is de Ashkenazische gemeente uitgegroeid tot de
grootste Joodse gemeente van Nederland. Joods Ashkenazisch heeft een lange
rij van beroemde Rabbijnen en charismatische leiders te vermelden. De meest
beroemde hiervan was Tzvi Ashkenazi (1656 - 1718), bekend naar zijn responsa
werk als ‘Chacham Tzvi’
‘Chacham Tzvi’ was bekend als een van de meest halachische autoriteiten. Tot
heden wordt hij geciteerd en bij halachische problemen of discussies
geconsulteerd. Rabbi Tzvi Ashkenazi, opperrabbijn van de Ashkenazisch Joodse
gemeente van Amsterdam was een aartsvijand van de Shaptai Tzvi-beweging.
Onverschrokken en met een enorme moed heeft hij onverbiddelijk gevochten
tegen de aanhangers van de Shatai Tzvi beweging en hun Rabbijnse leiders
binnen de Portugese gemeente. Als gevolg heeft men hem bij de overheid
gedenonceerd en moest hij ’s nachts halsoverkop uit Nederland vluchten om
uiteindelijk, na lange omzwervingen als Opperrabbijn in Oost-Galicië (Polen)
opgenomen te worden, waar hij ook begraven ligt.
Zijn zoon, de beroemde Rabbijn Ya’acov Ashkenazi (1697- 1776) bekend als
Rabbi Ya’acov Emden, leefde in Altona, Noord-Duitsland. Hij fungeerde een
korte tijd als Rabbijn, maar dan verliet hij het Rabbinaat en opende in de
stad Altona een Joodse drukkerij. Rabbi Ya’acov Emden had een gouden hand en
publiceerde vele werken op Halachisch gebied, alsook een groot aantal
responsa bekend onder de naam ‘Sheilat Ya’avets’. Verder heeft hij een
Siddur met eigen commentaar uitgebracht.
Hij
was tevens, net als zijn vader, een fervent aanvechter van de Shaptai
Tzvi-beweging. Talrijke pamfletten en werken schreef hij tegen deze
beweging, in het bijzonder tegen de Opperrabbijn Jonathan Eybeschütz
(1690-1764) van Hamburg, Altona.
Hij
verdacht deze bekende, geniale en charismatische Rabbijn van een geheime
aanhanger van Shaptai Tzvi te zijn, dit aan de hand van magische geschriften
‘Kamea’ (soort talisman), die volgens Rabbi Ya’acov Emden een bewijs was
voor zijn afvallig geloof aan Shaptai Tzvi. Er ontstond als gevolg van deze
beschuldiging een hele controverse binnen het Europese Rabbinaat, die nu
eigenlijk gesplitst was. Dit leidde tot een dieptepunt van het orthodoxe
Rabbinaat die uiteindelijk in retrospect geholpen heeft tot het ontstaan van
de liberale beweging onder Mozes Mendelsohn (1729-1786).
De
tweede bekende Rabbijnse leider was Aryeh Leib ben Saul Loewenstamm (1690 –
1755), stichter van een Rabbijnse dynastie. Hij had twee zonen die beide
ambieerden naar een functie als Rabbijn van een grote bekende Joodse
gemeente.
De
oudste zoon, Rabbi Hirsch Lewin, werd Opperrabbijn van drie gemeenten:
Londen, Mannhaim en Berlijn. Hij leefde in een tijdperk waar het orthodoxe
Jodendom in West-Europa aan het slinken was, door de opkomst van de
Rationalistische beweging onder leiding van Mozes Mendelsohn. Rabbi Hirsch
Lewin stond bekend als ‘scherpzinnig en to the point’, maar spijtig genoeg
vond hij niet genoeg voldoening in Berlijn.
Zijn jongere broer Saul (1717-1790) was Opperrabbijn van Amsterdam. Een heel
kleurrijke persoonlijkheid, en met evenveel charisma, die zijn huis als
trefpunt maakte voor heel beroemde Torah-geleerden en Rabbijnen die van over
de hele wereld hem kwamen bezoeken, waarbij Torah het middelpunt van de
discussie was. Zijn bekendste wereldberoemde bezoeker was Rabbijn, Chaim
Joseph David Azulai (1724 - 1807), ook wel Chida genoemd. Hij reisde van de
ene Joodse gemeente naar de andere, om geld te verzamelen voor de Yishuv (De
Joodse bewoners) in Hevron. Zijn reisverslagen werden gebundeld in een boek
‘Ma’Agal Meisharim’. In een van zijn reisberichten beschrijft deze
Torah-gigant zijn bezoek bij Opperrabbijn Saul Loewenstamm met de hoogste
attributen, helemaal onder de indruk van de diepe Torahkennis en diepe
vroomheid van de man. Hij wordt er zelfs ‘engel van G’D’ genoemd.
Rabbi Saul Loewenstamm is beroemd om zijn werk ‘Binyan Aryel’, een driedelig
werk waarvan het eerste deel een commentaar op de Pentateuch omvat, het
tweede deel de vijf megillot of ‘schriftrollen’ becommentarieert en het
derde deel bekende passages uit de Talmoed behandelt. Zijn commentaar is
gebaseerd op fundamenten van de Kabbala en vele gedachtegoed van het
Chassidismus kan men in zijn werken vinden. Een zeer diepzinnig
werk! Hij leefde in de tijd van de
Baal Shem Tov (1700-1760), en hoewel hij de Baal Shem Tov nooit persoonlijk
ontmoette, komen toch veel van zijn ideeën in zijn werk naar boven. Hij ligt
begraven op de begraafplaats ‘Muiderberg’ bij Amsterdam. Vele Chassidim uit
de hele wereld pelgrimeren naar zijn graf.
De
Laatste Opperrabbijn van Nederland voor de Shoah was Rabbi Samuel Dasberg.
Hij is geboren in Dordrecht en diende als Rabbijn in meerdere gemeenten.
Zijn ambtsperiode als Opperrabbijn van Groningen viel samen met de
naziebezetting in Nederland. Onverschrokken bleef Opperrabbijn Samuel
geëngageerd in het onderwijzen van kinderen op het platteland in Nederland.
In zijn laatste levensfase was hij Opperrabbijn in Amsterdam. Zoals vele
Nederlandse Joden werd Opperrabbijn Samuel Dasberg naar het
vernietigingskamp Bergenbelzen in Duitsland gedeporteerd. Volgens
betrouwbare bronnen had hij een kleine Torahrol met zich meegenomen, die hij
voor zijn sterven overgaf aan zijn beste vrienden om ze naar Erets Yisrael
te brengen. De eerste Israëlische astronaut ‘Ilan Ramon’ die omkwam bij een
crash met een shuttle, had deze kleine Torahrol bij zich in de crash.
Opperrabbijn Dasberg is ook bekend als vertaler van onder andere de Siddur
en de Chumash. Deze Opperrabbijn was zeer zionistisch en kende heel goed
Ievriet, wat toen opmerkelijk was voor iemand die buiten Israel woonde.
Zoals vroeger beschreven is de Esnoga, de hoofdsynagoge van de Portugese
gemeente, wonderbaarlijk gered gedurende de naziebezetting van Nederland. In
de Shoah hebben de nazi’s stapsgewijze de rechten van de Joden opgedoekt en
langzamerhand naar Westerbork en vandaar naar de vernietigingskampen in
Oost-Europa gedeporteerd. Van een gemeenschap met meer dan 130 000 Joden,
zijn 110 000 van hen vermoord geworden in de vernietigingskampen van Polen.
Een 20 000 Joden zijn na de Shoah teruggekeerd uit de kampen of van hun
onderduikadres. Spijtig genoeg was het lot van de grote Ashkenazische
synagoge de vernietiging door brand, zoals vele andere synagogen in Europa
tijdens de naziebarbarij.
Na
de zondvloed van de Shoah is men langzaamaan begonnen met de heropbouw van
de kleine rest van de Joodse gemeenschap van Amsterdam en de provincies.
Zoals in de rest van Europa was dit geen gemakkelijke taak. Vele
teruggekeerden waren verarmd, zonder familie en zeer vaak het geloof
verloren. Toch is het gelukt om in Amsterdam een bloeiende orthodoxe
gemeente terug op te bouwen. De Ashkenazische Joodse gemeente van Amsterdam
beschikt over een zeer goede infrastructuur. Meerdere Opperrabbijnen hebben
na de Shoah als Opperrabbijn van Amsterdam en/of van Nederland gewerkt. De
laatste Opperrabbijn van Nederland, Opperrabbijn Meir Just (1908-2010) zal
ik wat meer gedetailleerd bespreken.
Hij
is geboren in Oost-Europa, in de stad Wiznitz (Oekraïne) die gekend is voor
de Chassidische Wiznitz-dynastie. Als kind leerde hij bij zijn vader die ook
chassidische muziek componeerde voor dezelfde dynastie. Verder studeerde hij
in meerdere Yeshivot in Oost-Europa, ook onderwees hij meerdere jaren in de
Yeshivah van Montreux (Zwitserland) als Talmoeddocent.
Vanaf 1950 was hij verbonden aan het Nederlandse Rabbinaat, waar hij in de
laatste jaren als voorzitter van het Nederlandse Opperrabbinaat actief was.
Ik heb hem persoonlijk een paar malen ontmoet: hij kwam over als een
bedreven Talmoedist op alle gebieden van de Halacha, in het bijzonder op het
gebied van Joodse echtscheiding en Kashrut. Hij had een rotsvaste instelling
zonder zich te laten beïnvloeden. Hij was een fervente tegenstander van de
instelling van een eruv in Amsterdam. Tot zijn laatste levensjaar was hij
heel actief en liet zich niet opnemen in de geest van afzwakking. Hij was
een streber voor de orthodoxe gemeente te Amsterdam.
De
Amsterdamse orthodoxe Joodse gemeente beschikt over een Beit Din die op alle
Halachische gebieden actief is, in het bijzonder op het gebied van kashrut,
echtscheiding en bij gelegenheid op het gebied van Giyur. De Kashrutlijst
van het Nederlandse Rabbinaat is omvangrijk en mag als een voorbeeld dienen
voor vele andere gemeenschappen. De hoge standaard van het Nederlandse
Rabbinaat is wereldwijd erkend. Momenteel bestaat het Beit Din uit de
Opperrabbijn van Amsterdam, Arye Ralbag, Shlitah; Dayan Shmuel Katz, Shlitah
en Dayan Wolf, Shlitah.
Op
het gebied van het provinciale Rabbinaat die alle gemeenten buiten Amsterdam
en Rotterdam omvat, is Opperrabbijn Benyamin Jacobs, Shlitah, de voorzitter.
Overigens behoren de meeste Rabbijnen in de provincie tot de Chabad-beweging,
met zelfs aanhangers in Amsterdam, wat Chabad tot een zeer invloedrijke
beweging maakt in Nederland.
De
gemeente in Amsterdam is de enige gemeente in Nederland die een volledige
Joodse infrastructuur bezit. Naast koosjere winkels zoals een bakkerij en
een slagerij, zijn er ook koosjere restaurants. Verder beschikt Joods
Amsterdam over twee scholen: een niet-religieuze maar Joodse basis – en
secundaire school Rosh Pinah en een orthodoxe religieuze school – Cheider.
Verder is er een ‘Kollel’ – een leerinstituut voor volwassenen, die vele
religieuze activiteiten organiseert.
Onder leiding van Dayan Raphael Evers drs., Shlitah, bestaat er een
seminarie ‘Ets Chayim’ die cursussen aanbiedt voor volwassen, dit op hoog
niveau. Rabbijn Raphael Evers is ook Dayan bij de conferentie van Europese
Rabbijnen in Brussel en voorzitter bij het NIK. Rabbijn Evers heeft veel
gepubliceerd over rabbinale onderwerpen, ook in het Hebreeuws.
Naast het seminarie ‘Ets Chayim’ bestaat ook een hoger leerinstituut, B.
Folkertsma Stichting voor Talmudica, open voor Joden en christenen onder
leiding van Rabbijn dr.
Tzvi Marx
(1942), Shlitah. Het leerprogramma van dit instituut is
indrukwekkend en gekenmerkt voor een grote diversiteit.
Het
NIK is verantwoordelijk voor publicaties van Joods leermateriaal die voor
een relatief kleine gemeenschap uitstekend werk doet. NIK is geëngageerd op
alle gebieden van representant, tegenover de Nederlandse overheid en wil een
waaier van diensten aanbieden aan elke Jood, zodat hij zich kan thuis voelen
in Amsterdam en in Nederland.
Bij
een necrologie (rouwbericht) over Opperrabbijn Meir Just szl. heeft een
bekende Israëlische orthodoxe krant het aantal orthodoxe Joden in Amsterdam
vastgelegd op 600 zielen. Hij baseerde zich hiervoor op betrouwbare bronnen.
Het is wel een compliment voor zo een kleine orthodoxe actieve gemeente, die
over een dergelijke religieuze infrastructuur als een grote gemeente
beschikt. Toch is de toekomst van de Joodse gemeente in Amsterdam heel
onzeker. Vele jonge koppels emigreren naar Israel of naar andere grote
Joodse centra zoals Antwerpen, London, Amerika, … en weinig nieuwe jonge
koppels vinden hun weg naar Amsterdam. Toch blijven we optimistisch en
wensen de Joodse gemeenschap van Amsterdam nog lange jaren van religiositeit
toe.
Als
toerist is het Joodse museum van Amsterdam het bezoeken waard. Verder mag
het Anne Frank huis, de Portugese synagoge Esnoga met de bibliotheek ‘Ets
Chayim’ zeker niet op het programma ontbreken.
Verenigde Staten van Amerika
Sinds de ontdekking van Amerika hebben Joden Amerika gezien als een
mogelijke haven tegen religieuze onderdrukking en antisemitische aanvallen.
Tot de Amerikaanse burgeroorlog (1861-1865) leefden weinig Joden op het
gebied van de huidige Verenigde Staten. Er waren vooral Sefardische Joden
die na de verdrijving van de Joden uit Spanje en Portugal nieuwe
nederzettingen of woonplaatsen zochten zonder religieuze vervolging. Naast
Joden waren ook christenen, zoals de Puriteinen, die Amerika als een haven
van religieuze vrijheid aanzagen. Amerika is het eerste land dat in zijn
constitutie (1787) religieuze vrijheid voor al zijn burgers garandeert
(amendement I). Deze houding van religieuze vrijheid hebben alle westelijke
democratische staten later in hun constitutie aangenomen en is vandaag de
dag gedachtegoed van alle democratisch denkende mensen. Amerika was zeker
beïnvloed door de Franse Revolutie die voor Vrijheid, Gelijkheid en
Broederlijkheid pleitte. Zo heeft Frankrijk aan de jonge democratische staat
het ‘Statue of Liberty’ geschonken, die het symbool van Amerika geworden is,
op alle vlakken.
Als
men van orthodoxie in Amerika mag spreken, moet men het historische jaar
1882 als openingsjaar zien. In Oost-Europa hebben talrijke pogroms het leven
gekost aan vele Joodse mensen. Berucht is de pogrom van Kishinev (1903) waar
honderden Joden brutaal werden omgebracht en gemassacreerd. Van de kleine
rest werden de bezittingen vernietigd en de overlevenden verdreven. Zie
hiervoor de film ‘Fiddler on the roof’.
Ongeveer 2 miljoen vluchtelingen uit Oost-Europa kwamen in de jaren 1882 tot
ongeveer 1920 naar Amerika op primitieve schepen, dicht op elkaar geplakt,
met de hoop op een nieuw leven in de ‘Goldene Medine’, waar ze geen
religieuze onderdrukking meer kenden. De meeste emigranten moesten eerst op
Ellis Island in quarantaine, voor ze verder het land mochten betreden. Vele
vluchtelingen vestigden zich in New York aan de Lower East Side. Op een enge
ruimte werd een netwerk van Joodse organisatie, zoals synagogen en joodse
scholen, opgericht. Anderen gingen naar Chicago of Los Angeles. In al deze
steden waren toen geen georganiseerde orthodoxe gemeenschappen. Amerika was
toen een religieuze Joodse woestijn. Vele emigranten vonden werk in een
zogenaamde Sweatshop, laagbetaalde arbeid in vooral textielfabrieken.
Praktisch moest iedereen op Shabbat werken. Weigerde iemand op Shabbat te
werken, dan was hij zo goed als broodloos. Ook op het gebied van kashrut
heerste anarchie, en zo hebben vele profiteurs en hypocrieten de scène
beheerst. Het kashrut van vlees was heel twijfelachtig, en ook op alle
andere domeinen van kashrut was er ‘tohoe va vohoe’.
Er
waren praktisch geen Joodse scholen, alleen de zondagschool bood eenhet
minimum aan Jodendom (meestal voorbereiding Bar Mitsvah) aan. Dit leidde tot
een massale assimilatie, zodat men Amerika als de ‘treifene Medine’ noemde.
Vele orthodoxe Joden in centraal- en West-Europa weigerden naar Amerika te
emigreren om hun kinderen niet religieus te verliezen. Meer details kan je
lezen in het boek ‘All for the boss’, geschreven door Ruchoma Shain, over
haar legendarische vader, Rabbi Ja’acov Yosef Herman, die op een zeer
interessante manier en vol inzet precaire toestanden over de orthodoxie in
Amerika weergeeft.
Een
positieve wending kan gezien worden met de komst van Rabbi Yaacov Yosef uit
Vilna (1840–1902). Deze Rabbijn is de enige Rabbijn die als ChiefRabbi ooit
van New York benoemd werd. Hij leerde in Litouwen bij de meest illustere
Yeshivot en Rabbijnen waarronder Rabbi Yisrael Salanter (1810-1883),
stichter van de moessar-beweging (ethiek en moraal in het Jodendom). Rabbi
Yaacov Yosef was bekend om zijn intellectuele superioriteit en was dan ook
een uitstekend orator. Hij werd verkozen tot maggid (moraalprediker) van
Vilna, in 1883, toen het Jeruzalem van het Oosten. Door persoonlijke
omstandigheden in verband met grote schulden, heeft Rabbi Yaacov yosef in
1888 de positie van ChiefRabbi over de orthodoxe gemeenten van New York
aangenomen. Deze benoeming was het verzoek van de verschillende orthodoxe
richtingen. Men wilde kashrut en religieus onderwijs onder een grote figuur
centraliseren. Spijtig genoeg mislukte dit verzoek door de onenigheid en
fragmentering van de orthodoxie in New York. Er heerste een bepaalde
religieuze anarchie op het gebied van kashrut. Shochatim – Joodse religieuze
slachters – waren niet altijd gekwalificeerd en hadden soms een slechte
reputatie. Ook op andere gebieden van kashrut heerste een bepaalde
verwaarlozing, waar Rabbi Yaacov Yosef de dingen probeerde te verbeteren,
doch maar met een beperkt succes omdat de Joodse slagerijen hem hierin
tegenwerkten. Ook op het gebied van religieus Joods Onderwijs waren er
chaotische toestanden. Uiteindelijk heeft men Rabbi Yaacov Yosef na 6 jaar
dienst ontslaan en hem broodloos gelaten. Uit verdriet is deze Rabbijn op de
jonge leeftijd van 62 jaar gestorven. Zijn uitvaart ging gepaard met een één
van de grootste opkomsten van de Joodse Gemeenschap in New York.
Het
religieuze onderwijs in New York heeft een wending genomen met de stichting
van de Etz Chayim Yeshiva in 1886 op de Lower East Side of Manhattan, New
York. Deze Yeshiva bouwde de kern voor de latere Yeshiva Yitschak El Hanan,
genoemd naar de grootste Halachische autoriteit van dit tijdperk, nl. Rabbi
Yitschak El Hanan spektor (1817-1896).
In 1928 is Rabbeinu Yitzchak Elchanan Yeshiva van de Lower East Side naar
Washington Heights in Upper Manhattan verhuisd en daar is het hoofdgebouw
omgebouwd tot een Rabbi Yitzchak Elchanan Theological Seminary (Reets) die
de taak heeft Rabbijnen met een modern orthodoxe visie te rekruteren, dit
voor Noord-Amerika, Canada, alsook de hele Angelsaksische Joodse gemeenten.
Ikzelf ben een afgestudeerde van dit theologisch Seminarie en heb mijn
ordinatie ontvangen, persoonlijk ondertekend door Rabbi Yoseph B.
Soloveitchik (1903–1993). Daarnaast volgde ik ook een academische opleiding
Masters Degree in Bijbelse studies. Alle geordineerde Rabbijnen moeten
minstens twee academische graden hebben. Dit theologisch seminarie herinnert
ons een beetje aan het Hildesheimer Seminario in Berlin, waar ook een hogere
academische opleiding moest gevolgd worden bij hun Rabbinale Ordinatie.
Tijdens de vooroorlogse jaren en nog tijdens de oorlog hebben beroemde
Oost-Europese Rabbijnen aan de Yeshiva geleerd en gedoceerd. Hieronder is de
wereldberoemde Talmoedist en Rosh Yeshiva Rabbi Shimon Shkop (1860-1939)
Hij
was de rector van de bekende Litouwse Yeshiva in Grodno. Zijn
Talmoed-novellae worden nog de dag van vandaag in de traditionele Yeshivot
bestudeerd.
Een
andere beroemde Talmoedgeleerde was Moshe Shatzkes (1881–1958), bekend als
Ilui – genie – in de stad Polen. In 1941 kwam hij naar Amerika en diende 18
jaar als rector van de Yeshiva Rabbi Yitzchak Elchana, dit tot zijn dood.
Tezelfdertijd kwam ook Rabbi Moshe Soloveitchik (1879 - 1941), uit
Oost-Europa om als Professor in Talmoed dienst te doen. Hierbij nam hij de
leermethode en –methodiek van zijn vader Rabbi Chaim Soloveitchik (Brisker
Rav, 1853 - 1918) aan. Zijn zoon, Rabbi Dr. Yoseph Soloveitchik volgde hem
als rector van de Yeshiva op, tot ongeveer 1982. Rabbi Soloveitchik leidde
de yeshiva als rector en mentor en modelleerde honderden Rabbijnen in zijn
geest van Torah en wetenschap.
Rabbi Yoseph B. Soloveitchik leerde in zijn kind- en jeugdjaren bij zijn
beroemde grootvader, Rabbi Chaim Soloveitchik en bij zijn eminente vader,
Rabbi Moshe Soloveitchik. Hij erfde de analytische Brisker Leermethode van
de Talmoed en gaf die verder aan zijn talrijke Rabbinale studenten. Zelf
heeft hij ook academische studies in Berlijn met een dokter PHD in
filosofie, zodat hij ook academisch op een zeer hoog niveau stond. Zelf
heeft hij geen werken gepubliceerd, maar zijn talrijke yeshiva-studenten
hebben vele van zijn gedachten en Torah-novellae opgeschreven en
gepubliceerd. De beroemdste werken van Rabbi Yoseph B. Soloveitchik handelen
over teshuva (inkeer) en ‘The Halachic man’. In deze twee en ook andere
werken toont Rabbi B. Soloveitchik zich als een groot denker op een hoog
filosofisch niveau. Rabbi B. Soloveitchik was zeer zionistisch gezind en
beïnvloedde zijn leerlingen ook hierin. Vele van zijn studenten brachten dan
ook minimum één studiejaar in Israel door. Een groot deel van de moderne
orthodoxe Choliem (immigranten naar Israel) zijn gegradueerden van de
Yeshivah University.
De hele moderne orthodoxie van Amerika, inclusief de beroemde modern
orthodoxe Rabbinale vereniging Rabbinical Counsel of America stond onder
zijn leiding. Hij was mentor voor vele organisaties van de moderne
orthodoxie, waaronder de beroemdste kashrut-autoriteit OU (Union of Orthodox
Rabbies) van Amerika. Spijtig genoeg heeft Rabbi B. Soloveitchik de laatste
jaren van zijn leven aan de ziekte van Alzheimer geleden. Zijn jongere broer
Ahron Soloveitchik, volgde hem op als rector van de Yeshivah Rabbeinu
Yitzchak El Chanan.
Rabbijn Ahron Soloveitchik was tevens tientallen jaren rector van een
Yeshivah in Chicago. Hij volgde geen academische studies, maar zoals de hele
dynastie Soloveitchik was hij een zeer originele representant van de
‘Brisker-leermethode’ van de Talmoed. Hij tendeerde meer in de richting van
Aguda, maar stond ook open voor het moderne, zoals de wetenschappen, enz.
Bij zijn overlijden kwam er een einde aan de lange traditie van bijna 70
jaar Soloveitchik als voorstaanders in de Yeshivah. Momenteel wordt de
Yeshivah geleid door Rabbi Hershel Schachter (1941 - ), een favoriete
volgeling van Rabbi Yoseph Soloveitchik. Vandaag is hij bekend als een grote
Halacha autoriteit en adviseur van de kashrutautoriteit ‘Union of Orthodox
Rabbies’. Het is interessant te bemerken dat de zoon van Rabbi Yoseph B.
Soloveitchik, professor Rabbi Dr. Haym Soloveitchik (1937 - ) weigerde het
rectoraat van de Riets aan te nemen en als wetenschapper in Joodse studies
verkoos te fungeren.
Naast het Torah-gedeelte van de Yeshivah met aan de top ‘the Rabbi Yitzchak
Elchanan Theological Seminary’, kende de Yeshivah in de jaren 1920 een
uitbreiding met de stichting van het Yeshivah college, waar de eerste
academische graad kon behaald worden, dit samen verbonden met Torah-studies.
Voor die tijd was de combinatie van een Yeshiva met algemene studies uniek.
Later kwam ook een Stern College, een academisch hogere school voor Joodse
meisjes, verbonden met Joodse studies. De vrouwelijke studenten van Stern
College behaalden een hoge graad in Joodse studies, Talmoed, Mishna en
Halacha, domeinen die vroeger alleen door Joodse mannen bestudeerd werden.
Dit was vooral te danken aan de geest van Rabbi Yoseph Soloveitchik die vond
dat vrouwen zich ook mochten verdiepen in de Mondelinge Torah.
In de jaren 50 van de 20ste eeuw, breidde de Yeshivah uit tot een
academisch hoger instituut met universiteitsgraad in vier campussen in New
York, één campus in Los Angelos en één vestiging in Jeruzalem. De Yeshivah
University heeft ook beroemde Hogescholen, waaronder Cardoso School of Law,
Berhard Revel School of Higher Jewish Studies en de meest beroemde Albert
Einstein School of Medicine. Albert Einstein heeft tijdens zijn leven de
toestemming gegeven om deze school naar hem te benoemen. Alle hogere graden
van de Yeshivah University zijn overal in Amerika bekend. De Yeshivah
University heeft 8000 studenten en een 100-tal professoren. Via talrijke
publicaties hebben ze een grote invloed op de moderne orthodoxie in de
Verenigde Staten.
De Yeshivah orthodoxie in Amerika begint ook in New York. Vooral tijdens WO
II en erna kwamen vele orthodoxe vluchtelingen uit Oost Europa en brachten
in het nieuwe continent de geest en spirit van de oude Europees
Pools-Litouwse vroomheid en Talmoed leermethode. Rabbi Moshe Feinstein (1895
– 1986) leerde in Litouwen en Wit-Rusland in gekende Yeshivot en fungeerde
als stadsrabbijn in een Joodse gemeente in Wit-Rusland.
In
1936 emigreerde hij met zijn hele familie naar New York en bleef er voor de
rest van zijn leven wonen, meerbepaald aan de Lower East Side, waar hij een
Yeshiva stichtte in de leerstijl van de beroemde Oost-Europese traditie. De
Naam van deze beroemde Yeshivah is ‘Metifta Tiferet Yerushalayim’. Anders
dan de Yeshiva-University werden hier alleen hogere Joodse studies
onderwezen. Na een aantal jaren konden de studenten een Rabbinale ordinatie
behalen getekend door Rabbi Moshe Feinstein. Vele van zijn volgelingen
kwamen naar zijn Yeshivah wegens zijn persoonlijkheid. Hij was bekend als de
grootste autoriteit op het gebied van Joods Recht, Halacha en heeft vele
innovatieve beslissingen getroffen die allemaal in zijn meerdelig
responsa-werk ‘Igrot Moshe’ aan bod komen. Zijn responsa is gekend van
klaarheid in opbouw en ook onconventioneel. Voorbeelden van onderwerpen
zijn:
·
Gewone melk (behalve Pesach) is toegestaan waar geen mogelijkheid is om melk
onder Rabbinaal toezicht te verkrijgen. Dit is gebaseerd op het feit dat de
overheid garant staat dat koosjere melk niet vermengd wordt met melk van een
niet koosjer dier, zoals kamelen.
·
Kunstmatige inseminatie van een niet-Joodse man is toegelaten wanneer
vrouwen niet zwanger worden op een natuurlijke manier. Dit kan omdat er geen
geslachtsgemeenschap plaatsvindt. In-vitrofertilisatie en draagmoederschap
wordt in principe halachisch toegelaten, dit onder consultatie van een
Rabbijnse autoriteit.
·
Cosmetische operaties in het gezicht zijn toegelaten, als dit een shidduch
(mogelijke huwelijkskandidaat) in de weg zou staan, bij niet uitvoeren.
·
Mehitza - de halachische scheiding van mannen en vrouwen in de synagoge.
Volgens Rabbi Feinstein is de beste oplossing een galerie voor vrouwen, maar
als het vrouwengedeelte op hetzelfde niveau van het mannengedeelte is, is de
hoogte van de afscheiding op minimum 1.60 meter (schouderhoogte). De
scheiding van mannen en vrouwen in de synagoge loopt terug tot de Tempel
waar mannen en vrouwen gescheiden waren. Revolutionair is dat mannen en
vrouwen elkaar wel mochten zien. Er is geen verbod te kijken, het verbod
houdt enkel in om niet bij elkaar te zitten. De meeste orthodoxe kringen
hebben dat uitgebreid ook voor functies zoals voordrachten, huwelijken,
maaltijden, enz.
Rabbi Moshe Feinstein was tijdens zijn leven met de Agouda-beweging
verbonden en met het religieuze orthodoxe educatieve netwerk ‘Chinuch
atsamie’en ‘Beit Ja’acov’ als voorzitter van de orthodoxe Rabbijnen in
Amerika.
Zijn vriend, Rabbi Ahron Kottler (1891 - 1962), heeft ook het religieuze
orthodoxe gezicht van Amerika in grote mate veranderd. Hij was een leerling
van meerdere beroemde Yeshivot, en een volgeling van Talmoed- en
Halachacoryfeën. Hijzelf stichte voor de Shoah een beroemde Yeshivah in
Kletsk, Polen die later, wegens de Shoah, naar Vilna verhuisde. In het
midden van de Shoah arrivieerde Rabbi Ahron Kottler met zijn familie over
Siberië naar Amerika. Hij stichtte een beroemde Talmoedaccademie ‘Beth
Midrash Gavoa Leikwood’. Rabbi Ahron Kottler was een charismatische geniale
persoonlijkheid. Zijn Talmoed novellae en uitleg was van een heel hoog
niveau. Zijn Talmoedaccademie groeide uit tot de grootste Talmoedaccademie
in Amerika met amper 5000 Yeshiva-studenten. Rabbi Ahron Kottler was niet
alleen een eminente Torahgeleerde maar ook politiek was hij heel actief,
vooral met betrekking tot het Heilige Land. Hij was de voorzitter van de
orthodoxe Rabbijnen in Israel en Amerika,. een grote supporter van Agoudat –
Israel en zijn religieuze netwerk voor jongens en meisjes. Ook was hij
bevriend met Rabbi Moshe Feinstein, maar hij hield zich niet intensief met
Halachische thema’s bezig, omdat zijn hoofdopdracht bestond uit het geven
van Shiurim. Na zijn onverwachte dood heeft zijn zoon, Rabbi Shneur Kottler
(1918-1982) de leiding van de Yeshivah overgenomen. Tegenwoordig wordt de
Yeshivah door het kleinkind van Ahron Kottler geleid. Zijn naam is Rabbi
Malkiël kottler.
Deze Talmoedische leerinstitutie is bekend in de wereld als Yeshivat
Lakewood, waarbij de Yeshivah in een apart deel van de stad Lakewood gebouwd
werd, dit omdat er ongestoord Jodendom zou beleefd kunnen worden. Het hoge
leerniveau van de Yeshivah is wereldberoemd en velen kiezen dan ook het
Rabbinaat als een logisch gevolg of geven Joods-Religieuze opleiding in
scholen.
Een andere beroemde Yeshivah, gesticht in 1904 in Brooklyn, is Yeshivat
Rabbeinu Chaim Berlin, de oudste bestaande Yeshivat in Brooklyn. De Yeshiva
is benoemd naar Rabbi Chaim Berlin (1832-1912). Hij was hoofdrabbijn van
Moskow en in zijn latere jaren hoofdrabbijn van Jeruzalem. De Yeshiva was
lange tijd van Rabbi Yitschok Hutner (1906-1980), dit van 1936 tot aan zijn
dood. Persoonlijk heb ik een goede herinnering aan Rav Yitschok Hutner s.z.l.,
die als gast in ons klein hotel in Bnei Brak was, waarbij hij met mij vaak
converseerde en mij ondervroeg over mijn studies. Rabbi Yitschok Hutner is
een van de kleurrijkste charismatische leiders die met het orthodoxe
Amerikaanse Jodendom geassocieerd wordt. Wij veroorloven ons een paar
biografische data over deze eminente persoonlijkheid aan de lezer mee te
geven:
Geboren in Oost Europa, bezocht de beroemde OostEuropese Yeshivot en is op
jonge leeftijd naar Eretz Yisrael geëmigreerd.
Hij
leerde in de Yeshivah van Hevron waar in 1929 op een Shabbat een massacre en
pogrom geschiedde van de Joodse gemeenschap in Hevron door de Arabieren van
deze stad. Hierbij kwamen bijna alle Joodse inwoners van Hevron en de
leerlingen van de Yeshivah om. Als bij wonder was Rabbi Hutner deze
verschrikkelijke Shabbat afwezig en overleefde.
Hij
was zeer verbonden met de eerste hoofdrabbijn van Israel, Rav Avraham
Jitschak HaCohen Kook (1865–1935). Rav Kook was een originele denker en
mystieker en zeer verbonden met de joodse filosofie. Naast zijn leraar, was
hij ook een persoonlijke vriend. Opperrabbijn Kook had zeker veel invloed op
de jonge Rav Hutner in zijn vorming, als een van de origineelste denkers van
de tweede helft van de 20ste eeuw.
Rav
Hutner schreef een bekend mystisch filosofisch werk ‘Pagad Jitschak’,
waarbij hij vooral de filosofie en mystiek van Rabbi Jehoeda ben Betsalel
Löw, (1525-1609), bekend als de Maharal van Praag, behandelt. Dit werk
handelt in het algemeen over de feestdagen en de wekelijkse Torahlezingen en
vraagt bekendheid met de Joodse mystiek.
Rabbi Hutner was vriendelijk gezind tegenover algemene studies, zodat zijn
Yeshivah-leerlingen dan ook meestal algemene studies volgden op universitair
niveau, naast hun Joodse studies.
Yeshivah Rabbeinu Chaim Berlin is één van de meest presitigeuze
Torah-instituten in Noord Amerika. De leerlingen van de Yeshivah hebben een
profunde kennis in Joodse studies, vnl. Halacha en Talmoed, naast een
grondige kennis van het mystisch filosofisch werk van Rav Hutner. Algemeen
hebben de absolventen van de Yeshivah ook een academische graad. De Yeshivah
verleent Rabbijnse ordinatie aan de elitestudenten. Vele gemeenten in Noord-
Amerika en Canada hebben Rabbijnen die gegradueerd zijn op de Yeshivah Chaim
Berlin. Naast de Yeshivah bestaat ook een Highschool gebaseerd op intensieve
Joodse studies, naast een algemene opleiding. In bepaalde zin is de Yeshivat
Rabbeinu Chaim Berlin een concurrentie voor het theologische seminarie van
de Yeshiva- University met als groot verschil dat de Rabbijnse absolventen
van de Yeshivah Universtity gelden als ‘Modern Orhtodox’, waarbij de
Rabbinale afgestudeerden van de Yeshivat Rabbeinu Chaim Berlin ‘Haredisch’
zijn.
Ook
in Brooklyn heeft men in 1917 de Yeshiva Torah Vodaas gesticht,
oorspronkelijk in de omgeving van Williamsburg, later in het hart van het
Joodse Brooklyn, in de omgeving van Kensington. Oorspronkelijk was de
Yeshiva meer gericht op Torach im Derech Eretz – gepaard gaande met een
algemene opleiding. Bijzonder opmerkenswaardig is dat Rabbi Shraga Feivel
Mendlowitz (1886-1948) de spirit van de Yeshivah was, hoewel hij geen Rosh
Yeshivah ambt had. Hij koos wel uitstekende rectors voor deze Yeshivah,
waaronder Rabbi Gedalya Schorr (1910 –1979), Rabbi Yaakov Kamenetsky (1891 -
1986) en Rabbi Avraham Yaakov Pam (1913 - 2001). Allen waren coryfeeën in de
orthodoxie van de 20ste eeuw.
Rabbi Feivel Mendlowitz stond erop niet met Rabbi aangesproken te worden,
maar altijd met ‘mister’, iets wat Rabbijnen de dag van vandaag zeker niet
hanteren. Deze Rabbijn is vooral bekend om zijn ijver en pioniersgeest voor
de stichting van een orthodox netwerk van scholen onder de dekmantel ‘Torah
U’mesorah’. Deze basis- en middenscholen zijn gericht op de eerder
‘verdwaalde Joden’, een outreach om ook de ouders via de kinderen te
bereiken, dit met veel succes. Dit verklaart ook de groei van de orthodoxe
beweging in het algemeen, dit tegenover alle andere niet orthodoxe
stromingen. Ikzelf heb gedurende 2 jaar (1980-1982) in een van deze scholen
onderwezen en was onder de indruk hoe kinderen van niet-religieuze families
tot het religieuze Jodendom gewonnen werden. De schoolcampus was enorm
groot, en met alle mogelijke faciliteiten. Elke leerdag begon met een minjan
(synagogedienst), plichtig voor jongens en meisjes. Het Joods-Hebreeuwse
programma was een deel van het lesrooster. De school was zeer zionistisch
gericht en de gegradueerden zijn allen in het academische leven verder
gegaan, maar toch eng verbonden met het religieuze Jodendom.
Yeshivah Torah Vodaas heeft zich de laatste jaren ontwikkeld tot een
hoogtepunt van de haredische orthoxie die algemene profane studies niet
tolereren. Ze concentreren zich op de Joodse studies, wat volgens mijn
persoonlijke mening spijtig is.
Orthodoxie in de Verenigde Staten na de Shoah.
Het
is niet nodig voor de lezer om te beschrijven wat gebeurde met het Europese
Jodendom tijdens de Shoah. Het grootste deel van de orthodoxie in Oost- en
West-Europa werd in de vernietigingskampen van Polen vermoord. Polen werd
omgevormd tot het grootste Joodse kerkhof aller tijden. Tijdens WO II kwamen
druppelsgewijze vluchtelingen die zich wonderbaarlijk konden redden. De
Lubavitcher Rebbe, Rabbi Yosef Jitschak Schneerson (1880-1950) kwam met zijn
familie en wereldberoemde schoonzoon, Rebbe van Lubavitch, Rabbi Menachem
Mendel Schneerson (1902-1994) naar Amerika. Amerika riep zijn genereuze
emigratiepolitiek, restricitief en principeel een halt toe tijdens deze
wereldoorlog. Denk hierbij aan het lot van het beroemde schip MS St. Louis,
vol Joodse vluchtelingen, die terug mocht keren naar Antwerpen, nadat alle
Joodse vluchtelingen geweigerd werden. Niet alleen de Verenigde Staten, maar
ook Cuba weigerde hen asiel te verlenen. De meeste van deze
‘schipbreukelingen’ werden later gedeporteerd en vermoord. Ook weigerde
Amerika de vernietigingskampen en treinsporen in Polen tijdens de oorlog te
vernietigen, wat miljoenen Joodse mensen zou gered hebben. Na de overwinning
van WO II vonden 100.000’en Joodse overlevenden als bij wonder redding in
het bezette Duitsland, ondanks het feit dat ze niet meer op de bloedige
Europese bodem wilden leven. Het toenmalige Palestina was onder Brits
mandaat en hield eveneens een zeer restricitieve emigratiepolitiek met
betrekking tot Joodse vluchtelingen. Illegaal probeerde men naar het
toenmalige Palestina te vluchten, waar sommigen ook in slaagden. Onder druk
van de vrije wereld en het geweten van vele menslievende niet-Joden heeft
Amerika de poorten voor meer dan 100.000 vluchtelingen na de Shoah geopend.
Later hield Amerika een bijzondere liberale emigratiepolitiek voor
vluchtelingen van de Shoah. Onder deze vluchtelingen bevonden zich een groot
aantal orthodoxe Joodse mensen, waar onder ook overlevende Chassidische
Rebbes, die in de loop van weinige jaren, het orthodoxe gezicht van Amerika
radicaal veranderden. De Verenigde Staten van Amerika groeide tot het
centrum van de Joodse orthodoxie, dit naast Israel. Het is niet mogelijk in
dit kader alle chassidische bewegingen en dynastieën In Amerika van na de
Shoah, te behandelen. We beperken ons tot drie Hassidische dynastieën: de
Lubavitcher beweging, de Bobov- dynastie en de Satmar-Chassidische beweging.
De
Lubavitcher-Chassidische beweging.
De
wortels van deze eminente chassidische beweging liggen in Oost-Europa, meer
bepaald in Wit-Rusland. De stichter van de Lubavitcher beweging was de
beroemde, charismatische en chassidische Rebbe; Rabbi Shneur Zalman van
Liadi (1745-1812) – de ‘Alter Rebbe’.
Rabbi Shneur Zalman van Liadi is een leerling van de Maggid van
Mezeritch
(1704 – 1772) die zelf een leerling en opvolger was van de beroemde ‘Baal
Shem Tov’, Rabbi Yisrael ben Eliezer (1698 –1760).
De
Maggid van Mezeritch vestigde zich in het kleine Pools-Russische stadje
Mezeritch. Verkozen tot opvolger van de ‘Baal Shem Tov’, had hij een
Yeshivah en Talmoed-academie. Uit een 60-tal leerlingen vloeiden evenveel
chassidsche dynastieën, die zich vestigden doorheen Oost-Europa. Zij hebben
de chassidische leer van de ‘Baal Shem Tov’, vooral in Polen, Rusland,
Hongarije en zelfs in Duitsland (Bohemia) verspreid. De drie beroemdste
volgelingen van de Maggid zijn Rabbi Shneur Zalman van Liadi (‘Alter
Rebbe’), stichter van de Chabad-beweging, Rabbi Levi Yitzchok of Berditchev
(1740-1809), auteur van het klassieke chassidische werk ‘Kedushat Ha’Levie’,
voorspreker van Israel en Rabbi Elimelech van Lizhensk (1717–1787), auteur
van het chassidische boek ‘Noam Elimelech’, een grondwerk van ‘chassidut’.
Rabbi Elimelech van Lizhensk is de verspreider van het chassidische
gedachtegoed in Polen.
In
opdracht van de Maggid van Mezeritch heeft de ‘Alter Rebbe’ een chassidische
versie van de beroemdste wetcodex, ‘Shulchan Aruch’, volgens de gewoontes en
praktijken van de chassidische beweging uitgebracht. Dit werk is bekend als
‘Shulchan Aruch HaRav’ die door alle Lubavitcher Chassidim gevolgd worden.
Als de jongste, scherpzinnige en meest intellectuele leerling van de Maggid,
heeft de Alter Rebbe een poging gedaan om de ‘Gaon van Vilna’, Rabbi Elijah
ben Shlomo Zalman (1720-1797), de meest prominente en compromisloze
tegenstander van Chassidismus, bekend als ‘mitnagdim’, te ontmoeten. Hij
wilde hem overtuigen van de waarheid, de oprechtheid van de chassidische
beweging. De ‘Gaon van Vilna’ weigerde deze ontmoeting, vastbesloten van
zijn opinie dat chassidismus een sekte was en er mogelijks een nieuwe versie
van valse Messias zou ontstaan. Als gevolg ex-communiceerde hij de
chassidische beweging.
De
naam van de chassidische beweging ‘Chabad’ verwijst naar de drie
intellectuele sefirot ‘Chochma’, ‘Binah’ en ‘Da’at’ die G’D in het leven
geroepen heeft uit het niets. De filosofie van de stichter, Rabbi Shneur
Zalman van Liadi, de ‘Alter Rebbe’, benadrukte het gebruik van de drie
verstandelijke eigenschappen in de mens. De mens moet steeds het verstand
als coördinatiepunt gebruiken. ‘Chabad’ is gericht op het zuiver
intellectuele, met de bedoeling om de emotie te wekken. Het is belangrijk
dat het verstand en het gevoel harmoniëren.
De
‘Alter Rebbe’ is bekend om zijn meesterwerk ‘Tanya’ en wordt daarom ook vaak
als de ‘Baal Ha’Tanya’ genoemd. Algemeen kunnen we zeggen dat de ‘Tanya’ het
enige chassidische werk is die filosofie met chassidismus harmonieert,
waarbij veel elementen van de Kabbala in opgenomen zijn. De ‘Alter Rebbe’
werd diep beïnvloed door twee van de grootste Rabbijnse persoonlijkheden uit
de Middeleeuwen:
Rabbi Moshe Ben Nachman bekend als ‚Nachmanides’ (1194-1270)
Rabbi Jehuda Liva van Praag, bekend als de ‚Maharal van Praag’ (1525 - 1609)
De
‘Alter Rebbe’ maakt duidelijk dat elke Joodse mens de graad van ‘Beinoni’ –
‘gemiddelde’ - zou moeten proberen te bereiken. Het is gemakkelijk een
‘rasha’ te zijn, de graad van ‘Tzaddik’ is alleen voor een paar verkorenen
weggelegd. Een ‘Tzaddik’ is iemand die nooit zondigt, een rechtvaardige, en
ook geen behoefte heeft om te zondigen - een ‘rasha’ is iemand die
overtreedt. Een ‘Beinoni’ is iemand die nooit zondigt, een rechtvaardige,
die wel nog behoefte heeft om te zondigen. Hij gooit elke lust die in hem
opkomt als het ware onmiddellijk weg.
Een
ander belangrijk item die in de ‘Tanya’ aan bod komt, zijn de verschillende
zielen in de Joodse mens: een rationele-, een dierlijke en een G’Ddelijke
ziel. Andere volkeren bezitten ook een rationele- en dierlijke ziel, maar
geen G’Ddelijke ziel.
Een
groot accent en ruimte in zijn werk is de Kabbala, vooral de praktische
Kabbala van Rabbi Jitschak Loeria (1534-1572), bekend als de ‘Ari HaKadosh’,
en zijn leerling, Rabbi Moshe Cordovera (1522-1570) die de tien ‘sefirot’ of
de tien G’Ddelijke eigenschappen in de diepzinnige Kabbala introduceerde.
Het werk van de ‘Baal HaTanya’ is een grote inspiratie voor de ‘Chabad’-chassidim
en dagelijks wordt dan ook gestudeerd uit dit mystisch werk.
Voor een historicus is het interessant te verwijzen dat de ‘Baal HaTanya’
leefde in de periode van Napoleon Bonaparte (1769-1821). Hij was een grote
tegenstander van Napoleon omdat hij overal waar hij kwam een opening voor
emancipatie van de Joden maakte. Joden hielden zich inderdaad meer aan Torah
en mitsvot in de getto’s dan in de grote samenleving. De restrictieve
rechten van de tsaar van Rusland gaven minder gevaar tot assimilatie,
waardoor de ‘Alter Rebbe’ dit meer steunde.
Andere chassidische Rebbes waren wel supporters van Napoleon, omdat ze in
hem een bevrijder zagen van de ellende en de discriminatie in de getto’s,
die wel een wegberijder was voor een humane behandeling van de Joden en tot
de emancipatie algemeen.
De
‘Alter Rebbe’ ging heen in 1812. Er volgden nog zes andere Rebbes in de
Chassidsche Lubavitcher beweging. We houden ons verder vooral bezig met de
laatste Rebbe van Lubavtich, Rebbe Menachem Mendel Schneerson (1902-1994).
Deze Rebbe was de leider en mentor van de Lubavitch beweging van het
chassidische Jodendom gedurende 44 jaar. Hij stamt uit de zeer bekende
chassidische familie Schneerson die verwant was met de voorlaatste Rebbe,
Rabbi Yosef Yitzchak Schneerson (1880-1950), die ook de schoonvader van de
Rebbe was.
In
1928 huwde hij met Rebetzin Chaya Muska Schneerson, de tweede dochter van de
vorige Lubavitcher Rebbe, Rabbi Yitzchak Yosef Schneerson. Na het huwelijk
verhuisde het pasgetrouwde stel naar Berlijn. Daar begon de Rebbe zijn
universiteitsstudies wetenschappen en wiskunde, met als specialisatie
scheepsbouw. Later studeerde hij ook nog aan de Sorbonne in Parijs, tot
1939, het beginpunt van de tweede wereldoorlog. In 1940 zijn de nazi’s
Frankrijk binnengevallen, hebben dit bezet en veroverd. Als bij wonder kon
de Rebbe met zijn vrouw en schoonouders in 1941 naar New York emigreren. De
vorige Rebbe koos Crown Heights, Brooklyn als zijn domicilie. Daar vestigden
zich ook de meeste Lubavitcher Chassidim, waarbij de grote synagoge en
leerhuis aan Eastern Parkway 770, het hart van de beweging, opkwam. Met het
overlijden van de Rebbe, Rabbi Yitzchak Yosef Schneerson in 1950, nam Rabbi
Menachem Mendel Schneerson in 1951 het roer van Lubavitch in handen.
Vele Lubavitcher chassidim waren ervan overtuigd dat de Rebbe een mogelijke
kandidaat was voor de ‘Mashiach’. De Rebbe heeft, meer dan zijn voorgangers,
altijd nadruk gelegd op de Messiaanse gedachte in het Jodendom. Bijna bij
elke samenkomst en voordracht haalde hij de komst van de ‘Mashiach’ aan. Er
ontstond binnen de Lubavitcher beweging een grote fractie die overtuigd was
dat de Rebbe de ‘Mashiach’ was. Zoals bijvoorbeeld in het bekende lied:
‘Moge onze heer en meester, onze Rebbe, de ‘Mashiach’, lang leven.’ Deze
tekst is ook op vele kippot van Lubavitcher kinderen te vinden.
Bij
de niet-Lubavitcher chassidim en bij de Litouwse Yeshivah-citadellen van
Ponevitch, onder de beroemde Torahgeleerde Rosh Yeshivah Rabbi Elazar
Menachem Man Shach (1888-2001), waren er die dit zagen als een personencult,
die nooit met de Joodse ethiek verenigbaar is (denk aan de stelling van
Moshe Rabbeinu in de Sedernacht, waar hij op de achtergrond blijft).
Objectief heeft de Rebbe nooit ontkend dat hij de ‘Mashiach’ was en evenmin
heeft hij ooit gepretendeerd dat hij de ‘Mashiach’ was. Het waren de
Lubavitcher chassidim die in hem een mogelijke kandidaat zagen.
Deze Messiaanse golf binnen de Lubavitcher beweging heeft een grote
aardbeving te weeg gebracht bij het overlijden van de Rebbe.
Bij
vele Chassidim is de Messiaanse ‘droom’ van de Rebbe ten einde gekomen, maar
er zijn nog ‘diehards’ van de Lubavitcher chassidim die bekend zijn als een
kleine splintergroep, onder de naam van ‘Meshichisten’. Zij zijn nog
altijd ervan overtuigd dat de Rebbe zelfs in zijn dood de ‘Mashiach’ blijft.
Het
overlijden van de Rebbe heeft in de Lubavitcher beweging de grootste crisis
ooit teweeggebracht. De dynastie van Rebbes is ten einde gekomen, omdat er
geen passende dynastische opvolger was en de Rebbe geen opvolger vanuit de
prominente chassidim aangewezen heeft. De Chabad Lubavitcher beweging is nu
zonder leider, zonder Rebbe.
In
deze situatie vinden we een parallel met de Breslov-beweging, die na de dood
van Reb Nachman van Bratslov (1772-1810) (een achterkleinkind van de ‘Baal
Shem Tov’), geen Rebbe als opvolger van de dynastie heeft. De beweging
bestaat bijna 200 jaar zonder Rebbe. De dynastie eindigde met de grote
eminente persoonlijkheid van Reb Nachman.
Tijdens het leven van Reb Nachman, reisden duizenden Chassidim om met hem te
zijn op de Joodse feestdagen van Rosh Hashana, Chanuka en Shavuot. Op de
laatste Rosh Hashana van zijn leven, beklemtoonde Reb Nachman tegenover zijn
aanhangers het belang om met hem te zijn en op Rosh Hashana in het
bijzonder.
Daarom stelde Reb Nathan (Nathan van Breslov, de vertrouweling van Reb
Nachman (1780-1844) na de dood van Reb Nachman, jaarlijks een bedevaart in
naar het graf van Reb Nachman in Oeman (Oekraïne) op Rosh Hashana. De
fragmentatie van de beweging wordt nu geleid door meerdere charismatishe
leiders. Zij worden ‘Tote Chassidim’ genoemd vanwege dat de beweging zonder
Rebbe is voor bijna 200 jaar.
Projecterend en vergelijkend met de Lubavitcher beweging, is het overlijden
van de Rebbe een grote klap geweest en dat heeft geleid tot fragmentatie in
de beweging. Elke ‘Shaliach’ (gezant van de Rebbe) is de leider van zijn
gemeenschap en Chabad-centrum. De Rebbe blijft als model, als voorbeeld, als
bron van inspiratie en imitatie in positieve zin voor vele Lubavitcher
Chassidim.
De
idealen van de Rebbe, zijn ‘Sefarim’, zijn leren en de leerstellingen van de
zeven Lubavitcher Rebbes blijven als testament bestaan, echter de glans van
een Rebbe is verdwenen.
De
persoonlijke indruk die de laatste Rebbe op me heeft achtergelaten.
Bij
de tientallen bezoeken aan de Lubavitcher Rebbe tijdens mijn studiejaren in
New York, was ik steeds vol bewondering voor zijn aristocratische
uitstraling, de waarde waarmee hij binnenkwam in de synagoge, een oudere
mens van 80 jaar, die rechtop ging zonder steun of stok. Vooral zijn
doordringende blik was verbluffend. Je had het gevoel alsof je gescreend
werd. Een verzorgd uiterlijk en optreden. Een majestueuze gang, zoals ook de
manier van ontmoeten. Zo heeft de Rebbe mij, zoals vele met mij, betoverd en
gefascineerd.
Hij
hield urenlang, zonder notities of aantekeningen, diepgaande Torah-gedachten,
zonder zich te herhalen.
De
Rebbe had vooral een zeer duidelijk standpunt betreffende Eretz Yisrael in
verband met de wet ‘Wie is een Jood’, het recht op terugkeer naar Israël en
dat men geen recht heeft om land van Eretz Yisrael weg te geven aan de
Arabische landen. Het is het land van het Joodse volk.
Bijzonder levendig in mijn gedachten zijn de samenkomsten, de Farbrengen van
19 Kislev, waar letterlijk 10.000 Chassidim samen kwamen.
Op
de eretribune zat de Rebbe, geflankeerd door de hele Hiërarchie van Chabad
Lubavitch. De chassidim hebben symbolisch ‘LeChaim’ met hem gedronken en men
heeft in de pauze Lubavitcher Chassidische melodieën gezongen, onder
aanvoering van de Rebbe.
Ik
spreek de Jiddische taal met het Litouwse dialect, omdat ik in Yeshivot met
Litouwse leermethodes ben opgegroeid. Ik kan zonder vertaling al de
‘Farbrengen’ begrijpen en ik was altijd onder de indruk van de diepe en
originele gedachten van de Rebbe.
Tientallen keren had ik het privilege door de week en op Shabbatot in
synagoge ‘770’ te davvenen en van dichtbij de Rebbe kunnen observeren
tijdens zijn gebed. Ik heb mogen waarnemen dat hij alle gebeden vanuit de
Siddur bad en bij het Smonee Esree rechtstond als een soldaat op wacht,
zoals mijn leraar Rabbi J.B. Soloveitchik sz”l.
Eenmaal had ik de gelegenheid om Jom Kippur te mogen beleven in de grote
synagoge ‘770’.
De
Rebbe in een witte ‘kittel’ is mij voorgekomen als een Hogepriester, vooral
bij het ‘Viedoej’-gebed. Zo intens als hij dit deed. Ieder woord werkelijk
menen, zoals een ‘engel’.
Het
dragen van een ‘kittel’ op de Joodse Hoge feestdagen is symbolisch verbonden
met het gebruik als begrafeniskleed, en aan het vers ‘Onze zonden zullen zo
wit worden als sneeuw’ (Isaiah 1,18). Volgens vele Joodse tradities draagt
een bruidegom een ‘kittel’ op zijn huwelijksdag.
De
witte kleur wordt gezegd om zuiverheid te symboliseren, die gedeeltelijk het
gebruik tijdens huwelijken verklaart. Het wordt ook gevoeld als eenheid met
de bruid (die ook wit draagt) en het begin van het nieuw leven samen.
Alles bij elkaar blijft echter in mijn herinnering de karakteristieke
onvermoeibaarheid van de Rebbe en zijn enorme energie.
De
erfenis van de Rebbe:
Wat onderscheid de Rebbe van al zijn voorgangers in de
‘Chabad-Lubavitch-beweging’ en andere grote Rabbijnse persoonlijkheden in de
20ste eeuw? Het betreft de spirituele en morele erfenis.
Vanuit een historisch vogelperspectief, zonder een Lubavicher chassid te
zijn, kan men alleen vol bewondering zijn voor deze meest indrukwekkende
Rabbijnse persoonlijkheid van de laatste eeuw.
De
Rebbe heeft zijn leiderschap in de Lubavitcher beweging aangenomen na één
van de meest donkere perioden van de Joodse geschiedenis, de ‘Shoah’. Deze
grootste, gruwelijke catastrofe van het Joodse volk heeft een grote en diepe
wond achtergelaten.
Ook
op religieus vlak liet het vele vragen achter en was de pijn en het grote
verdriet niet gemakkelijk te verwerken. Grote charismatische Rabbijnse
persoonlijkheden waren nodig die de uitdaging op zich namen om het Joodse
volk opnieuw moed te geven en opnieuw te verenigen, de Joodse gemeenschap en
het Joodse leven terug te brengen in de bloei van weleer.
De
laatste Lubavitcher Rebbe, Rabbi Menachem Mendel Schneerson, was de juiste
man op de juiste plaats. Een leider met visie en met veel temperament en een
resoluut doorzettingsvermogen.
Binnen de Chabad Lubavitch beweging heeft geen andere Lubavitcher Rebbe
zoveel teweeg gebracht. Door de gebeurtenissen van de ‘Shoah’ in Europa, is
de ‘Chabad-Lubavitcher-beweging’ aan het einde van de Tweede Wereldoorlog
gereduceerd tot een kleine chassidische gemeenschap. Het was de Rebbe die
van deze kleine beweging, met weinig invloed, een wereldwijde organisatie
heeft gemaakt.
De
Lubavitcher-dynastie telt nu ruim 100.000 chassidim, aanhangers en
bewonderaars. Nog nooit heeft een Lubavitcher-Rebbe zo een groot aantal
chassidim gehad, zelfs niet in de bloeitijd van Europa. De Rebbe was niet
alleen een megafiguur binnen de ‘Chabad-Lubavitch-beweging’, maar zijn
invloed overspoelde ook het Torah getrouwe Jodendom en was merkbaar bij de
niet religieuze Joden.
Wel
waren ook andere Lubavitcher Rebbes charismatisch, zoals Rabbi Shneur Zalman
van Liadi (1745-1812); de ‘Alter Rebbe’ en Rabbi Menachem Mendel Shneersohn
(1789-1866); de ‘Tzemach Tzedek’, maar zij hadden niet de ideeën, de visie,
de idealen en de mogelijkheden om de ‘Chabad-Lubavitch-beweging’ zo
succesvol te verspreiden als de laatste Rebbe.
De
Rebbe heeft een wereldwijd netwerk van ruim 3.000 gezanten - ‘Chabad ‘Shluchiem’,
die over de hele wereld zorgen voor de verspreiding van Yiddishkeit en
outreach naar de ‘verdwaalde’ Joden, zelfs in de meest afgelegen plaatsen in
de vier hoeken van de wereld. Deze ‘Shluchiem’ mag men rustig idealisten en
pionieren noemen. Meestal komen zij in een Joodse ‘woestijn’ terecht, waar
geen synagoge, geen Joodse scholen; een ‘mikwa’ of ‘kashrut’, dus geen
infrastructuur voor handen is. De ‘Shluchiem’ brengen vaak grootse
persoonlijke, materiële en spirituele offers. Men mag over deze mensen het
vers van de profeet Jeremia citeren: ‘Hoe je MIJ volgde door de woestijn,
dat land waar niet wordt gezaaid.’ (Jeremia 2,2).
Deze ‘Shluchiem’ bouwen in ‘no time’ van nul infrastructuur een ‘Chabad’-Centrum
met een ‘minjan’ en een ‘mikve’. Naast religieuze Joodse scholing op
basisniveau en later op meer gevorderd niveau, besteden zij grote aandacht
aan de jeugd en het jeugdwerk op allerlei gebieden. Het bekendst zijn de
Day-Camps, het Soekaproject en het Matze-bakken voor kinderen.
Fantastisch werk heeft ‘Chabad’ vooral in de voormalige ‘GUS’-staten
(voormalige Sojvet-Unie) verricht. Vandaag de dag zijn tientallen gemeenten
vernieuwd en als een feniks herrezen uit haar as tot een merkbare
renaissance (letterlijk: wedergeboorte); een heropleving in een nieuwe tijd
van een bijna verdwenen Jodendom.
Met
alle nodige infrastructuur die een Joodse religieuze mens nodig heeft om te
leven. Naast synagogen, Joodse scholen, kasjroet-zorg, is er ook de zorg
voor de bejaarden. Een ander aspect, dat meestal door niet-Lubavitcher Joden
zeer gewaardeerd wordt, is dat daar waar ‘Chabad’-Lubavitch een vestiging
heeft en geen koosjere eetmogelijkheden voorhanden zijn, zij voor een
adequate koosjere eetgelegenheid zorgen.
De
spirituele erfenis van de Rebbe
De
spirituele erfenis van de Rebbe is vooral te zien in een ongelooflijke
rijkdom aan ‘Sefarim’, die de Rebbe in zijn leven heeft gepubliceerd. Hierin
zijn neergeschreven Torah-gedachten en novellen, meestal over de Pentateuch.
Bijna een hele boekenkast kan men vullen met de werken over de Torah,
waarmee de Rebbe in 39 jaar elke Shabbat bij zijn Farbrengen zijn chassidim
inspireerde.
De
Rebbe had de leiding, de logistiek en organisatie van de Lubavitch
uitgeverij van Joodse boeken en publicaties ‘Kehot’ op zich genomen. Hij
zorgde ervoor dat de werken van de voormalige Rebbe, het
Chabad-gedachtengoed en basiswerken van het Jodendom, volgens de Lubavitcher
versie, wereldwijd werd verspreid.
Voorbeelden
hiervan zijn:
-
De ‘Siddur’,
-
‘Slichot’
-
‘Shulchan
Aruch HaRav’ van de ‘Alter Rebbe’
-
De ‘Tanya’, het grondwerk van ‘Chabad’
-
‘Chatat’; de ‘Choemasj’, ‘Tehilim’ en ‘Tanya’ in één.
‘Kehot’ Publicatie Organisatie
De
‘Kehot’ Publicatie organisatie en ‘Merkas’ Publicaties, de
uitgeverijafdelingen van de Lubavitch beweging, werden opgericht in 1942
door de zesde Lubavitcher Rebbe, Rabbi Yosef Yitchak Schneerson.
Onder de leiding van zijn opvolger, Rabbi Menachem M. Schneerson, heeft de
Lubavitch uitgeverij Torah onderwijs aan bijna elke Joodse gemeenschap in de
wereld gebracht en is de grootste uitgeverij van de wereld van Joodse
literatuur. Meer dan 100.000.000 volumes zijn tot op heden verspreid in
Hebreeuws, Yiddisch, Engels, Russisch, Spaans, Frans, Italiaans, Portugees,
Nederlands, Duits, Farsi en Arabisch.
Persoonlijk heb ik een goede herinnering aan de verhalen van de vorige
Rebbe, Rabbi Yosef
Yitzchak Schneerson, de schoonvader van Rabbi Menachem Mendel Schneerson, en
de geschiedenis van de Lubavitcher beweging.
De
Rebbe heeft wel een soort testament achtergelaten. Maar in dit testament is
niets vermeld van een opvolger. Voor buitenstaanders is er de verklaring dat
er geen passende familieleden van de Schneerson’s, de Chabad dynastie, was
die de erfenis van de Rebbe kon voortzetten. Er is zeker niemand in deze
wereld die in zijn voetstappen kan treden, in elk opzicht. Die met veel
engangement en missie, om alle Joden in de wereld, zelfs de meest
niet-religieuze Joden, te bereiken.
Voor de Lubavitcher beweging betekent dat, dat in de volgende generaties tot
de komst van de ‘Mashiach’, deze dynamische chassidische beweging zonder een
invloedrijke charismatische Rebbe moet uitkomen. De Rebbe was een integratie
figuur die alle chassidim verenigde. In bepaalde zin heeft zijn dood tot
fragmentatie geleid. Deze ontwikkeling leidde tot een fragmentatie waarbij
wel het Lubavitcher Headquarter in New York, nog altijd een grote macht
heeft. Maar elke Shaliach in zijn ‘Chabad’-gemeente is een leider. De Rebbe
kan nu spijtig niet meer leiden.
De
erfenis van de Rebbe is, dat elke ‘Shaliach’ bestreefd is met de idealen van
de Rebbe om aan zijn gemeenschap verder te geven en vooral de ‘verlorene’
Jood terug te brengen in het core van het Jodendom.
De
Rebbe is niet dood, zoals koning David niet dood is, hij leeft en blijft
leven in ons, bij zijn aanhangers en bewonderaars over de hele wereld.
‘David melech Yisrael chai vèkayam’ –
‘David (is) koning van Israel leeft en bestaat’ –
De
Talmoed leert ons dat de ‘Tzaddikim’ niet dood zijn, maar blijven leven door
hun leren en goede daden.
‘Moge het aandenken aan de rechtvaardige ons tot zegen dienen’.
Bobov Chassidische beweging in de Verenigde Staten van Amerika.
Met
de Joodse vluchtelingenstroom, eind WOII, was Rabbi Shlomo Halberstam
(1907-2000) de stichter van de Bobov-beweging in Amerika. De Bobover-Rebbe,
de nu overleden Rabbi Shlomo Halberstam, is afkomstig uit een zeer beroemde
dynastie van chassidische Rebbes. Zijn overgrootvader was de beroemde Rebbe,
Rabbi Chaim Halberstam (1793-1876), de stichter van de Sanzer - Chassidut.
De Sanzer Rebbe stamde uit de mitnagdim, tegenstanders van het chassidismus.
Hij was een ‘Ilui’ – ‘genie’ en leerde in meerdere Yeshivot. Hij was een
leerling van Rabbi Naftali Ropshitz (1760–1827), ook was hij een aanhanger
van Rabbi Yaakov Yitzchak of Lublin (1745-1815), ‘de Hosè van Lublin’, die
het chassidisme in Polen verspreidde. Alle chassidische dynastieën van Polen
gaan terug op ‘de Hosè van Lublin’.
Rabbi Chaim Halberstam stichtte de chassidische dynastie van Sanz en was er
bijna 50 jaar de Rabbijn, niet alleen van de dynastie maar ook van de stad
Sanz. Hij was een heel grote Talmoed- en Halachageleerde en schreef het
responsawerk ‘Divrei Chaim’, een van de meest gebruikte responsa-werken van
de laatste 200 jaar. Hij kreeg zeven kinderen die allen chassidische
dynastieën gesticht hebben. Twee van zijn zonen werden door de nazi’s in
1944 vermoord.
De
eerste Rebbe van Bobov was Rabbi Shlomo Halberstam I (1847-1905) die
afkomstig was van de stad Bobov in Galicië, Polen. Hij stichtte de eerste
Yeshivah in Polen in 1881 in de stad Vishnitza. Later verhuisde hij naar
zijn geboortestad Bobov. Zijn zoon, de meest charismatische Rebbe van Bobov
was Reb Ben Zion Halberstam (1874–1941). Hij is de auteur van het beroemde
werk ‘Kedushat Tsion’. Hij stichtte tientallen Yeshivot van Bobov in Polen
en verspreidde het Talmoedleren onder zijn chassidische aanhangers. Hijzelf
was muzikaal zeer begaafd en hij heeft tientallen Bobov-chassidische
‘Nigunim’ ‘liederen’ gecomponeerd. Samen met zijn familie is hij door de
nazi’s opgepakt en vermoord geworden. De enige zoon die de oorlog overleefde
was Rabbi Shlomo Halberstam II (1907-2000), de derde Rebbe van Bobov, samen
met zijn oudste zoon, Rabbi Naftali Zvi Halberstam (1931-2005).
Rabbi Shlomo Halberstam II overleefde de horror en gruwelijkheden van de
nazi-barbarij doordat hij zich, samen met zijn oudste zoon, in bossen en
ondergrond verstopte. Als hij in 1946 naar New York kwam, was dit samen met
een tiental Chassidim die eveneens de Shoah overleefden. Hij was een man met
visie, charisma en een sterke pragmaticer die de vernielde glorierijke
dynastie van Bobov opnieuw probeerde uit de grond te stampen. Het lukte hem
in het hart van Brooklyn, het centrum van Bobov te stichten, die toen vooral
bestond uit een netwerk van Yeshivot en scholen, benoemd naar zijn beroemde
vader, Rabbijn Ben Tsion Halberstam.
Ik
persoonlijk heb hem meermaals in Brooklyn ontmoet. Ik was onder de indruk
van zijn aristocratische uitstraling en gedrag. De Rebbe begon zijn kleine
aanvangsbeweging in New York en breidde deze uit tot een massa van 20.000
chassidim die de traditie van Bobov en Sanz voortzetten. Een goede
herinnering heb ik altijd aan de Shabbatmelodieën en de chassidische tiesh
(gemeenschappelijke Shabbatmaaltijd van de Rebbe met zijn chassidim). De
Rebbe leefde een gezegende leeftijd en heeft het privélege gehad de
wederopbouw van de oude glorierijke chassidische Bobov-beweging te beleven
in een nieuw continent. Zijn zoon, Rabbi Naftali Zvi Halberstam (1931-2005),
heeft spijtig genoeg zeer korte tijd de leiding over de Bobover chassidische
beweging gehad, dit terwijl hij ziek was. Na zijn dood ontstond een
erfenisstrijd tussen de schoonzoon van de Rebbe, Rabbi Mordechai David Onger
en de jongere broer van de Rebbe, Rabbi Ben Tsion Arie Halberstam.
Beide claimden het recht te hebben op het leiderschap van de
Bobover-dynastie. Dit leidde tot een splitsing in deze beweging, waarbij de
meeste chassidim aanhangers waren van de jongere broer.
Epiloog
De
Bobover chassidische beweging heeft zich uitgebreid in verschillende steden
in Amerika en in Europa, vooral in Antwerpen en Londen. De Rebbe, Rabbi
Shlomo Halberstam II, heeft een Bobover woonwijk gesticht en opgebouwd in de
stad BatYam, Israel. Zoals bij de chassidische beweging Chabad en bij vele
andere chassidische bewegingen in Amerika, alsook in Israel, is het fenomeen
van de weerbeleving van bijna vernietigde chassidische dynastieën een
raadsel. Voor religieuze mensen grenst dat aan een wonder en misschien ziet
men in dit fenomeen ook een soort weerbeleving van de doden; beschreven in
de visie van de profeet Ezechiël 37.
Voor nuchter denkende mensen is dit nog eens een bewijs van de geestelijke
sterkte van ons geloof en volk, zoals weergegeven in de Torha, Exodus 1,12:
‘Hoe meer de Israelieten onderdrukt werden, des te talrijker werden zij’.
De
extreme Ultra-Orthodoxie
Satmar en Neturei Karta
Van
alle chassidische bewegingen wwar ik persoonlijk ervaring mee heb, vormt de
Satmar chassidut een aparte klasse. Satmar belichaamt voor mij op de eerste
plaats een non-conformisme waarbij ze vasthouden aan hun niet populaire
overtuigingen, ofschoon dit door de overgrote Joodse, ook haredische
meerderheid niet aanvaard wordt. De Satmar dynastie kijkt terug op een
geschiedenis van ongeveer 200 jaar. In Hongarije en Slovakije heeft Satmar
veel bijgedragen tot de ultra-orthodoxie, dit vaak verbonden met ruzie en
vijandschap met andere religieuze en chassidische fracties. Bekend is Satmar
vooral voor zijn anti-zionistisch en anti-Israelisch standpunt. In de loop
van ons overzicht is het de bedoeling de wortels van de Satmar dynastie
nader te bekijken en vooral proberen te begrijpen waarom Satmar zo een
vijandige houding aannneemt tegen het zionisme en de staat Israel.
De
wieg van de Satmar dynastie ligt in Hongarije, in de stad Ujhely. De
stichter van deze dynastie was Rabbi Moshe Teitelbaum (1759-1841) van Ujhely,
een volgeling van Rabbi Yaakov Yitzchak Horovitz (1745-1815), bekend als de
Chozeh van Lublin. Rabbi Moshe Teitelbaum werd erg beïnvloed door zijn
leraar, de Chozeh van Lublin en heeft een belangrijk Chassidisch onder de
titel Yismah Moshe samengesteld. Rabbi Moshe Teitelbaum had veel volgelingen
en was zeer populair. Een bekend verhaal over deze Rebbe is altijd in mijn
geheugen gebleven: Volgens chassidische bronnen was Rabbi Moshe Teitelbaum
heel doordrongen van het Messiaanse idee. Elke avond trok hij zijn
feestkleding aan en legde zijn stok klaar en vroeg zijn ‘Gabbai’ –
vertrouweling, hem zeker te wekken als Mashi’ach zou aankomen terwijl hij
lag te slapen.
In
Hongarije heerste een bittere cultuuroorlog tussen de orthodoxie onder
leiding van Rabbi Moshe Sofer (1762 - 1839), bekend als de Chatam Sofer en
de Neologen (liberaal-conservatieve) over hoe men het Jodendom in de moderne
tijd zal beleven. Rabbi Moshe Sofer was een grote, compromisloze voorvechter
van het idee ‘Hadash assur min HaTorah’ - vernieuwingen zijn verboden doo de
Torah. Daarom leerde hij zijn volgelingen en ook de hele orthodoxie in
Hongarije en Slovakije dat men niets mag veranderen aan de overgeleverde
traditie. Als gevolg hiervan kwam er een scheiding tussen de orthodoxie en
de Neologen, dit tot het punt dat er aparte synagogen en Rabbinaten waren
alsook dat het contact tussen beiden bewegingen uitstierf.
In
de Talmoedscholen van de Chatam Sofer en zijn volgelingen voedde men een
type Torahgeleerde op, die een beroep had als levensonderhoud. De
Joods-religieuze mensen van dit gebied, wat men ‘Oberland’ noemde, waren
orthodox maar kleedden zich als Europeanen, hadden een algemene opleiding en
kenden een beroep. De grens van ‘Oberland’ was tot en met Boedapest en
Pressburg (Bratislava).
De
chassidische volgelingen van Rabbi Moshe Teitelbaum hebben de orthodoxie
veranderd in een ultra-orthodoxie en hebben zijn ideolgie verspreid naar
Slovakije, naar Munkatch en naar Nitrah. Hier vinden we een ultra-orthodoxie
die zich uitdrukte in een totale scheiding met de omgeving, dit zowel in
kleding, als het dragen van een lange, wilde baard en pijot (krulletjes),
scheiding in taal, het nalaten van een algemene opleiding of dit tot een
heel minimum beperken zoals alleen de kennis van de Heilige Taal, de
landstaal Hongaars en rekenen. De rest van de tijd werd alleen gewijd aan
Talmoed, Talmoedcommentaren en de joodse wetcodex, ‘Shulchan Aruch’.
De
Joods religieuze mensen in de rest van Hongarije en Slovakije die meestal
tot de chassidische beweging en ultra-orthodoxie behoorden, leefden in het
zogenaamde ‘Onderland’ en waren helemaal afgesneden van de Europese
beschaving.
De
chassidische beweging van Satmar neemt een zeer belangrijke plaats in deze
levensfilosofie in. Er volgen vier generaties in de dynastie van Satmar tot
het verschijnen van de meest charismatische Rebbe en leider van deze
beweging: Rabbi Yoel Teitelbaum (1887-1979). De jonge Rabbi Yoel wordt
geboren in een familie van Rebbes. Zijn vader was Rebbe Chananyah Yom Tov
Teitelbaum (1836-1904), Opperrabbijn in Sziget.
Hij
was bekend als een briljante kop met een analytische en begaafde geest. Hij
leerde bij verschillende Talmoedisch-georienteerde Rabbijnen, dit in
verschillende beroemde Hongaarse Yeshivot. Hij ontving de Rabbinale
ordinatie met onderscheiding op zeer jonge leeftijd.
In
1934 werd hij verkozen als Rebbe van Satmar. Satmar was een stad aan de
Roemeens-Hongaarse grens en bekend als een grote Joodse gemeente. De naam
Satmar komt overgingens van het roemeens voor Heilige Moedern (de
christelijke Maria) “Satu Mare”) Met de opname van Rabbi Yoel Teitelbaum als
Rebbe, versterkte het chassidische element in Satmar. Het aantal aanhangers
groeide en zo kreeg deze beweging de naam Satmar-beweging, waar het
historisch gesproken eigenlijk Ujhely had moeten zijn.
Rabbi Yoel huwde op 17-jarige leeftijd met zijn eerst vrouw Chava Horovitz
die op jonge leeftijd stierf en drie dochters achterliet. De dochters zijn
allen kinderloos gestorven, nog tijdens het leven van hun vader. Enige jaren
later huwde hij zijn tweede vrouw, Rebbetzin Faige Shapiro, waar hij geen
kinderen mee had.
Rabbi Yoel Teitelbaum is bekend door zijn werk ‘Vajo’el Moshe’, een
hassidisch commentaar op de Torah en zijn controversiële werk ‘Al ha’geula
ve’al ha’temurah’. In dit werk onderbouwt de Rebbe zijn these dat men niets
mag ondernemen om de Messiaanse verlossing te bespoedigen. Hij baseert zich
hiervoor voornamelijk op een niet halachische, maar op een
aggadisch-legendarische Talmoedpassage (Talmoed Bavli Ketubot 111 A), die
aanleunt bij Shir Hashirim - Hooglied, namelijk dat er drie eden zijn die
G’D Israël gezworen heeft. Deze zijn:
Israel zal niet naar het Land terugkeren op basis van militaire macht.
Het
volk Israel zal niet rebelleren tegen andere volkeren (naties) en zal
geduldig wachten op de komst van de Mashi’ach.
De
volkeren van de aarde zullen het volk Israel niet teveel onderdrukken.
Rabbi Yoel Teitelbaum heeft deze passage ontwikkeld tot een credo tegen de
zionistische beweging en later tegen de staat Israël. Hij heeft zijn
volgelingen een haat opgedrongen die tot excessen leidde zoals openbare
protesten tegen de staat Israël onder de vorm van demonstraties voor de
Israëlische ambassade en hele pagina’s vol advertenties tegen de staat
Israël in de New-York Times.
‘Neturei Karta’ (‘de bewakers van de heilige stad’), die ideologisch verwant
is met de Satmar beweging gaat nog een stap verder in deze compromisloze en
absolute negatie van het zionisme en de staat Israel. Zo hadden
vertegenwoordigers van deze groepering een paar jaar geleden een ontmoeting
met de president van Iran, Mahmoud Ahmadinejad. Voor de hele wereld omarmden
en kusten deze mensen deze rabiate jodenhater die de Shoah openlijk ontkent.
Dit gebeurde bovendien alles op een congress ingericht door deze ‘nieuwe
Haman van Perzië’ met als doel het uitwissen van de herinnering aan de
Shoah. Dit is een echte ontheilinging van G’Ds Naam en ook in
niet-zionistische haredische kringen werd dit sterk veroordeeld.
Rabbi Yoel Teitelbaum citeerde in zijn werk ‘Al ha’geula ve’al ha’temurah’
verschillende Rabbijnse autoriteiten die volgens hem tegen het zionistische
idee gekant waren en later ook tegen de staat Israël. Voor de objectieve
kenner van de Rabbijnse literatuur is het echter duidelijk dat zijn lezing
uiterst selectief is en niet overeenstemt met de werkelijke teneur van de
meerderheid der authoritatieve Rabbijnen.
De
hierboven geciteerde Talmoedstelling waarop Rabbi Yoel Teitelbaum steunde
voor zijn these, is absoluut van geen enkele halachische waarde en is van
puur agadische-folkloristische aard. Dit blijkt onder andere uit het feit
dat noch Maimonides (1135-1204) in zijn codex Mishne Torah, noch Rabbi
Yossef Karo (1488-1575) in zijn codex Shulchan Aruch, ermee rekening
houden. Het mag dan wel kloppen dat Maimonides de plicht om vandaag in het
land Israel te wonen niet heeft opgenomen in zijn boek ‘Sefer Hamitsvot’.
Deze gegevenheid is echter te verklaren door het feit de politieke situatie
de in het heilige Land uiterst precair was, aangezien hij in een periode
leefde waar de kruistochten in hun meest itensieve fase waren. Deze
precaire situatie verklaart ook waarom hij na zijn bezoek aan het helige
Land er niet bleef, maar zijn toevlucht zocht in het relatief veilige
Fatimidische Egypte. Uit deze periode hebben we ook een beroemde
Talmoedcommentaar van de school van de Tosafisten, namelijk van Rabbi Chaim
Cohen (12-13de eeuw). Hij zegt ook dat er geen plicht is om naar
Israel te emigreren tot de komst van de Mashi’ach, omdat de mitsvot moeilijk
kunnen uitgevoerd worden in zware tijden. Toch schrijft de meest bekende
Sefardische commentator op de Torah, Rabbi Moshe Ben Nachman (bekend als
Nachmanides), in zijn kritische opmerkingen op de Sefer HaMitsvot van
Maimonides dat het vandaag wel een plicht is voor elk Joods mens, indien
mogelijk, om in het heilige Land te wonen en mee te werken aan de bevrijding
van het Land uit de handen van vreemde heersers en bezetters. Nachmanides
heeft niet alleen gepredikt, maar heeft dit ook echt gerealiseerd. Hij
maakte Aliya naar het heilige Land in zijn laatste levensjaar, dit in zeer
moeilijke omstandigheden, per schip. Zijn beroemde commentaar op de Torah
schreef hij in het heilige Land. Dit werk straalt een sterke liefde en
warmte voor het Land uit. Men kan met recht zeggen dat Nachmanides de eerste
grote Rabbijnse persoonlijkheid was, een religieuze zionist die als
voorbeeld diende voor vele generaties om toch aliya te maken ondanks
moeilijke omstandigheden.
Nachmanides (1194-1270) - Rabbi Moshe Ben Nachman – “Ramban”.
Een
andere grote middeleeuwse filosoof en dichter was Rabbi Yehuda HaLevi
(1071-1141). Hij schreef beroemde zionsliederen die we bij de klaagliederen
over het verlies van het Beit HaMikdash op Tisha B’Av lezen. In een van deze
zionsliederen staat de beroemde zin ‘ik ben in het westen, maar mijn hart is
in het oosten’. Ook in zijn bekende filosofische werk “de Kuzari”, waar hij
de superioritiet van het Joodse geloof verdedigt tegenover het christendom
en de islam, verdiept hij zich in de heilige taal en het heilige Land.
Volgens historische bronnen heeft ook Rabbi Jehuda HaLevi Aliya gemaakt. Hij
is echter tragisch omgekomen toen een kruisridder hem doodde als hij bij
zijn aankomst de grond van het heilige Land kuste.
Als
men ondanks dit alles er toch nog van zou uitgaan dat de door Rabbi Yoel
Teitelbaum geciteerde aggada toch bindend zou zijn, kan men daarop nog
altijd antwoorden dat de volkeren van de aarde zich niet aan hun deel van de
eed hebben gehouden. Men kan immers bezwaarlijk stellen dat zij het volk
Israel “niet teveel onderdrukt hebben”.
Voorbeelden hiervan zijn legio: de kruistochten, de vervolgingen van Bogdan
Chmelnitski (17de eeuw) die 100’en Joodse gemeenten, alleen al in Polen
alleen, vernietigde en per uitmuntentdheid de Shoah met 6 miljoen vermoorde
Joden (1/3de van het Joodse volk). Op deze grond beslisten de meest
belangrijke autoriteiten dat deze Agada voor ons nooit een plicht kan zijn.
Het
feit dat de Satmar-beweging, in navolging van hun Rebbe, een zulke negatieve
houding heeft aangenomen tegenover de moderne autonome joodse aanwezigheid
in het land Israel heeft niet enkel theoretische gevolgen gehad. Deze
houding heeft namelijk in de periode van de Schoa geleid tot catastrofale
beslissingen die vreselijke gevolgen gehad hebben voor zeer veel religieuze
joden uit Oost-Europa en in het bijzonder voor de eigen Satmarer
aanhangers en hun Chassidische bondgenoten.
Ik
wil dit graag aan de hand van drie voorbeelden illustreren.
A)
Ten eerste het lot van mijn familie langs moederskant: mijn
grootvader Ahron Koth, mijn grootmoeder Mammele Koth en hun kinderen
Tziporra ‘Iris’, Tzvi, Menachem en Reuven Koth die allen in de gasoven van
Auschwitz omgekomen zijn. De enige overlevende was mijn moeder, Rivka Daum –
Koth, die mij tientallen keren het verhaal verteld heeft, waarom haar
familie in de Shoah omgekomen is.
B)
Ten tweede het proces van Rudolf Kastner (1906-1957) in Jeruzalem die
beschuldigd werd van collaboratie met de nazi’s, vooral met Adolph Eichman,
waarbij de persoon van de Satmarer Rebbe een belangrijke rol speelde.
C)
En ten derde de ideologische ommekeer van een beroemde aanhanger van
de antizionistische Satmarschool die tijdens de Shoah teshuva (inkeer) deed
en een boek schreef waarin hij een soort van “mea culpa” uitsprak. Hij wierp
namelijk in dit boek de volledige ideologie van Satmar over boord en
beschuldigde hen ervan een hetze gevoerd te hebben tegen immigratie naar
Israel met de gekende fatale gevolgen. Tevens stelt hij dat als bovendien
veel chassidim naar Israel geëmigreerd waren voor de Shoa, dat het politieke
landschap daar er heel anders had uitgezien.
A) De familie van mijn moeder, de familie Koth, had een relatief behaaglijk
en comfortabel “upper-middle class” leven in de Hongaarse provinciestad
Sopron, nabij de Oostenrijkse grens. De Joods-orthodoxe gemeente telde
ongeveer 1500 à 2000 zielen en had een volledige Joodse infrastructuur.
Naast een synagoge was er een mikwe, koshere bevoorrading, een Talmoed-Torah
… De gemeente werd geleid door Rabbijn Shimon Yisrael Posen.
Deze Rabbijn was van Ashkenazische afkomst, geboren in Frankfurt am Main, en
volgde de modern-orthodoxe ideologische lijn van Rabbijn Samson Raphael
Hirsch inzake Torah en Wetenschap. Naast zijn tijd doorgebracht in meerdere
yeshivot, studeerde hij dan ook aan universiteiten en heeft zelfs een
doctorstitel in de filosofie behaald. Na zijn studies werd hij verkozen tot
Rabbijn van Shopron, waar hij direct een bocht van 180° maakte. Hij
verbrandde zijn doctorsdiploma en werd een gepassioneerde aanhanger van de
Satmarer Rebbe. Tijdens de tweede wereldoorlog werden de Hongaarse Joden,
ondanks het feit dat het land tot 1944 niet bezet was door de Nazi´s, sterk
gediscrimineerd door het regime van Admiraal Horthy. Mijn grootvader, als
succesvol zakenman had echter goede betrekkingen tot in het leger en de
regering. Daardoor had hij de mogelijkheid om certificaten te krijgen voor
hem en zijn familie om naar het toenmalige mandaatsgebied Palestina te
emigreren. Zoals echter de meeste vrome Hongaarse Joden, vroeg mijn
grootvader hiervoor de toestemming en zegen aan de stadsrabbijn, Rabbijn
Shimon Posen. Deze laatste verbood hem ten strengste naar het toenmalige
Palestina te emigreren omdat daar “de verdorven zionisten die zonder Torah
en Mitsvot leven zijn kinderen helemaal van de weg van Torah zullen
afbrengen”. Mijn grootvader volgde helaas deze raad, met als gevolg dat hij
samen met zijn hele familie en de hele joodse gemeente van Sopron in de
gaskamers van Auschwitz eindigde. Mijn mama, de enige overlevende van de
familie Koth, zat in een veewagon naar Auschwitz, samen met de uitgebreide
familie Koth, Spitzer en Breuer. Van de 80 personen in de veewagon, zijn
enkel mijn mama en een neef overgebleven. Rabbijn Posen, die elke
samenwerking met de “perfide zionisten” afwees en zo voor zijn gemeenschap
een mogelijke reddingsweg afsloot, was echter zelf niet te beroerd om
zichzelf, zijn kinderen en verdere familie te redden met
emigratiecertificaten van de prominente “zionistische” voorman Dr. Rudolf
Kastner.
Na haar bevrijding uit Bergen-Belsen en haar periode in de “Displaced
Persons Camps” is mijn mama naar Londen getrokkken, waar ze bij een oom
terecht kon, die voor de oorlog naar Engeland geemigreerd was. In de
haredisch orthodoxe gemeente te London heeft, op een Shabbat in 1946,
Rabbijn Shimon Posen openlijk opnieuw giftige haattirades uitgespoken tegen
het zionisme en de dan nog op te richten staat Israel. Mijn mama is dan ook
haar hele verdere leven met de vraag achtergebleven hoe een zelfverklaarde
religieuze leider zo egoïstisch kan zijn dat hij zijn eigen leven en dat van
zijn familie redt en tegelijkertijd de leden van zijn gemeente verbiedt
hetzelfde te doen. Dit staat in scherp contrast met vele Rabbijnen die als
echte kapiteinen het zinkende schip niet hebben verlaten. Een mooi voorbeeld
hiervan is Rabbijn Mordechai Rottenberg (omgekomen in 1943), de voormalige
opperrrabijn van de orthodox-joodse gemeente “Machzike Hadass” te Antwerpen.
Hij had de mogelijkheid om een certificaten te krijgen maar weigerde zijn
gemeente achter te laten en is samen met zijn familie omgekomen in de
vernietigingskampen.
De hoger vernoemde Rabbijn Shimon Posen is vervolgens na de oorlog conform
zijn ideologie naar Williamsburg geëmigreerd en werkte er als docent aan de
Satmar Talmoedschool. Ik heb hier bewust het lot van mijn familie langs
moederskant geschilderd om aan te tonen wat er is gebeurde binnen de
ultra-orthodoxe Satmar-beweging en andere aanverwante antizionistische
chassidische groeperingen. De meeste van hun aanhangers zijn omgekomen in de
doodskampen van Polen, maar de leiders lieten zich redden. Hun redding wordt
tot op de dag van vandaag binnen de chassidische kring nog altijd groots
gevierd, zonder hun tienduizenden aanhangers te vermelden die omgekomen zijn
in de vernietigingskampen.
B) Hongarije was tot 1944 een relatief veilige eiland binnen Europa voor de
Joden. Dat is op zich verbazend aangezien Hongarije onder haar
dictator-regent Admiraal Miklos Horthy als eerste land na de eerste
wereldoorlog een anti-semitische wet aannam. Het gaat dan met name om een
numerus clausus op het aantal Joodse studenten die toegelaten werden tot de
universiteiten. Ook werden in de jaren dertig onder impuls van
nazi-Duitsland een reeks “rasenwetten” aangenomen die de deelname van Joden
aan de samenleving en het openbare zwaar aan banden legde
Door het feit echter dat Hongarije een bondegenoot van Duitsland was kon het
zeer lang de bezetting vermijden en daarmee de deportaties. De Hongaarse
Joden dachten daarom lange tijd dat zij het lot van de andere Europese Joden
niet zouden moeten delen en wonderbaarlijk de oorlog zouden kunnen
overleven. De werkelijkheid verliep echter anders. In 1944, na het fiasco
bij Stalingrad, begon het Duitse leger aan haar terugtocht en naderde het
Rode Leger de Hongaarse grenzen. Dit had voor de Hongaarse Joden,
ironischerwijze, een dubbel negatief gevolg. Ten eerste kwam Nazi-Duitsland
nog meer onder druk te staan om hun vernietigingsoorlog tegen het Joodse
volk te voltooien. Ten tweede leidde het ertoe dat, toen voor Hitler
duidelijk werd dat Horty wou gaan onderhandelen met de geallieerden,
Hongarije door Nazi-Duitsland werd bezet. Horty wordt afgezet en de nazi’s
begonnen in Hongarije, met hulp van de collaboratieregering onder Ferenc
Szálási, met hun vernietigingscampagne tegen de hongaarse Joden. De
architect van deze vernietigingspolitiek was Adolf Eichman (1906-1962) die
speciaal naar Hongarije kwam om erop toe te zien dat de vernietiging ‘snel,
industrieel en efficiênt’ verliep. Hij slaagde zo “goed” in zijn opzet dat
binnen de zes tot acht weken, juni – juli 1944, haast alle provinciesteden
van Hongarije - bijna de helft van de Hongaarse Joden oftewel een half
miljoen mensen - “Judenfrei” waren. Elke dag werden er in de gasovens en
crematoria van Auschwitz meer dan 20.000 Joden vermoord. Dit zijn voor ons
onvoorstelbare getallen, als we bedenken dat de Joodse bevolking van
Antwerpen vandaag ongeveer 25.000 zielen telt. De oorlogsmachine van de
nazi’s was toen echter reeds aan het einde van haar Latijn. Dit bracht
enkele vooraanstaande bekende zionistische voormannen in Hongarije, in het
bijzonder Rudolf Kastner (1906-1957) en Joel Brand (1906-1964), ertoe te
denken dat er te onderhandelen viel met Adolf Eichman over de redding van de
Joden in Hongarije. Eerst vroeg Eichman wapens of geld van de geallieerden
in ruil voor de redding van de nog overblijvende Hongaarse Joden. Maar toen
bleek dat de geallierden hier niet toe bereid waren, werden de eisen
bijgesteld tot 20.000 vrachtwagens. Het was binnen het kader van deze
onderhandelingen dat de nazi’s , als een geste van goede trouw, Kastner
vroegen een list me 1800 namen te geven. De mensen op deze lijst zouden dan
gespaard worden. De selectie van de namen liet men aan Rudolf Kastner zelf
over. Hij plaatste op deze lijst natuurlijk zijn eigen familieleden, maar
ook bekende Rabbijnse persoonlijkheden, onder andere ook uit de
antizionistische beweging, zoals de Rebbe van Satmar en Rabbijn Shimon
Posen van Shopron. De onderhandelingen zelf sprongen echter af omdat de
geallieerden niet bereid waren nazi-Duitsland te helpen en daarom besloten
de nazi’s de de trein met deze mensen, in plaats van naar het
oorspronkelijke voorziene Zwitserland, naar Bergen Belzen (Duitsland) om te
leiden. De meeste genoten op deze trein van privileges en konden zich redden
in tegenstelling tot de meeste andere Hongaarse Joden. De hoofdstad
Boedapest was in deze hele periode een speciaal geval. Daar begonnen de
deportaties relatief laat en verlipen ze ook moeizamer. Daar hebben mensen
zoals Carl Lutz (Zwitser, 1895-1975), Raoul Wallenberg (Zweed, 1912-1947) en
Giorgo Perlasca (Italiaan 1910-1992) op risico van hun eigen leven duizenden
Joden gered. De Zwitserse diplomaat Carl Lutz leverde 1000’en zwitsere
passen aan Joden om hen zo te redden.
De
Zweedse diplomaat Raoul Wallenberg richtte in de Joodse wijk van Boedapest,
exterritoriaal Zweedse huizen op, zoals een ambassade, waar de nazi’s niet
binnen mochten. De italiaanse officier Giorgo Perslaca deelde, onder de
aangenomen titel van Spaance Vice-consul, duchtig Spaanse passen uit aan
zogezegde “Sefardische Joden. Veel Hongaarse Joden danken hun leven aan
deze drie bijzonder waardevolle mensen.
Bij
de verovering van Boedapest is Raoul Wallenberg spoorloos verdwenen. Men
neemt aan dat hij door de Russen als Amerikaans spion gevangen genomen is
of terecht gesteld.
Deze drie niet-Joodse mensen gelden, voor mijzelf en vele anderen, als
“Rechtvaardigen onder de Volkeren”. Volgens de Talmoed (Tosefta Sanhedrin
13) hebben deze mensen een aandeel hebben in de toekomstige wereld en ze
worden dan ook terecht geëerd in Boedapest met een prachtig monument. Voor
alle drie zijn trouwens in Yad Vashem in Jeruzalem, het belangrijkste
Holocaust museum en onderzoekscentrum ter wereld , erebomen geplant op de
Avenue van de rechtvaardigen.
Na
WOII zijn vele Joden naar Israel of Amerika geëmigreerd. Ze wilden zoals
vele overlevende Joodse mensen niet meer op de bloedige Europese bodem
leven. Rudolf Kastner is naar Israel geëmigreerd en als een geëngageerde
tzionist bekleedde hij een aantal belangrijke posten. Een Hongaarse Jood die
de horrors van de Holocaust overleefde, Malchiel Gruenwald, heeft Rudolf
Kastner beschuldigd van collaboratie met de nazi’s, vnl. met Eichman, alsook
van bescherming van belangrijke nazi-kopstukken zoals Bacher, omdat hij
zogezegd Joden zou gered hebben. Malchiel Gruenwald beschuldigde ook Kastner
ervan dat hij alleen zijn familie wilde redden en een paar Joodse prominente
persoonlijkheden, maar de rest van het Hongaarse Jodendom, vooral in de
provincie, niet waarschuwde voor de opkomende catastrofe, waardoor ze
indirect door zijn schuld omgekomen zijn. De Israelische regering heeft
Malchiel Gruenwald gedagvaard op het proces, omdat hij de reputatie van
Rudolf Kastner, een waardevolle ambtenaar van de Israelische regering,
beschadigde. Het proces begon in 1953 en duurde 2 jaar. Op dit proces hebben
de vrienden van Kastner zich bemoeid om religieuze, antizionistische leiders
zoals de Satmar Rebbe en Rabbijn Shimon Posen op te roepen om een goed woord
te spreken voor Kastner, want ze hadden hun leven aan hem te danken. Beide
en nog andere leiders weigerden zowel een dankwoord als Kastner te
verdedigen, dit omdat ze Kastner aanzagen als een zionistische agent en een
onderdeel van de machinerie des zionistische satans. Volgens hen hadden zij
geen morele verplichting om zo een mens te helpen of te verdedigen. Nuchter
bedacht is dit wel de top van ondankbaarheid en immorele verhouding
tegenover een weldoener. Zelfs al is hij tzionistisch, toch zullen de meeste
mensen in zulke omstandigheden anders reageren en deze man op hun beurt
proberen te helpen. Meer commentaar hoeft niet.
Persoonlijk wil ik wel nog toevoegen dat de naam ‘Jood’ komt van Jehuda, de
vierde zoon van Ja’acov en Lea. Lea gaf haar vierde zoon deze naam als
dankbaarheid aan Hashem dat HIJ haar deze zoon geschonken heeft. Jehuda
betekent ‘Nu zal ik danken Hashem’. De naam Jood betekent bijgevolg ook dat
we Hashem zullen danken. Tenslotte is er in deze samenhang een beroemd woord
uit de Talmoed: ‘In een bron waar je van hebt gedronken, zal je geen steen
gooien, uit dankbaarheid’.
Het
einde van het proces verliep heel tragisch. De rechtbank heeft Rudolph
Kastner beschuldigd. De rechter Benjamin Halevi heeft in zijn oordeel
Kastner belast met zware beschuldigingen dat hij een werktuig was voor de
satan-machinerie, de nazi’s. Dit oordeel bracht een grote crisis teweeg bij
de toenmalige Israelische regering. Tenslotte heeft het proces een tweede
maal plaats gevonden. Het hoger gerecht reinigde Kastner van vele
beschudigingen.
Het
einde van Rudoph Kastner is heel triestig. Hij werd vermoord door een
verwende nationalist, die in Kastner een collaborateur met de nazi’s zag. De
vrouw van Kastner viel in een diepe depressie, zijn enige dochter kende
zware pesterijen. Het is niet mijn taak Rudoph Kastner te beoordelen of te
veroordelen, maar ik vind dat hij toch tenminste probeerde Joden te redden.
Zijn plaats in de geschiedenis blijft omstreden.
C)
Rabbi Jissachar Shlomo Teichtal (1885-1945), geboren in Hongarije, genoot de
traditionele ultra-orthodoxe opleiding. Als jongeman ontving hij de
Rabbijnse wijding van drie beroemde ultra-orthodoxe Rabbijnen en werd een
zeer beroemde Rabbijn in de ultra-orthodoxe gemeente Pishtian, een bad- en
kuuroord in Slovakije. Hij werd er ook op 36-jarige leeftijd verkozen tot
voorzitter van het Rabbinale Gerecht en tot Opperrabbijn. Hij schreef een
zeer belangrijk pre-Shoah responsa-werk, nl. ‘Mishne Sachier’, die tot
vandaag in Rabbijnse kringen geconsulteerd wordt. Hij was tevens Rosh
Yeshivah van de Moria-Yeshiva in Pishtian. In zijn leven voor de Shoah was
hij een aanhanger van de meest verspreide antizionistische houding zoals die
onder chassidische leiders van vnl. Satmar en Monckatz. Zij zagen het
zionistische werk in het heilige Land als een gevaar voor de religieuze
integriteit van de Joden en daarom verboden zij hun aanhangers de emigratie
naar het toenmalige Palestina en hebben dit theologisch gerechtvaardigd door
te proclameren dat men de komst van de Masji’ach niet mag bespoedigen. De
zionisten beschouwden zij als een soort werktuig van de moloch, een risico
die de getrouwe Joden van hun religieuze geloof in de Torah en mitsvot
konden afleidden.
Slovakije was het eerste land in Europa waar de nazi’s hun ‘Endloesung’ -
‘eindoplossing’ van de joodse kwestie begonnen. Dit betekende de
systematische industriële vernietiging van het Joodse volk, eerst in Europa
en dan in de gehele wereld.
Slovakije was ook het beruchte land dat zelfs voor het transport van de
Joden en de verwijdering van de Joden uit Slovakije aan de nazi’s een premie
per kop uitreikten. Bovendien was de president van Slovakije een katholieke
priester, Jozef Tiso (1887 - 1947), een trouwe vazal van de nazi’s. Met zijn
religieus antisemitisme rechtvaardigde hij de Jodenvervolging, dit omdat de
Joden de christelijke Messias Jesu niet aanvaarden. Consequent werd
Slovakije tot 1942 Jodenrein gemaakt. Alleen enkele kleine enclaves konden
zich in de ondergrond verstoppen en zich redden doorheen WOII van de
vernietigingsmachinerie als hun buren hen niet verraadden en aan de nazi’s
overleverden. Vergelijk hiermee het geval van Anne Frank. De meeste
Slowaakse Joden werden, zoals vele van hun geloofsgenoten, in de
vernietigingskampen van Polen vermoord. Hun as is verspreid over heel Polen
en hun vergoten bloed heeft de Poolse aarde voor alle generaties vervloekt.
Rabbijn Teichtal is het gelukt, samen met een deel van zijn familie, om zich
te verstoppen. Toch zag hij zijn geliefde gemeente alsmaar kleiner worden,
en zijn gemeenteleden vervoerd worden in veewagons zoals schapen naar de
slachtbank.
In
1942 is het hem als bij wonder gelukt, om naar Budapest te vluchten en zich
daar te verstoppen voor de Barbaarse Jodentransporten naar Auschwitz. Van op
zijn zolder in de joodse getto van Budapest, zag hij dagelijks hoe men Joden
verdreef en naar de doodskampen transporteerde. Hier onderging hij een
volledige metamorfose. Zijn beroemde werk ‘Em HaBanim Semicha’ heeft hij
daar geschreven. Dit werk manifesteert een 180° ommekeer van zijn vroegere
antizionistische visie. In dit werk bekent Rav Teichtal schuld (notra culpa),
samen met alle andere antizionistische, meestal chassidische, Rabbijnen. Dit
is vergelijkbaar met bijvoorbeeld Paus Johannes Paulus II die zich voor de
kerk verontschuldigde voor de Jodenfobia van de kerk met de woorden ‘notra
culpa’ en verder dat ‘de kerk voor altijd het Kajien-teken zal dragen voor
het vergoten bloed van hun Joodse broer Hevel.’
Evenals beschuldigde Rabbi Teichtal de Rabbijnen, zijn collega’s, en hun
aanhangers en gemeente van hun antizionistisch prediken, dit met een deel
schuld voor de catastrofe van het Joodse volk.
Hij
is een soort Emile Zola (1840-1902) die tijdens de Dreyfus affaire de Franse
regering met de beroemde zin ‘J’accuse’ beschuldigde. Ook Rabbijn Teichtal
had de moed om die ommekeer te maken en zonder angst zichzelf, zijn
Rabbijnse vrienden en collega’s aan te klagen voor hun antizionistische
ideologie. Als ik zijn werk aandachtig lees, kom ik tot ongelofelijke
verfrissende argumenten die lang voor de stichting van de staat Israel door
Rabbi Teichtal geanalyseerd werden. Bijvoorbeeld te lezen in zijn boek: Als
de Rabbijnen van de antizionistische ultraorthodoxie hun mening over de
migratie zouden verzacht en veranderd hebben, zou de politieke constellatie
in Palestina en de latere moderne staat Israel een totaal ander uitgangspunt
kunnen gehad hebben. Zo zou de meerderheid van de Joden in Palestina en
later in de moderne staat Israël orthodox vroom kunnen geweest zijn en zowel
op maatschappelijk als sociaal en vooral op wettelijk niveau een grote
invloed gehad hebben, en zou de joodse staat meer een religieuze en
traditionele staat kunnen geworden zijn.
Aangezien de dagelijkse deportaties naar de doodskampen, die hij zelf
meebeleefde, en er slachtoffer van werd in 1944, heeft hij alleen woorden
van onbegrip voor de Rabbijnen, de ultraorthodoxie, de antizionistische
richting die volgens hem een groot deel schuld dragen in deze ongelofelijke
vernederende catastrofe waarbij men Joodse mensen als vee naar de
slachtbanken bracht. Volgens hem zijn de Rabbijnen ook schuldig aan het feit
dat ze Joden in andere regio’s niet opriepen tot verzet. Vooral in Hongarije
hebben beroemde chassidische Rabbijnen de mensen gekalmeerd en verzekerd dat
de nazi’s niet in Hongarije zullen komen om hun ‘Endloesungspolitiek uit te
voeren. Het Hongaarse Jodendom werd in een illusie achtergelaten, met de
consequentie die ons allen bekend is. Het hele Jodendom van de provincie
werd binnen twee maanden door de nazi-industriële doodsfabrieken
vernietigd. Dit alles is een gevolg van het ongeloof binnen de orthodoxe
gemeenschap over de werkelijke nazi-praktijken.
Het
is Rabbijn Teichtal niet gegund de overwinning van de geallieerden en de
bevrijding van de nazi-inferno te beleven. In zijn werk ‘Em HaBanim Semicha’
droomt hij van een revival van het Joodse volk, in zijn historische
heimatland Eretz Yisraeel. Alleen in Israel ziet hij een mogelijke gezegende
haven voor het vervolgde Joodse volk. Bij het dichterbij komen van de
visioenen van Theodore Herzl, die hij als een megafiguur en persoonlijkheid
ziet, ondanks het feit dat Herzl niet religieus of praktiserend was, ziet
hij dit als enige mogelijke oplossing voor het volledige Joodse volk. Rabbi
Teichtal deelt zijn lot wel met de beroemde profeet Ezechiel, die in de
Babyloonse exil droomt van de weerbeleving van Israel, van het vergroenen
van het oud-nieuwe land, van de opbouw van de steden, maar het was ook
Ezechiël niet gegund zijn verlangen en dromen waar te maken.
De
Satmar-Rebbe, Rabbi Joel Teitelbaum, kwam naar het toenmalige Palestina in
1946 en fungeerde voor een jaar als de Rabbijn van de ultraorthodoxe
gemeente, Eidah HaHaredid. In 1947 ging hij naar Amerika en vestigde zich in
de buurt van Williamsburg, Brooklyn. De Satmar-Rebbe liet zich weliswaar nog
altijd ‘de voorzitter van het ultraorthodox Rabbinaat van Jeruzalem noemen,
hoewel hij er slechts een jaar gewoond had.
Moge zijn aandenken tot zegen strekken. Amen
De
Satmar-Rebbe, Rabbi Joel Teitelbaum, kwam naar het toenmalige Palestina in
1946 en fungeerde voor een jaar als de Rabbijn van de ultra-orthodoxe
gemeente, Eidah HaHaredid. In 1947 ging hij naar Amerika en vestigde zich in
de buurt van Williamsburg, Brooklyn. De Satmar-Rebbe liet zich weliswaar nog
altijd ‘de voorzitter van het ultra-orthodox Rabbinaat van Jeruzalem noemen,
hoewel hij er slechts een een jaar gewoond had.
In
Williamsburg zelf deed hij de Satmar Chassidische beweging heropleven, dit
met een klein aantal trouwe chassidim die de Holocaust overleefden. Op een
buitengewone wijze lukte het hem op korte tijd succes te boeken en er een
Beit Midrash-synagoge te openen. Satmar groeide tot 10.000’en aanhangers.
Vandaag schat men de Satmar-beweging op een aantal van 100.000 chassidim.
Met de geest van een pionier stichtte hij basisscholen voor zowel jongens (Torah
Ve’irah) als meisjes (Beit Rachel). Daarnaast bouwde hij een heel net van
Yeshivot en Kollel’s voor hogere Talmoedstudies, dit onder dezelfde naam
‘Torah ve’Irah’. Al deze educatieve netwerken volgen de Satmar ideologie. De
seculiere opleiding is minimaal, om niet te zeggen ‘niet bestaand’. Alleen
taal en rekenen, op elementaire basis worden aan de kinderen meegegeven. De
solidariteit onder Satmar-chassidim is opmerkelijk, ook hun openheid en
gastvrijheid is formidabel, dit ongeacht de religieuze instelling van de
gast. Hun hulpvaardigheid en medische bijstand is lovenswaardig.
De
Satmar-beweging houdt zich ook bezig met de opvang van vluchtelingen uit de
verdrukte Joodse gemeenschap van Iran en Jemen. Algemeen moet men
vaststellen dat de meeste jonge gehuwde mannen na het leren van een aantal
jaren in de Kollel, aan het werk gaan, dit in tegenstelling tot andere
bewegingen die dit volledig afraden en een fulltime Torahstudie proclameren.
Beide ouders van het jonge paar en vooral de echtgenote steunen de
Torahstudies van de man, dit tot aan het uitoefenen van zijn beroep.
De
Satmar ‘Kehilla’ beschikt over een uitstekend Kashrutnetwerk, die eng
verbonden is met het Beit din Tseddek van Eidah HaHaredit. Deze twee
Kashrutorganisaties beheersen vandaag de orthodoxe en ultra-orthodoxe
kashrut industrie en hebben bijna een monopolie-positie. Natuurlijk heeft
Satmar ook een netwerk van Beit Din die onder de centrale Satmar-organisatie
‘Hisachdus HaRabanim’ - ‘Central Rabbinical Congress of The United States
and Canada’ fungeren. Alle belangrijke taken van een Beit Din, waaronder ook
‘giyur’ (opname in het Jodendom), worden er waargenomen.
In
1965 bezocht de Satmar Rebbe, samen met zijn Rebbetsin, Eretz Yisraeel. Bij
dit historische bezoek stichtte hij een nieuwe wijk voor Satmar Chassidim in
Bnei Brak. In mijn herinnering bleef echter het volgende incident: de Satmar
Rebbe reserveerde met zijn chassidim een Israëlische trein van Tel Aviv naar
Jeruzalem, waarbij ze vroegen of het embleem en het opschrift van de
Israëlische treinmaatschappij afgedekt kon worden (‘Rakeret Yisraeel’). De
Israëlische treinmaatschappij is op deze vordering ingegaan, wat voor mij
onvoorstelbaar is. Alleen in Israel kunnen dergelijke zaken voorkomen, in
België, Nederland en Amerika zou dit als een schandaal van formaat de
geschiedenis ingaan.
1967 was een markant jaar voor de staat Israel. Door de existentiële
bedreiging van de Joodse staat en ondanks een militaire overmacht van de
vijandige Arabische Staten, lukte het de staat Israel een overwinning te
boeken. Dit had tot gevolg dat religieuzen, na een verbod van 19 jaar door
de Jordaanse autoriteiten, naar de Heilige plaatsen zoals de Westelijke
muur, bekend als de Kotel, het graf van Rachel en het mausoleum in Hevron,
konden pelgrimeren.
De
Satmar Rebbe verbood zijn chassidim deze heilige oorden te bezoeken, dit
omdat ze door de Tsionistische ‘satan’ bevrijd geworden waren en niet door
de Messias. Als iemand deze plaatsen zou bezoeken, zouden ze, volgens hem de
tsionisten versterken en bijdragen aan de vertraging van Messiaanse
verlossing. Als ik in New York bij mijn geliefde Rebbe, Rav J.B.
Soloveitchik zaliger, leerde, zei hij een keer in verband met dit verbod van
de Satmar Rebbe, dat G’D sommige mensen niet wil zien op ZIJN plaatsen en
hierom hun leider een verbod liet uitspreken. Zo blijven deze mensen ver van
het Heilige Land en van het bezoek van deze heilige plaatsen.
De
veranderde toestand waarbij Israel van een kleine naar een grote ‘stad’
groeide, liet de Satmar Rebbe en zijn aanhangers geen rust. In deze
gebeurtenissen zagen ze niet de hand van G’D die Israel van een volgende
‘Shoah’ redde of de eerste stappen van de Messiaanse verlossing zonder het
werk van de almachtige tsionistische Satan te zien, die zoals bij het gouden
kalf, de meeste Joden verleidde. Alleen een kleine elite zal, volgens hen,
niet voor de tsionistische Baal knielen en standhouden.
Consequent legde de Satmar Rebbe zijn aanhangers, inclusief zijn
sympathisanten van ‘Naturei Karta’ (de extreemste vleugel van de
ultra-orthodoxie met contacten bij Yasser Arafat en andere ‘grote vrienden
van Israel), een totaal bezoekverbod op in de bevrijde gebieden.
Positief wil ik hieraan de grote charismatische persoonlijkheid van de Rebbe
toevoegen. Hij heeft een netwerk van sociale diensten opgebouwd die voor
alle Joden een voorbeeld is. Dit netwerk omvat ook de concrete hulp van zeer
zieke mensen die naar Amerika komen voor dure operaties en medische
behandeling, dit ondersteund door Satmar chassidim. Verder richtte hij een
hulporganisatie voor vluchtelingen op met de naam ‘Rav Tuv’. Deze
organisatie richtte zich tot vervolgde Joden uit de islamitische landen,
zoals Jemen en Iran en bood deze vluchtelingen een emigratie naar Amerika
aan, alsook plaatselijke hulp, dit vooral op religieus gebied. Kritici
stelden wel vast dat deze hulpverlening interessegebonden was, met het doel
de mensen als aanhangers voor de Satmarbeweging te winnen.
In
elk geval heeft de Satmar beweging alles gedaan opdat deze vluchtelingen
onder geen omstandigheden naar Israel zouden emigreren, dit omdat volgens
hen, de tsionisten hun van de rechte weg van de Torah zouden afhouden. Dit
leidde tot een waar conflict met de Jewish Agency, de officiële Israëlische
emigratie instelling. Volgens de Jewish Agency werden de mensen omgekocht en
gebrainwashed tot het punt dat ze hun eigen traditie verlaten in ruil voor
een absolute vreemde en exotische ashkenzasch Satmaristische traditie, met
een nieuwe Satmarische klederdracht en dito gewoontes.
Persoonlijk heb ik een tsionistisch lichtpunt in de Satmar ideologie
ontdekt: decennialang hebben ze alle publicaties in Jiddisch geschreven.
Vandaag stel ik vast de meest publicaties in de Heilige Taal ‘Leshon
HaKodesh’ worden geschreven, wat voor mij een begroetenswaardige stap is en
een opening voor vele mensen.
Het
grootste werk van de Satmar Rebbe voor zijn dood is het stichten van een
Joodse exclusieve woonwijk in upper-New York, naast de stad Monroe, met de
naam ‘Kirjat Joel’. Deze woonwijk is exclusief door Satmar chassidim
bewoond. Als prototype diende waarschijnlijk de chassidische wijk in New
Jersey van de New-Square chassidim.
In
‘Kirjat Joel’ wonen geen niet-Joden en geen niet religieuze Joden alsook
geen relgieuze Joden van andere chassidische bewegingen. Typisch is ook dat
alle straatnamen chassidische persoonlijkheden dragen. Overal zijn
monumentaal grote synagogen die vandaag door de Satmar Rebbe Aharon
Teitelbaum, shlita, geleid worden. Verder zijn er vele cheider
(privaatscholen) voor zowel jongens als meisjes. Ik heb deze wijk zelf
bezocht in 1981 en was onder de indruk van de vroomheid, bescheidenheid en
spiritualiteit van deze woonwijk. Aan de andere kant is dit ook een totale
afscheiding van de joodse en niet reliligeuze wereld en een weerbeleving van
het oude ghetto-gebeuren. Het betekent ook een onbegrensde macht van het
Rabbinaat en een bepaald ‘gang’-samenleving. Er is geen ruimte voor
individuele dissidenten en opinies. Elke moderne ontwikkeling wordt
categorisch tegengewerkt: gsm, internet, televisie, … zijn uit den boze. De
kinderen worden gehuwd op zeer jonge leeftijd, via een huwelijksmakelaar,
waarbij de jonge mensen bijna geen kans krijgen om elkaar te leren kennen.
Ze reizen naar New York op bussen met aparte plaatsen voor mannen en
vrouwen.
Van
mijn standpunt uit is dit een regresssieve ontwikkeling. Met alle respect
voor deze mooie chassidische woonwijk, heeft dit een soort apartheid tegen
andersdenkende Joden en zelfs chassidische Joden van andere richtingen.
Bovendien waren er de laatste jaren schandalen in verband met subsidies van
de overheid voor fictieve studenten, wat een grote ontwijding van de Naam
Hashem veroorzaakte.
In
de week van 4 augustus 2011 heb ik toevallig in de gerenommeerde wekelijkese
Jiddische krant ‘Forverts’ (het nummer van de week 29 juli-4 augustus 2011,
bladzijde 14) een artikel over ‘Kirjat Joel’ in Monroe gelezen. Het artikel
choqueerde me: Mirjam Shmuelevitch van New York beschrijft dit stadje met
het opschrift ‘de armste Stetl in Amerika’. Samengevat solliciteren de
meeste mensen officieel voor sociale voorzieningen, zoals het OCMW bij ons.
Er is een grote vraag naar een soort maaltijdcheques, kostenloze
ziekteverzekering en –voorzorg ‘Medicare’, …
Aan
de andere kant kopen mensen de meest moderne mobiele telefoons, en luxe
wagens en zijn de kinderen aardig aangekleed. Toch profiteren de meeste
inwoners van hun zogezegde armoede, wat betekent dat ze officieel minder dan
15000 dollar per jaar verdienen. Ook bij de tien-jaarlijkse rondvraag ‘sensus’,
geven de meeste inwoners aan dat ze onder de armoedegrens leven, zodat
volgens Amerikaanse berichten ‘Kirjat Joel’ als de armste stad in Amerika
zal overkomen. De grootste activiteit in Kirjat Joel is kinderen op de
wereld te brengen.
In
Amerika staan ze genoteerd als de grootst vruchtbare gemeenschap met
gemiddeld 10 kinderen per familie. Ook zijn ze bekend in Amerika door hun
modernste en luxueuze instelling voor moeders die er na de bevalling kunnen
regenereren (materniteit – genezing).
Toch is een relatief hoog percentage van de kinderen autistisch of
gediagnoseerd met het down-syndroom, wat erop wijst dat de mensen huwen in
familieverband, waardoor er een hogere kans is op genetische afwijkingen.
Verder spreken deze kinderen ook geen Engels, maar een gemengd Jiddisch. Het
is zeer moelijk er Joodse of niet Joodse begeleiders te vinden die
gekwalificeerd zijn om met deze specifieke groep kinderen te werken.
Bovendien hebben de Satmar chassidim een zeer negatieve instelling tegenover
andersdenkende en niet-Joodse mensen en zo zijn vele van deze potentiele
begeleiders niet bereid daar te werken. Het grootste probleem van de jonge
mensen uit Kirjat Joel is dat ze geen minimale algemene opleiding bezitten,
waardoor ze geen kans maken op de arbeidsmarkt, ook zelfs niet in de Joodse
wereld.
Om
correct te zijn, betoont de journaliste dat in Kirjat Joel geen
narcoticacentra zijn, geen programma’s voor hooliganisme, vandalisme en
terrorisme, er is geen enkel geval van criminaliteit bij het gerecht bekend,
er is geen programma voor aids of voor jonge ongehuwde meisjes die zwanger
worden.
Toch moet bij een beschouwing van het dagdagelijkse leven in Kirjat Joel de
negatieve zijde het zwaarste doorwegen. Het gaat hier immers om een
anacronisme, een poging om het oude getto totaal los van de concrete noden
en omstandigheden van het Joodse leven weer op te bouwen. De realiteit
spreekt een taal van armoede, totale ignoratie op algemene opleiding en
weinig kansen in een zeer agressief, kapitalistisch georiënteerde Amerikaans
gezelschap.
In
de laatste decennia van zijn leven vestigde de Satmar Rebbe zich in Kirjat
Joel, waar hij op zijn late leeftijd een beetje op krachten kon komen door
de goede berglucht.
De
Satmar Rebbe, als charismatisch leider van de Satmar beweging, beleefde een
gezegende, Bijbelse leeftijd van 92 jaar. Volgens zijn wens werd hij
begraven in Kirjat Joel, naast zijn geliefde chassidim. Anders dan de meeste
grote Torah-autoriteiten en religieuze leiders in de wereld die de wens
hebben om hun rust in het heilige Land te hebben, heeft de Satmar Rebbe
consequent aan zijn ideologie voldaan door zich buiten Israel, in het verre
Amerika, te laten begraven.
Zoals bij de meeste Rebbes van chassidische dynastieën geldt het motto ‘de
koning is dood, leve de nieuwe koning’. In het geval van de Satmar Rebbe
waren er geen opvolger-problemen. Er waren geen splitsingen onder zonen die
hun deel van de taart opeisten, dit omdat de Satmar Rebbe spijtig genoeg
geen directe opvolgers had. De enige voor de hand liggende keuze was zijn
neef, Rabbi Moshe Teitelbaum (1914-2006) uit Sighet, Roemenië.
Rabbi Moshe Teitelbaum werd in 1944, samen met zijn vrouw, naar Auschwitch
gedeporteerd, alwaar zijn vrouw omkwam. Na WOII emigreerde hij naar New York
waar hij in de vrome buurt Boro-park een chassidisch Sighet-centrum, een
Beth Midrash, stichtte. Tijdens zijn 25-jarig Rebbeschap, heeft hij de
chassidische beweging van Satmar beïnvloed en gestabiliseerd. Hij huwde een
tweede keer en kreeg met deze vrouw 8 kinderen. Natuurlijk had Rebbe Moshe
Teitelbaum niet de charismatische en kleurrijke persoonlijkheid als zijn
oom. Voor een buitenstaander stond hij in de schaduw van zijn grote ‘onkel’.
Volgens mij nam de Satmar Rebbe, Rabbi Moshe Teitelbaum, een meer gematigde
instelling tot het heilige land wat zich uitte in meerdere bezoeken aan
Israel. Het feit dat de meeste publicaties van Satmar in zijn regentschap in
de Rabbijns – Bijbelse Heilige taal ‘Leshon HaKodesh’ waren in plaats van
het Jiddisch, is een kleine nuance die boekdelen spreekt. Rabbi Moshe
Teitelbaum was een heel ziek mens in zijn laatste jaren. Hij stierf op een
gezegende leeftijd van 92 jaar. Bij zijn overlijden was er een grote
onduidelijkheid over het opvolgerschap.
Nog
tijdens zijn leven nam zijn oudste zoon het leiderschap over in het
Satmarstadje Kiryat Joel in Monrow, en werd dan ook door de meeste chassidim
als de natuurlijke ‘troonopvolger’ van zijn vader, Rabbijn Moshe Teitelbaum
szl, gezien. Toch had de Rebbe geen schriftelijk testament gelaten, en
hierbij dan ook geen opvolger schriftelijk benoemd. Sommige Satmar chassidim
hadden echter liever de derde zoon, Rabbi Zalman, als opvolger gezien; omdat
de oudste een te autoritaire stijl had. Bovendien hebben vele chassidim
gezegd dat de Rebbe zijn derde zoon, Rabbi Zalman, als opvolger mondeling
had benoemd. De tegenpartij zegt dat de Rebbe in een verduisterde levensfase
was en dit niet als aanneembaar kon gesteld worden.
De
begrafenis van Rabbi Moshe Teitelbaum is op een waardige manier verlopen,
met een gevolg van tienduizenden aanhangers en een eeuwige rustplaats in
Kiryat Yoel, naast zijn oom, Rabbi Yoel Teitelbaum zsl.
De
spanning was te snijden tot na de dertigdagen durende rouwperiode; die
afgesloten werd met een splitsing onder de Satmarchassidim. Aan de ene kant
werd Rabbi Aaron Teitelbaum de voormalige Rabbijn van Kirjat Yoel door zijn
aanhangers als de tegenwoordige Satmar Rebbe bekroond, aan de andere kant
benoemden andere Satmar aanhangers, Rebbe Zalman Teitelbaum als de
opvolger. Deze laatste heeft zijn residentie in Williamsburg, in de
voormalige woonplaats van zijn vader, en is ook Rabbijn van dezelfde Satmar
–hoofdsynagoge van de charismatische stichter, zijn oom Rabbi Yoel
Teitelbaum, zsl.
Beide strijdende broers, met hun aanhangers, werden door bemiddelaars
uitgenodigd voor een Din Torah, een volgens de Shulchan Aruch gebaseerde
halachische bemiddeling of beslissing. Beide broers en hun aanhangers
weigerden voor het Beit Din te verschijnen en kozen voor een gewoon
Amerikaans gerecht om hun aanklachten te beoordelen. Voor de lezer is het
belangrijk te weten dat het in deze erfenis om enorme grote geldbedragen
ging. De erfenis van de Satmar Rebbe, Rebbe Moshe Teitelbaum, z”l, was
geschat op een half miljard dollar, wat geen peanuts is en veel macht
betekende voor beide partijen. Het Amerikaans gerecht achtte zich op hun
beurt niet bevoegd voor deze zaak en verwees naar een Beit Din, een Joods
halachisch gerecht. Ook dit voorval kan niet gezien worden als een ‘Kiddush
Hashem’ – een heiliging en ering van G’Ds Naam.
Als
gevolg van deze ruzie is de Satmar dynastie overal gesplitst in twee
concurrerende dynastieën, waarbij de splitsing constant voelbaar is. Zo
heeft Antwerpen bijvoorbeeld, die oorspronkelijk één Satmar-synagoge had,
dit tientallen jaren, nu ook een tweede, nieuwe hypermoderne synagoge voor
de andere Satmar-aanhangers.
Nog
erger, beide partijen vergrepen zich regelmatig aan vriendjespolitiek en
verschaften die vriendjes goede ‘posten’. Dit is schandaleus als we Rebbes
en Torahleiders moeten verdenken van omkoperij en een verkeerd beleid. Het
spijt me te zeggen dat deze ontwikkeling wel een decadentie van de
oorspronkelijke glorierijke Satmar beweging stelt.
Zelfs ik, geen grote Satmar-aanhanger, vind het spijtig dat de charismatisch
Satmar-beweging deze koers vaart, wat zeker niet ter ere is van de
oorspronkelijke SatmarRebbe in Amerika, Rebbe Yoel Teitelbaum zsl, waarvan
de oorspronkelijke lijn een overtuigende visie was.
Verder wil ik de Satmar- en Neturei Karta-chassidische beweging met een
slotwoord beëindigen.
Mijn geliefde leraar en mentor, Rav J. B. Soloveitchik (1903–1993) heeft ons
zeer vaak in zijn Shiurim volgende leerstelling voorgehouden: In de
40-jarige lange omzwervingsperiode heeft Israël twee zware zonden begaan, nl.
de verafgoding van het gouden kalf (Exodus 32-34) en de verkenners die een
slecht bericht over het Land Israël terugbrachten en hiermee het volk
ontmoedigden om naar het Land Israël te trekken en zich daar te settelen (Numeri
13-15).
De
eerste zonde die als directe ontrouw tegen G’D geldt, en als een van de
zwaarste zonden, heeft Hashem, na een lange periode, op de grote verzoendag
vergeven. De tweede zonde heeft Hashem niet vergeven, met als gevolg dat de
hele generatie van de Uittocht het Land niet binnenmocht en nog 40 jaar door
de woestijn moest zwerven, met uitzondering van Joshua en Kalev, die wel
bemoedigende berichten over het Land brachten. Hashem was niet bereid te
vergeven als men slecht spreekt over ZIJN Land.
Waarom?
Zoals de psalmist zegt (): ‘Want Hashem zal ZIJN volk nooit verlaten en
omdat ZIJN residentie het Land Israël is’, ook een andere Psalm 128,5:
‘Omdat je je zal verheugen, alle dagen van je leven, in de voorspoed van
Jerushalayim’. De Psalmist vraagt ons alleen het goede in Jeruzalem te zien
en zeker niet het negatieve en slechte. Rav Avraham Jitschak HaCohen Kook,
de eerste hyoofdrabbijn van het Land Israel was gewoon het volgende te
zeggen: ‘De tweede Tempel is vanwege haat zonder reden verwoest (‘Sinat
Chinam’)’. De Derde Tempel zal opgebouwd door grenzeloze liefde (‘Ahavat
Chinam’).
De
jongste gebeurtenis hier in Antwerpen, de verbranding van de vlag van Israël
door leerlingen van de Satmar-school, dit rond de nationale feestdag van
Israel, met de goedkeuring van de schooldirectie, leraars en personeel, en
vermoedelijk ook met de toestemming van de Rebbes in Amerika, stelt een
dieptepunt in deze beweging.
Deze handelingswijze verplaatste de Satmar- en Neturei-Karta-beweging op het
niveau van de grootste antisemitisten die er vandaag zijn, nl. de
Islamtische fundamentalisten in Iran, gehetst door de Ayatollah’s en de
Mulla’s en de jodenhaters uit het moslimbroederschap in Egypte. Dezer twee
bewegingen zijn bekend voor het regelmatig verbranden van de Israëlische
vlag.
De
haat tegen de moderne Joodse staat en het zionisme die in de Satmar- en
Neturei-Karta scholen gepredikt wordt, is niet minder dan de haat die in de
scholen van Hamas en Hesbollah geleerd worden. Spijtig moet ik vaststellen
dat de profeet Jesaja met zijn bekende uitspraak ‘de verwoesters en
vernietigers zullen uit jezelf komen’ het recht behoudt dit te zeggen. (Jesaja
)
Epiloog
Deze serie over het sociaal, religieus en cultureel overzicht van de
ontwikkeling van het Jodendom komt langzaam tot zijn einde. Als objectief
schrijver wil ik een slotwoord brengen die enkele knelpunten in de orthodoxe
gemeenschap in het geheel als problematisch stelt. Mijn vader, Rabbi Shmuel
Josef Daum, szl. en mijn moeder, Rivka Daum – Koth, sl. hebben mij religieus
opgevoed in een humanistische geest. Zij hebben me geleerd om het leven in
het algemeen en het jodendom in het bijzonder niet door een roze bril, maar
kritisch, te bekijken. Bovendien heeft een van onze grootste leraars, nl.
Maimonides (1135-1204) ons geleerd: ‘accepteer de waarheid van wie dat
komt’.
Uit
dit grote essay komt duidelijk naar voor dat de orthodoxie tussen de
verschillende religieuze stromingen het enige is dat een echte groei te
vermelden heeft. In de geest van de Torah zijn het verkeerde ontwikkelingen
en misstappen als men dit onder het tapijt veegt. Zo vermeldt de Torah
duidelijk de zonde van het gouden kalf (wat geen compliment voor het volk
Israel is), met zware gevolgen voor de Israelieten. Ook de verkenners hebben
ertoe geleid dat het volk 40 jaar lang in de woestijn zwierf. Een ander
voorbeeld is dat van Moshe en Aharon, die als toegewijde leiders het
beloofde Land niet binnen mogen gaan, dit omdat Moshe op de rots sloeg in
plaats van er tegen te spreken en zijn geduld met het volk verloren had.
Alle profeten herhalen de misstappen van het volk Israel en maken hen erop
attent deze in de toekomst niet meer te herhalen.
A.
De Thora en de Wetenschappen (Torah u’Mada)
Nooit heeft men zoveel Torah geleerd als vandaag, dit waarschijnlijk ook
dankzij de vele mogelijkheden en kanalen die de moderne technologie ter
beschikking stelt. Maar ook het meer tradionele medium van het religieuze
boek kent vandaag een ongeloofelijke hausse met publicaties over alle delen
van de Torah in alle denkbare talen. Wel kan de kwaliteit van dit druk- en
mediawerk in vraag gesteld worden, het is gemakkelijk vandaag een boek te
drukken en het vergt bovendien niet zo grote investeringen als in het
verleden het geval was. Daarom is het niveau van deze publicaties volgens
kenners en critici meestal middelmatig tot laag.
Deze ontwikkeling is de hoofdverantwoordelijke daarvoor dat we vandaag niet
de grote Torahgeleerden kennen van één of twee generaties geleden, zoals
bijvoorbeeld de Hafetz Chayim (1838 – 1933) en de Chazon Ish (1878-1953). De
meeste grote geleerden van vandaag spelen dan ook in een andere klasse dan
dan de torahgeleerden van 50 jaar geleden. Dit is niet allen het geval wat
betreft hun kennis, maar het ontbreekt hen ook vaak aan moed om de de grote
halachische problemen aan te pakken. (zie bijvoorbeeld de problematiek van
de aguna die verder aan bod komt)
Volgens de Zohar bestaan er in de menselijke geschiedenis perioden van ‚gadlut
hamochin‘, wat inhoudt dat de mensen grote inzichten in de Torah verwerven;
en ‚katnut hamochin‘ - perioden van kleingeestigheid. De Zohar voorspelt dat
in de periode vlak voor de komst van de Moschiach we een periode van
kleingeestigheid zullen doormaken. Het is uiteraard aan ons niet gegeven om
profetische uitspraken te doen over de komst van de Moschiach, meer nog het
is ons zelf verboden door de halacha in de Talmoed en door Maimonides. Dit
weerhoudt ons er echter niet van om als historisch bewuste mens kritisch te
kijken naar het niveau van de Torahstudies van vandaag. En wannneer we dat
doen moeten we vaststellen dat, hoewel er zeker sprake is van een
kwantitatieve toename, niettemin we in vergelijking met het recente
verleden, leven in een periode van „katnut hamochin“ oftewel
kleingeestigheid.
Nooit hebben zo veel jonge mensen in ‘Yeshivot’ (Talmoed-accademieën)
geleerd als vandaag. Zelfs in de glorierijke tijden van de Yeshivot van
Litouwen en Oost-Europa waren in verhouding tot de toenmalige joodse
bevolking niet zoveel Torah-studenten als vandaag. Zelfs het vandaag zo
verbreide fenomeen van de voltijdse volwassen Torah-studie, oftwel ‘kollel’,
is een fenomeen van na Shoah. Kwantiteit staat echter niet noodzakelij voor
kwaliteit. De meeste ‘yeshivot’ focussen meestal eenzijdig op Talmoed en
Halacha. Een degelijke kenns van de Tanach – de Heilige Schrift - wordt
bijvoorbeeld helemaal niet meer gevraagd en ook andere disciplines zoals
Joodse filosofie, moraal en etiek (moessar) zijn helemaal gemarginaliseerd
binnen het Yeshiva-systeem, als ze überhaupt nog geleerd worden. Ik spreek
dan nog zelfs niet over de Hebreeuwse taal en grammatica, liturgie (Siddur),
piyut en joodse geschiedenis, die al helemaal niet meer aan bod komen.
Daarom hebben we zeer vaak mensen in de conventionele yeshivot met een
gemiddelde horizon zonder een algemene opleiding en zelfs wat de Joodse
opleiding aanbelangt, is dit eenzijdig. Het gevolg hiervan is dat de meeste
van deze studenten noch een beroep, noch een algemene opleiding aangeleerd
hebben en zo minder of geen kansen hebben om verder te komen in de algemene
maatschappij. Meestal zijn daardoor deze gehuwde jonge kollelstudenten, met
hun doorgaans kinderrijke families, aangwezen op één inkomen verdiend door
de vrouw, die de enige broodwinner is. De meeste van deze families leven dan
oook noodgedwongen op de schouders van ouders en schoonouders. ( Wat met in
het jiddisch zo sappig benoemt als “leben auf kest”, oftwel “leven op
andermans kosten”) Het is duidelijk dat deze ballon op springen staat. De
negatieve ontwikkeling is duidelijk merkbaar aan de verarming van de
religieuze, haredische maatschappij, wat geen twee generaties meer houdbaar
is. Anders als in Amerika, Engeland en Frankrijk, waar jonge mensen die
Yeshivot bezoeken ook een beroep leren of zich academisch scholen, is in
Israel en in delen van West-Europa (inclusief Antwerpen) een negatieve trend
te ontwaren in die zin.
Een
andere beklagenswaardige omstandigheid is dat in de meeste Yeshivot de
voorzitter van de Yeshivah en de docenten niet op eigen merites aangesteld
woden maar dat het benoemingsbeleid meer gestuurd wordt door familiepolitiek
en nepotisme. Zo was in het verleden de voorzitter van een Yeshivah een
titel verworven op eigen verdienste, nu is het veeleer een erfenis. Dat is
begrijpelijk in de chassidische dynastieën, maar niet in het koninkrijk van
de Torah. Als voorbeeld kan de grote geleerde, Rabbi Menachem Mann Shach
(1899-2001), de grootste Torah autoriteit van de late twintigste eeuw,
dienen. Hij stelde noch zijn zoon, noch zijn schoonzoon aan als zijn
opvolger, wat vandaag een rariteit is in de yeshivah-wereld.
Ik
maak hierbij graag ook nog de opmerking dat de Talmoed ons vertelt dat grote
wetsgeleerden zelf een beroep uitoefenden. Een voorbeeld hiervan is Rabbi
Yochanan HaSandlar (schoenmaker), en Rabbi Jitschak Napha, de smid (tweede
eeuw van de gewone jaartelling). De grootste geleerden van de Middeleeuwen
oefenden allemaal, naast hun encyclopedisch weten en korifeïsche autoriteit,
ook een beroep uit.
Rashi
(1040-1105), de belangrijkste commentator in het Jodendom, was wijnhandelaar
en een expert in de wijnbouw in het algemeen. Alleen uit zijn oud-Franse
vertalingen (verklaring van moeilijke Hebreeuwse of Talmoedische woorden
naar het Frans) kan men zien dat Rashi een gefundeerde kennis van het
Middeeleeuwse oud-Frans had, die wetenschappers van de oude Franse taal tot
de dag van vandaag verbaast.
Waar hij woonde en werkte (Troyes – de champagnestreek) bevindt zich nu het
instituut van Rashi. Hij had ook een grote kennis van de wiskunde en
astronomie. Als we zijn commentaar lezen op het tractaat Eruvin op Rosh
Hashana, kunnen we ons niet anders dan bescheiden voelen tegenover deze reus
in Joodse exegese.
Rabbi Moshe ben Maimon
(Maimonides ,1135-1204) is waarschijnlijk het ideale prototype van ‘Torah
u’Mada’ – Torah en wetenschap. Dit genie, die een universeel weten bezat,
schreef het belangrijkste grondwerk op het gebied van Halacha, met name zijn
systematisch geordende wetscodex Mishnè Torah. Op het gebied van joodse
filosofie is de Moreh Nevuchim – gids der verdwaalden, waar zijn grote
kennis van de Griekse filosoof Aristoteles (385-322 voor de jaartelling) tot
uiting kwam. Dit werk is tot op de dag van vandaag een klassieker binnen de
Joodse filosofie. Maimonides was bovendien de hoofdarts van de fatimidische
kalief van Cairo en schreef ook belangrijke werken op het gebied van de
medische wetenschap. Ook deze geschriften kennen vandaag een geïnteresseerd
publiek. Hij was de voorman van de Joodse gemeenschap in Egypte, dit zonder
een loon te ontvangen. Daarom was hij onafhankelijk in zijn beslissingen en
in het formuleren van zijn vele responsa. In zijn schriften toont hij ook
een grote belangstelling voor algemene wetenschappen.Verder vergelijkt hij
de Torah met een koningin en de andere wetenschappen met diensters. Hij
onderstreept dan ook dat als een mens geen kennis van de wetenschap bezit,
hij in dezelfde mate onwetend zal zijn wat betreft zeer cruciale halachische
domeinen die verbonden zijn met de wetenschap zoals het opstellen van eruvim,
het mikwe, astronomische berekeningen, ...
Rabbi Yehuda HaLevie
(1075 – 1141) uit Toledo is zeker ook een kleurrijke prominente
persoonlijkheid. Tot vandaag geldt hij als de grootste poeet van religieuze
poezie in Ievriet. Hij was zowel het Hebreeuws als Arabisch machtig, dit op
een bijna perfecte wijze. Zijn hoge kennis van de Heilige Taal was
fenomenaal. Hij schreef een belangrijk filosofisch werk ‘de Kuzari’, waar
hij voor de superioriteit van het Joodse volk, de Hebreeuwse taal en Erets
Yisraeel argumenteert. Evenals Maimonides was hij ook arts en voorzag zo in
zijn levensonderhoud.
Zijn tijdgenoot, Rabbi Avraham Ibn Ezra (1089 — 1164) was een van de
scherpzinnigste commentatoren en exegeten van de Tanach. Zijn encyclopedisch
weten wasemt van al zijn commentaren en andere werken. Hij was een
uitstekende Hebreeuwse grammaticus, kende heel goed Arabisch, alsook
Europese talen. Voor zijn levensonderhoud leefde hij van astrologie en
horoscopen.
Don
Isaac Abarbanel
(1437 –1508), leefde rond de tijd van de verdrijving van de Joden uit Spanje
en Portugal. Hij was de schatmeester van de Portugese en Spaanse koningen;
uit nationale en religieuze fierheid weigerde hij alle doopverzoeken die
toen door de kerk en de koning aan hem gericht waren. Hij ging liever in
ballingschap, zoals alle andere Joden, dit met achterlating van
bezittingen. Hij schreef het meest monumentale werk beslagende de hele
Tanach waarbij hij blijk geeft van een verbluffende kennis van de
wereldgeschiedenis, joodse geschiedenis, de geografische data van zijn tijd
en een enorme taalkennis.
De
“maharal van Praag”, Rabbi Löw (1525-1609) was een van de geniaalste
denkers en comentatoren van de late middeneeuw. Rabbi Löw, pedagoog en
eminent Joods geleerde op alle gebieden van het Jodendom, betoonde meermaals
in zijn talrijke schriften, dat de juiste manier om Torahkennis te
verwerven, erin bestaat door Torah en de heilige schriften te leren van 5
tot 10 jaar, dit met de klassieke commentaren (Rashi). Van 10 tot 15 jaar
moet de de jonge joodse mens dan de Mishnah leren met commentaren. Vanaf de
leeftijd van 15 jaar komt dan de Talmoed. De Maharal bekloeg zich dat men
in zijn tijd Talmoed begon te leren, nog voor men een vers uit de Torah met
Rashi kon lezen. Hij verzette zich dan ook tegen de eenzijdige focus op de
toen inzwang zijnde Talmoedisch- pilpulistische leermethode, waarbij men
deed an het ‘kunstmatig opbouwen van luchttorens’ om contradicties in
Maimonides of de Talmoed te harmoniseren. Zoals koning Salomon bemerkte, is
er niets nieuws onder de zon, zo ook hebben de meeste Yeshivahstudenten
vandaag weinig kennis van de Tanach, alleen een kennis van enkele citaten
van verzen die in de Talmoed verschijnen. Volgens de Maharal is dit een zeer
beklagenswaardige situatie.
Rabbi Eliya ben Shlomo
(1720-1797), bekend als de Gaon van Vilna, draagt terecht deze titel van
‘Gaon - genie’. Deze rabbijn was de grootste geleerde van de laatste 200
jaar wat btreft Talmoed, Halacha en virtueel alle andere facetten van de
joodse kennis (kabbala ibegrepen). Maar daarnaast vroeg hij van zijn
leerlingen ook dat zij boeken over wiskunde en fysica naar het Hebreeuws
vertaalden en deze verspreiden.
Rabbi Samson Rafael Hirsch
(1808-1888) was een model voor de neo-orthodoxie waarbij hij als ideaal
“Torah im derech erets” – Torah in harmonie met de wetenschap en de algemene
samenleving - voorop stelde. Hijzelf voltooide met vrucht universitaire
studies en doctoreerde in Semitologie. Alle kenners van zijn omvangrijke
werk weten welk immense linguistisch eruditie die hij bezat. Hij vormde een
hele generatie joden die opgroeide met het idee van Torahleren en algemene
opleiding, wat uitmondde in een beroepsleven. Hij was een groot denker,
wegwijzer voor de hele orthodoxe wereld, tot de shoah.
Tenslotte, mijn leraar en mentor, die mij ook mijn Rabbijnse ordinatie gaf
en ondertekende, Rabbi Josef B. Soloveitchik (1903-1993) had een
universeel weten, zowel op Talmoedisch als halachisch gebied. Hij was een
origineel denker met een ruime horizon in wetenschappen, alsook in de
filosofie. Zijn talrijke werken over Joodse filosofie en joods denken
beïnvloedden nog veel moderne orthodoxe joden tot de dag van vandaag. Hij
sprak meerdere talen perfect en heeft een hele generatie van modern
orthodoxe Rabbijnen opgeleid die zowel een algemene academische opleiding
hebben, alsook een gefundeerd weten in de Talmoed en Halacha. Tijdens zijn
leven vocht hij tegen onwetendheid in orthodoxe kringen. Hij was van mening
dat, net zoals in de tijd van het ‘Sanhedrin’ - het hooggerechtshof ten
tijde van de Tweede Tempel en korte tijd na de verwoesting - een grote
algemene opleiding en een ruime talenkennis van belang was voor elke moderne
orthodoxe Rabbijn. Volgens zijn voorstelling moet een Rabbijn vandaag een
goede kennis hebben van de landstaal en vetrouwd zijn met de vele
disciplines van de wetenschap om in de moderne orthodoxe wereld genoeg gezag
te hebben en het rabbinaat eer aan te kunnen doen.
Ik
breng deze –altijd te beperkte- lijst van prominente Rabbijnen, beginnend
in de late oudheid en strekkkend tot vandaag, niet louter uit historische
interesse. Ik breng ze daarentegen wel om aan te tonen dat het huidige
beleid in vele Yeshivot niet strookt met de inzichten en daden van de grote
leraars van onze volk en daarom ook geen aanspraak kan maken op het
exclusief vertegenwoordigen van het orthodox-joodse leven.
B.
Het religieuze Jodendom en het echtscheidingsvraagstuk (het aguna-probleem).
Voor het aguna-probleem besproken wordt, is het van belang te weten dat de
akte van trouwen en scheiden alleen door de echtgenotes kan uitgevoerd
worden. De Rabbijn, in het geval van een huwelijk, en het Beit Din, in het
geval van een echtscheiding, dienen alleen om ervoor te zorgen dat de
procedures volgens de halacha gebeuren. De verhouding tussen man en vrouw,
bij een huwelijk, is gebaseerd op een soort ‘transactie’. De bruidegom heeft
de functie van een ‘koper’, dit betekent dat de bruid een deel van haar
vrijheid tot zijn gunsten opgeeft. De bruid is hiermee dan de ‘verkoper’. De
acte van trouwen doet de bruidegom zelf, wanneer hij publiek verklaart dat
zijn bruid hem getrouwd is volgens de wetten van Moshe en Israel.
Bij
een echtscheiding zijn de rollen echter omgekeerd. De vrouw wil haar
vrijheid ‘terugkopen’ en niet meer gebonden zijn aan de man. De echtgenoot
is een soort ‘verkoper’ indien hij de scheidingsbrief aan de vrouw
overhandigt met de declaratie ‘jij bent met deze scheidingsbrief
gescheiden’. Hiermee heeft de vrouw haar vrijheid terug en kan zij opnieuw
huwen, behalve dan met een Cohen, na 91 dagen. Het Beit Din heeft niet de
bevoegdheid om een echtscheiding uit te spreken, dit komt alleen het
echtpaar toe.
Dit
systeem heeft echter, jammer genoeg, ook haar gebreken. Hiervoor zijn er
twee redenen. Ten eerste is het zo dat ook het G’Ddelijke recht niet immuun
is voor misbruik. Men kan namelijk in haar altijd wel achterpoortjes en
lacunes vinden. Daar komt ten tweede nog eens bij dat niet alle individuen,
jammer genoeg ook binnen de religieuze wereld, vaak lijden aan een
schrijnend gebrek aan morele principes of naastenliefde. Deze beide
elementen samen zorgen ervoor dat we vandaag vaak schrijnende excessen en
trieste gevallen in scheidingspraktijk zien voorkomen. Volgens de Torahwet
heeft alleen de man de mogelijkheid om een scheiding te verlangen en door te
voeren. Dit zorgde vroeger voor de onhoudbare toestand dat mannen
onwillekeurig gingen scheiden, bijvoorbeeld omwille van een mooiere, jongere
vrouw of geliefde. Het is de grote verdienste van Rabbeinu Gershon (960 –
1040) geweest, vaak aangeduid met zijn bijnaam ‘Licht des Exils’, dat hij
dit onrecht heeft gecorrigeerd met een dubbel verbod: een verbod op bigamie
en het verbod om van een vrouw tegen haar wil te scheiden.
In
de ketuba, het huwelijkscontract zijn de rechten van man en vrouw vastgelegd
en ook dit vormt een bescherming voor de vrouw.
In
de moderne staat Israel zijn er ongeveer 185 mannen die weigeren hun
echtgenote de ‘get’ – scheidingsbrief, te overhandigen. Omgekeerd zijn er
186 vrouwen die weigeren de ‘get’ aan te nemen. Voor een vrouw is het heel
tragisch als de man weigert de ‘get’ te geven, omdat zij niet meer op legale
wijze kan huwen. Als zij dit wel doet, doet zich het probleem voor dat haar
kinderen (uit het illegale huwelijk) als ‘mamzerim’ – bastaards, door het
leven moeten gaan; wat een groot probleem meebrengt als deze kinderen joods
willen huwen. Zelfs als de vrouw burgerlijk gescheiden is, is het standpunt
van de Torah dat ze als niet gescheiden geldt, zolang de man haar de ‘get’
niet overhandigd heeft.
Als
de vrouw echter weigert de ‘get’ aan te nemen, betekent dit dat de
echtgenoot eveneens niet rechtsgeldig volgens de Joodse wet kan huwen en
ertoe gedreven wordt om illegaal met iemand samen te leven. Het probleem is
dat het scheidingsdossier in het Jodendom soms tot gruwelijke scènes leidt,
zoals chantage, dit van beide kanten. Zo vorderen sommige mannen een
bepaalde som geld om in te stemmen een ‘get’ te geven. Omgekeerd is het ook
niet zelden het geval dat een vrouw, om een ‘get’ te accepteren, geld of
immobiliën eist.
Omdat het Beit Din in Israel van staatswege fungeert, is het mogelijk de man
een gevangenisstraf op te leggen, tot hij bereid is de ‘get’ te geven. Nog
meer, het is mij bekend dat sommige Rabbijnen van de staat een geheime
dienst hebben om ‘verloren’ mannen terug te halen, zodat ze de vrouw een
‘get’ kunnen aanbieden. Buiten Israel is het beeld uiteraard anders. Hier
bestaat de scheiding tussen religie en staat, waardoor het Rabbinaat niets
kan veranderen aan deze trieste situatie. Er is weliswaar, voornamelijk in
de Verenigde Staten, een rechtspraktijk aan het onstaan waarbij beide
huwelijkspartners in hun seculiere huwelijkscontract een beding inschrijven
dat stelt dat wannneer hun burgerlijk huwelijk ooit ten einde zou komen zij
zich er beiden toe verbinden elkaar een religieuze echtscheiding (get) te
geven. De praktijk heeft daar ook reeds aangetoond dat vele Amerikaanse
hoven bereid zijn zo een beding af te dwingen met bijvoorbeeld dwangsommen.
Ook is er in het verleden rechtspraak geweest in Frankrijk die stelt dat men
verplicht is zijn partner een religieuze scheiding te geven zodra het
burgerlijk huwelijk ten einde komt. Maar al bij al blijft het zo dat er in
wezen weinig aan de situatie gedaan kan worden. Veel meer dan een soort
boycot, zoals het bevel om een bepaalde man de toegang tot de synagoge te
weigeren of hem niet op te roepen voor de Torah, is niet voorhanden.
De
conservatieve beweging poogde dit probleem op te lossen door in de ‘ketuba’
de voorwaarde in te schrijven, dat als de man weigert zijn vrouw te scheiden
of als hij verdwijnt, het huwelijk geannulleerd is; d.w.z. het heeft zogezgd
niet plaats gevonden. De orthodoxe beweging wees deze juridische oplossing
echter af, zonder echter een alternatief te formuleren. De afwijzing van
deze techniek door het Torahgetrouwe
Jodendom heeft meerdere redenen. Ten eerste acht men het niet passend om in
de huwelijksceremonie, bij het lezen van de ketuba, al over een mogelijke
annulering van dit huwelijk te spreken. Bovendien mist deze oplossing een
halachische fundering, daar zoals reeds opgemerkt in het Jodendom het recht
tot scheiden enkel de echtgenoot toevalt.
Daar tegenover staat dan weer dat wanneer het Beit Din moet beslissen over
vragen zoals hoederecht over kinderen en alimentatie, zij in de overgrote
meerderheid van de gevallen in het voordeel van de vrouw beslissen.
Het
is voor iederen die van ver of van dicht met deze problematiek in aanraking
is gekomen duidelijk dat er een bevredigende oplossing voor dit probleem
moet komen. Dit is een opgave die toevalt aan alle orthodoxe Rabbinaten uit
de gehele wereld. Het zijn immers deze mensen, die uit hoofde van hun amt en
verantwoordelijkheid, de plicht hebben om een einde te maken aan zulke
schrijnende praktijken.
C.
Het Kashroetdossier
De
spijswetten vergezellen het volk Israel als sinds de tijd van de
patriarchen, dus al bijna 4000 jaar. Volgens de traditie nam namelijk onze
stamvader Avraham reeds een wachttijd in acht tussen melk- en vleespijzen.
Dit leren we bijvoorbeeld uit het feit dat toen hij melkgerechten aanbood
aan de drie engelen, hij voor het aanbieden van vlees een bepaalde tijd
wachtte (Genesis 18, 1-8). Zo eten trouwens de Israeliten, tot op vandaag,
geen vlees van de dijspier omdat de engel die met Ja’cov vocht deze zwaar
kwetste, waardoor hij hinkte (Genesis 32, 25-33).
Maar de eerste plaats in de Torah waar de de spijswetten expliciet aan bod
komen is in het boek Lev. 11, verder in Deut. 14, 1-21. Van de profeten
leren we ook dat de priesters geen kadavers of vlees van zieke en manke
dieren aten (Yechezkel 44, 30-31). En zo kennen we ook de passage waar een
engel de ouders van Shimshon zegt dat de jongen een Nazeeër zal worden
(Rechters 13,14,) wat inhoudt dat hij geen wijn mag drinken en geen onrein
voedsel tot zich mag nemen. Ook Daniel en zijn vrienden weigerden te eten
van de tafel van de koning en te drinken van zijn wijn, en aten in plaats
daarvan alleen groenten en dronken water. De Bijbel vermeld zelf expliciet
dat hoewel zij enkel dit sobere voedsel tot zich namen, zij toch een
gezonder voorkomen hadden dan de koninklijk hofhouding. (Daniel 1, 5-16).
Maar de echte praktische wetten van de kasroet vinden we pas eerst terug in
de Mishna en het Talmoedtractaat Chulin. Daar vinden we namelijk o.a. de
wetten van de rituele slacht (shechita), de imperfecties die een dier
ongeschikt maken voor consumptie (treifot) de wetten van scheiding tussen
melk- en vleesproducten, de wetten die van toepassing zijn wanner per
ongeluk beiden toch vermengd worden, de wetten op de bloedverwijdering van
vlees door pekeling, enzoverder. De grote halachist Maimonides wijdt ook een
grote afdeling in zijn beroemde werk ‘Mishne Torah’ aan het thema van
“verboden spijzen”. Maimonides en andere Joodse geleerden met hem proberen
daarnaast ook rationele verklaringen te vinden voor de verschillende
kasjroetwetten. Deze verklaringen zijn vaak zeer spitsvondig en ik breng ze
dan ook graag wanneer ik probeer de kasjroet-wetten te onderwijzen, zowel
aan Joden en niet-Joden. Het valt echter helaas buiten het bestek van dit
betoog om hier dieper op in te gaan.
De
belangrijkste codificatie van de spijswetten vinden we in de voor de
dagelijkse praktijk richtinggevende codex Shulchan Aruch, meer deel I van
Yor’eh De’ah. Het is dan ook de plicht van elke toekomstige Rabbijn die de
semicha (de Rabbijnse ordinatie) wil behalen, dit alles grondig te
bestuderen en er een diepgravend examen over af te leggen. Maar ook sinds de
tijd van de Shulchan Aruch in de 15de eeuw, heeft het halachische
proces niet stil gelegen. Zo heeft er zich een volledig corpus van
responsa-literatuur ontwikkeld waarin allerlei concrete vragen uit de
praktijk en nieuwe ontwikkelingen op het veld kritisch-halachisch behandeld
worden.
Een
belangrijke ontwikkeling die zich nu geduende de laatste 100 jaren heeft
voor gedaan is dat de kasjroet-problematieken exponentieel complexer zijn
geworden. Tot voor 100 jaar geleden was het observeren van kashrut namelijk
relatief eenvoudig. De mensen kanden namelijk haast geen “processed foods”
en hadden een vrij sober consumptiepatroon dat voornamelijk zelf
klaargemaakt werd. , Er was dan bijgevolg ook geen nood aan een echte
kashrutindustrie. De enige kashrut expert die een gemeenschap nodig had was
de schochet (rituele slachter) bij wie de mensen hun eigen kleinvee
brachtten. Het pekelen deden ze dan vaak nog zelf. Na WOII heeft de
kashrutscène een ingrijpende transformatie gekend. De westerse maatschappij
urbaniseerde zich en de consument, de slogan “time is money” indachtig,
zocht meer en meer zijn toevlucht tot een hoog gesofisticeerde
voedingsindustrie die “processed foods” massaal aanbieden. Deze evolutie
ging ook niet ongemerkt aan de joodse-religieuze wereld voorbij. Ook joods
mensen wilden bij de bereiding van voeding tijd besparen om zo meer aandacht
en tijd te spenderen aan de familie en kinderen. Bijgevolg ontstond er ook
kashrutindustrie, die vandaag uitgegroeid is tot een gigantische sector.
Deze indrustrialisering van de koosjere voedselproductie verhoogde
natuurlijk de vraag naar experts op dit gebied op exponentiele wijze. Waar
vroeger enkel de koosjere slachter en onder omstandigheden de lokale rabbijn
de nodige competenites hadden is er nu voor de industriele productie van
koosjere voeding een heel leger van kashrutexperten.
De
kashrutindustrie biedt bijgevolg vandaag dan ook werkgelegendheid voor
duizenden en duizenden specialisten, noch naast alle mensen die werken als
slagers of winkeliers. Alleen in de Verenigde Staten van Amerika wordt de
kashrutindustrie op 6 miljard dollar geschat. Dit hoge cijfer wordt deels
verklaard door het feit dat vele Amerikanen van menig zijn dat koosjere
producten met een kashrutetiket aan een hogere standaard van
voedselveiligheid beantwoorden aangezien zij onderworpen zijn aan een extra
controle door Rabbijnen die alles exact en nauwkeurig nagaan. Deze brede
markt is ook de reden waarom de meeste koosjere producten die goedgekeurd
zijn door de bekendse Amerikaanse kashrutautoriteit - UO ‘Union of
Ortohdox Rabbi’s’ om precies te zijn- geprijsd op een niveau dat niet hoger
ligt dan niet-koosjere producten.
De
gekke koeienziekte, alle schandalen over besmet vlees dat buiten de
houdbaarheidsdatum verkocht wordt, de verschillende bijvoegingen van alle
mogelijke E-nummers, de slechte dienst aan de consumenten in de Europese
wetgeving, doordat de klant geen transparantie heeft. Al dit vraagt een
dietistische kennis van de voedingindustrie, waarbij men als het ware moet
rondlopen met een e-boekje.
Veel van de bijgevoegde producten zoals enzymen in de harde kaas, de
gelatines in de chocolades en cakes en veel van de smaakmakers en
kleurstoffen zijn problematisch voor kashrutstandpunt of helemaal niet
toegelaten. Als we een kashrutgecertificeerd product kopen, betalen we ook
voor dit privelege. Natuurlijk bestaan er andere wegen om koosjer te eten,
zonder dat dit gecertificeerd is. Het Nederlandse Rabbinaat bijvoorbeeld
heeft een bijzonder goede kashrutklijst van allerlei eetprodcuten die mogen
gegeten worden, zonder dat ze een certificaat bezitten. De consistorie van
Frankrijk werkt eveneens met zo een lijst, alsook het Beit din van Parijs.
Hier in Antwerpen doet men een poging een lijst samen te stellen, hoewel
deze veel te wensen over laat, wat een groot nadeel is voor de consument.
Een groot probleem van de kashrutindustrie is de prijs die de consument voor
het koosjer product moet betalen. Er zijn natuurlijk wel hogere kosten voor
het koosjer vlees of product, zoals het Rabbinaat, de fabriek, de opzichter,
...
Spijtig moet men wel vast stellen dat we veelal van overdreven prijzen
spreken die niet te verdedigen zijn. Vele consumenten hebben kinderrijke
families, zijn zelfs arm en hebben geen koosjere producten zonder
certificaat om te kopen. Daarenboven ontmoedigt deze prijzenpolitiek de
mensen die aan de periferie tussen de orthodoxie en de traditie staan, zij
weigeren om deze producten met hun ongecontroleerde prijzen te consumeren en
vervallen hierdoor voor het Joodse religieuze leven.
Ik
heb geen medelijden met de kashrutindustrie. Voor zover ik weet leven alle
mensen in de kashrut tewerkgesteld welstellend, zo heeft een van de grote
kashrutsupermarkten recent een bar mitsvah gevierd in een zeer exclusieve
banketzaal met een menu van zeven gangen. Terecht mag men zich de vraag
stellen of dit het juiste voorbeeld is als de centen verdiend worden aan de
armoegrenzende mens. Toch stelt de vraag zich dat een koosjer product
ongeveer het dubbele kost van een equivalent product op de markt. Koosjer
vlees moet natuurlijk duurder zijn, het kan niet zijn dat het een
luxeproduct wordt, alleen gereserveerd voor feestdagen en Shabbat, en dan
nog beperkt blijft tot kip. Natuurlijk is de koosjere industrie in Belgie en
holland veel kleiner dan in Engeland en Frankrijk, wat de prijs voor een
stuk verklaart. Het blijft echter een exces dat een koosjere kip 18 euro
kost, een kilo rundvlees kost al gauw 25 euro. Wie kan zich deze prijzen
blijven permitteren? De orthodoxe gemeente verkoopt echter wel diepgevroren
vlees aan billijke prijzen, wat op zich heel positief is. Dit geldt echter
niet voor levensproducten, zoals melk en brood. De kashrutkosten voor
melkproducten zijn echter minimaal, dergelijke verhoogde prijzen vragen is
dus onverantwoord.
Chocoladekorrels kosten in Nederland exact 200 % goedkoper dan hetzelfde
product, doch zonder etiket. Blijft dit verantwoord, als we van het
standpunt uitgaan dat kashrut betaalbaar moet blijven voor alle mensen?
In
veel landen is het kashrutkartel, ook in Antwerpen, een ernstig probleem,
dit omdat winkeliers hun prijzenpolitiek afspreken, waardoor geen
concurrentie mogelijk is. Het is waar dat er soms een paar centen verschil
kan zijn, maar dit verschil is zo miniem dat niemand hier naar kijkt.
Bovendien is bekend dat een koosjere winkel aan de Isabellalei, die een
drietal jaar geleden probeerde om de prijzen naar beneden te halen, geboycot
werd door alle andere koosjere winkels, ook leveranciers, zelfs in die mate
dat hij zijn winkel moest sluiten. Kartelafspraken zijn volgens de Europese
Wet illegaal en niet moreel verantwoord. Zware boetes moeten dit probleem
van de hand doen, wat voor de koosjere industrie niet echt lukt. De
prijspolitiek lijkt een beetje op de praktijken van Kosher Nostra, wat zeker
niet overeenstemt met de ethica van Torah en moessar. Recent heb ik gehoord
van mensen die vaak in Londen koosjere inkopen doen, waaronder ook vlees,
daar een groot prijsverschil is tussen de koosjere winkels, dit in het
voordeel van de klant en van de kashrutsector zelf.
De
meest bekende kashrutorganisatie is Badads in Jeruzalem. Zij chanteert,
volgens berichten uit de media, praktisch alle voedselfabrieken in Israel om
hun koosjere producten met een kashrutcertificaat van badads te verkopen,
met dreiging van het niet afnemen door de ultra-orthodoxie. Volgens
mediaberichten is Badads een verzamelgroep van extreem ultra-orthodoxen,
waaronder ‘Neturei Karta’, bekend om hun antizionistische standpunt. De
vriendenkringen achter Badads (of die hen steunen) organiseerden recent, in
samenhang met de vernedering en apartheidspolitiek tegenover vrouwen, een
grootschalige demonstratie waarbij mensen vrijwillig op straat kwamen met
een jodenster opgespeld en met de kleding van joodse concentratiegevangenen.
Een kind hield de handen op, zoals de beroemde foto van het kind met de
jodenster en pet in de eindscene van de liquidatie van de Warschaugetto.
Afgezien van de ontheiliging van de herdenking van de shoah, is het zeker
ook een ontheiliging van G’Ds Naam tegenover zowel gematigde orthodoxe Joden
als helemaal niet religieuze Joden die deze macabere voorstelling uiterst
veroordelen. Sommige gematigde orthodoxen en niet religieuze Joden in Israel
die koosjer consumeren, hebben zich voorgenomen om geen Baddas producten
meer te kopen in reactie tegen deze absoluut onverantwoordelijke omgang met
de recente Joodse geschiedenis van eind 2011.
D.Shadchannim en schidduchim in de orthodoxie, koppelaars en huwelijken.
Reeds in het scheppingsverhaal zegt G’D: ‘Het is niet goed, dat de mens
alleen is’. De mens voelt zich eenzaam (Gen. 2, 18-25). Volgens de Torah is
de mens niet volledig als hij geen partner heeft. De Torah schrijft dat de
mens zijn ouders zal verlaten en zich aan zijn vrouw zal hechten en zij
zullen tot één vlees worden. Volgens onze beroemdste commentator Rashi is de
eenwording van man en vrouw verwezenlijkt met een kind. Toch is het zo dat
het vinden van een juiste partner een heel moeilijke en verantwoordelijke
taak is. Onze stamvader Avraham stuurt zijn dienaar Eliezer naar zijn
familie in Aram om een passende echtgenote te vinden voor zijn zoon Jitschak.
Een heel hoofdstuk wordt in de Torah gewijd aan hoe Eliezer Rivka vindt
voor de zoon van zijn meester (Gen. 24). Deze Shidduch-passage is voor ons
tot voorbeeld gebleven. Onze stamvader Ja’acov moet 14 jaar hard werken voor
zijn lievelingsvrouw Rachel (Gen. 28,18-28). Bij Ja’acov is het opmerkelijk
dat er geschreven staat dat hij bij het zien van Rachel haar kuste en zich
zo eigenlijk met haar verliefde (Gen. 29,11). Het is weliswaar de enige keer
dat we zoiets tussen man en vrouw tegenkomen in de Tanach.
Moshe helpt de dochters van Jithro tegen de Midjanitische herders en krijgt
als beloning de oudste van zeven dochters. Ziporra was een bijzonder mooie
en slimme vrouw die belangrijke beslissingen kon nemen zoals de besnijdenis
van haar zoon, als Moshe een aantal dagen ging legeren in de woestijn (Ex.
2).
Een
echt liefdesverhaal is er tussen Ruth en Boaz. Ruth is een van de meest
charismatische figuren hoe een vrouw zich identificeert met het joodse volk
en geloof. Hun koppelaarster was Naomie, haar schoonmoeder. De
omstandigheden en het verhaal over hun ontmoeting is zo gracieus en vol van
liefde dat uit deze band uiteindelijk Koning David, de meest populaire
koning van Israel, geboren wordt. Wel zijn er geen volledige berichten over
hoe koning David en zijn zoon, koning Salomon hun vrouwen leerden kennen. De
Torah is dan ook niet in de eerste plaats een verhalenboek, maar een
leerboek.
Uit
al deze gebeurtenissen kunnen we de stelling in de Midrash en Talmoed goed
begrijpen als er staat dat Hashem ZICH vanaf de schepping van de wereld,
bezig houdt met het samenbrengen van mensen. Verder vinden we echter ook in
de Talmoed dat twee dingen moeilijker zijn dan de splitsing van de Rode Zee,
namelijk het vinden van de juiste partner en het levensonderhoud. Het begrip
‘chadchan’ – ‘chadchanit’ – koppelaar(ster) verschijnt voor het eerst in de
Midrash-, Mishnah - en Talmoedliteratuur en als gevolg ook in de hele
Rabbijnse literatuur. Omdat in het religieuze Jodendom de mensen elkaar niet
op een bus, een disco of in een park ontmoeten, is er een tussenpersoon
nodig om de mensen met elkaar kennis te laten maken. In principe is de
chadchan het prototype van alle moderne datingsites en huwelijksmakelaars –
en advertenties. Er stellen zich echter meerdere problemen. Eerst en vooral
wil men in het religieuze Jodendom niet emotioneel, maar rationeel handelen
bij het kiezen van zijn partner. Het religieuze Jodendom verbiedt ook
voorhuwelijkse gemeenschap. Ook wil men zoveel mogelijk informatie hebben
over de mogelijke kandidaat, qua familie, karakter, beroep, referenties enz.
De chadchan(it) is iemand die veel mensenkennis en informatie heeft over de
familie en de mogelijk huwelijkspartners om de juiste mensen bij elkaar te
brengen. In het moderne religieuze Jodendom is het zo dat vrienden elkaar
meestal leren kennen via andere vrienden. Ook hier is het koppelen.
Het
huwelijk is een dure aangelegenheid. Behalve de kosten voor de ceremonie en
het feest, komen kosten zoals het inrichten van de woning en financiële
steun aan de gehuwden, ...
Zelfs bij een bescheiden, middelmatig huwelijk, spreken we van een pak
kosten die het jonge paar onmogelijk kan betalen, om niet te spreken over
problemen bij het huren of kopen van een woonplaats. Zelfs als bruid en
bruidegom beiden gaan werken, zijn ze aangewezen op hulp van de ouders bij
hun huwelijk. Om dit te begrijpen is een terugblik nodig op het verleden.
Tot 50-60 jaar geleden was het traditie dat de ouders van de bruid, of de
bruid zelf, het trouwfeest met de ceremonie bekostigden. De reden hiervoor
was dat de vrouw geen broodwinnaar was, en ze tot verzorging op haar
echtgenoot aangewezen was. Men ging ervan uit dat de bruidsfamilie een
bruidskist gespaard had om de huwelijkskosten te betalen. Als de familie van
de bruid geen financiële middelen had om de bruidsschat te betalen, deed men
een collecte om de arme bruid en haar familie in staat te stellen zich te
huwen. Dit is bekend onder Chachnasat kalla. Een meer dramatisch verloop was
dat als men niet het nodige geld verzameld had, de ongelukkige jonge dame
onvrijwillig een vrijgezel bleef.
Het
sociale milieu heeft zich echter drastisch veranderd sinds het midden van de
20ste eeuw. Spijtig genoeg zijn vele religieuze families verarmd.
Naast kinderrijke families komt de omstandigheid dat veel families amper
genoeg geld hebben om zich boven water te houden en zeker niet de
noodzakelijke middelen hebben om de hele kosten op zich te nemen. Dus is het
vandaag de gewoonte dat de familie van de bruid en bruidegom de huwelijks-
en inrichtingskosten delen.
Een
ander groot probleem is dat veel jonge mannen geen beroep hebben en
eigenlijk op zoek zijn naar rijke meisjes die over financiële middelen
beschikken om zo op kosten van de schoonouders te leven, te ‘lernen’ na het
huwelijk, en niet hoeven te werken. Deze omstandigheden hebben geleid tot
een macaber fenomeen dat als een meisje, zelfs met de beste midot tovot,
goede karaktereigenschappen, ook met charme en vroomheid, ... geen kans
heeft te huwen. Spijtig genoeg moet ik vaststellen dat veel Rabbijnen en
Rebbes een slecht en ongepast voorbeeld geven voor vrome Yeshivah-jongens.
Hun grootste wens en prioriteit is een Shidduch te maken, zonder dat er
financiele zorgen komen. Het materiële aspect is zo alleen van belang en de
beslissende factor. Dit is zeker niet volgens de moraal en ethica van de
Talmoed, waar te lezen is dat iemand die huwt omwille van financiële
redenen, geen zegen van dit geld zal zien. Bovendien zijn ons ook vele grote
autoriteiten en Rabbijnen bekend, die alleen op midot tovot en goede
reputatie van het meisje bouwen, waarbij het materiële niet de voorrang
heeft.
Deze materieel gezinde Rabbijnen en ook joodse families waar het materiële
de belangrijkste factor is, zal ik graag het verhaal vertellen van een van
de grootste geleerden, Rabbi Liva Beltzalell, de Maharal van Praag, een
verhaal die in vele bronnen voorkomt en die de grootsheid van de Maharal
laten glanzen.
De
maharal van Praag verloofde zich, als een jonge man van 14 jaar, met Perl,
de dochter van een rijke voorzitter van de Joodse gemeente in Praag, de heer
Shmuel HaLevie Segal. Bij de verloving beloofde de vader van de bruid een
grote bruidskist aan het verloofde paar, met de vereiste om de bruid na het
huwelijk voor de rest van haar leven verder te onderhouden. Na de verloving
ging de jonge Rabbi Liva naar Lublin om zich in de leer van de Torah en de
Talmoed te verdiepen. Het wiel van het leven draaide echter, en de rijke
toekomstige schoonvader, de heer Shmuel HaLevie Segal, verloor zijn hele
vermogen door slechte investeringen en zaken en werd bedelarm. De
ongelukkige vader van de bruid schreef aan Rabbi Liva deze trieste
omstandigheid en ontbond hem van alle verplichtingen, door gebrek aan de
bruidskist. Rabbi Liva, de toekomstige Maharal van Praag, was van een ander
hout gesneden, en schreef aan de vader van zijn verloofde dat hij in geen
geval de verloving wilde verbreken en op zijn bruid Perl wilde wachte,
zolang hij leefde.
Perl opende een kleine bakkerij waaraan zij een mager levensonderhoud
verdiende. Het waren toen barre tijden, bovendien heerste er oorlog. Een
ridder, die langs de bescheiden bakkerij passeerde, gritste bij het
voorbijgaan met zijn stok een paar broden weg. De jonge Perl liep hem
achterna en bedelde hem ervoor te betalen, daar dit het levensonderhoud was
van haar en haar vader. De ridder antwoordde geen geld te hebben en bood
haar het zadel van zijn paard aan. De arme Perl aanvaarde het zadel zonder
te weten wat ermee te doen. Ze plaatste enige tijd later het zadel verticaal
op de grond en er kwamen gouden munten uit te voorschijn. Perl opende het
zadel en ontdekte een ware schat van gouden munten. Als eerlijke vrouw
probeerde ze de ridder te vinden en wachtte enige tijd op de terugkeer van
de riddel. Tevergeefs! Na enige tijd vertelde Perl dit verhaal aan haar
papa. De papa startte opnieuw een zaak met de munten en werd opnieuw rijk.
Rabbi Liva van Praag was ondertussen 32 jaar en wachtte nog altijd op zijn
bruid Perl. Bij deze wending was Perl 28 jaar oud. Ze bedankte Rabbi Liva
voor het lange wachten, zijn trouw en loyaliteit. Korte tijd later zijn ze
gelukkig getrouwd. Hun verdere leven zorgde de vrouw voor het
levensonderhoud, wat tot gevolg had dat de Maharal nooit van geld
afhankelijk was. Uit het huwelijk kwamen zeven dochters en één zoon, die
allen in hun voetsporen verder traden. De Maharal had zo de tijd om zijn
vele werken te schrijven, dit in een ongelofelijke diepte en vrij van
materiële zorgen.
Beiden liggen naast elkaar begraven.
Het
probleem dat zich vandaag ook stelt is dat sommige Rabbijnen en Rebbes het
huwelijk van hun kinderen op zo een hoog formaat houden dat het als slecht
voorbeeld dient. Vele huwelijken zien eruit zoals het huwelijk van de
troonopvolger van Engeland, sir William, met Kate.
Volgens meerdere kranten zijn bij chassidische dynastieën tienduizenden
mensen aanwezig, die allen bediend worden met een diner. Men kan zich
natuurlijk de kritische vraag stellen waar al dit geld vandaan komt. Er
worden natuurlijk sponsors gezocht, die voor een bepaalde eer, mee helpen
betalen aan het huwelijk, dit naast de chassidim, die voor het huwelijk
moeten zorgen. De hele verhouding toont allerminst een bescheidenheid zoals
we die kennen van de Talmoed en Moessar. De overdaad bij een huwelijk gaat
mensen misleiden, velen kennen grote schulden dankzij het huwelijk van hun
kinderen.
Recent nemen ook Rabbijnen dit gedragspatroon en nodigen de hele stad uit.
Als kritisch denkende mens moet vastgesteld worden dat het hele gebeuren
niet via het loon van die Rabbijnen bekostigd wordt. Er worden sponsors en
promotors gezocht die het financiële op zich nemen. De reden voor deze
onbescheiden vertoning is misschien om vele geldcadeaus te krijgen of om hun
belangrijkheid eer aan te doen. Bovendien geldt de regel dat het ontvangen
van een (geld)cadeau de Rabbijn niet meer in staat stelt om objectief te
oordelen over één van de gevers, ook al is het cadeau niet meer dan een
naald.
De
buitenstaander denkt met een bepaalde nostalgie terug aan drie generaties
geleden, als de leiders van het volk Israel, zoals de Chafetz Chayim, hun
huwelijk in een kleine bescheiden familiekring vierden.
Dit
gedrag brengt ook mee dat de zogenaamde Nouveau Rich hun huwelijken op een
pronkende manier vieren, zoals in het Hilton of in een oude chateau, waar er
een zitvermogen is voor 800 tot 1000 genodigen. Afgezien van de kosten en de
neveneffecten zoals bijvoorbeeld jaloezie, het kwade oog en het slechte
voorbeeld, produceert dit ook een latent antisemitisme.
De
moeders, de verwanten en vriendinnen van het echtpaar zijn behangen met een
collectie diamanten waarvoor het lied ‘diamonds are girls best friend’
geschreven lijkt te zijn. , een goede publiciteit aan heeft. Om de
dierenbescherming wat op te jagen, zijn de diamanten voor de buitenwereld
schoon verborgen onder een rijke pels. Zo een huwelijk kost, volgens een
bescheiden schatting, zeker boven de
€
100 000. Zelfs voor iemand die zich dit kan veroorloven, kan men de vraag
stellen of een dergelijke vertoning past voor Joodse mensen, die door de
Torah altijd tot bescheidenheid opgeroepen worden.
Vergeleken met de Vlaamse aristrocratie is het aantal mensen selectief en is
de vertoning veel bescheidener. Als men bij een huwelijk 400 mensen
uitnodigt, spreekt men van een groot huwelijk. Bovendien is er voor de
genodigen een suggestie waar het cadeau kan gekocht worden, of wordt de
voorkeur voor een financiële bijdrage gevraagd, die als compensatie voor de
maaltijd geldt. Er zijn natuurlijk ook tegenargumenten dat antisemitisme
bestaat, of de Jood rijk is of arm, en een groot huwelijk kent of niet. We
leven echter in de diaspora en hoeven niet jaloezie of antisimetisme te
bevorderen.
Er
zijn ook positieve berichten weer te geven: zowel in Israel als in de
diaspora hebben vele Rabbijnen en Rebbes een kostenlimiet geplaatst voor de
huwelijken van hun aanhangers geplaatst. Dit vermijdt luxueuze en pronkvolle
huwelijken alsook wordt indirecte jaloezie vermeden en beladen de ouders
zich niet met fenomenale schulden waar ze de rest van hun leven moeten voor
afbetalen.
Zo
heeft de chassidische dynastie onder leiding van de Gerer Rebbes hun
aanhangers verboden om simches, zoals Bar Mitzvah niet boven een bepaalde
limiet te overschrijden. De gastenlijst voor een huwelijk is beperkt tot 300
genodigden. Andere simches zoals Shabbat Chatan moeten op een eenvoudige
manier gefeest worden, alleen met het serveren van cake en haring. Dit geldt
voor arme en rijke chassidim. Een bepaalde synagoge in Antwerpen heeft een
statuut dat een Bar Mitsvah alleen in de zaal van de synagoge mag
plaatsvinden. Ook hier moet de gastenlijst binnen de perken blijven.
Tenslotte is er door de verarming van de Joodse maatschappij in Antwerpen en
het feit dat de families veel groter zijn dan vroeger, een institutie
gevormd waarbij meer dan 80% van de Haredische orthodoxe huwelijken binnen
dit kader plaatsvinden. De naam van dit instituut is ‘Simchat Nessuim’. Het
systeem is dat er een limiet komt op het aantal genodigden, een limiet op de
gerechten (2 gangen), een limiet op de bloemen, ... waardoor er automatisch
een limiet komt op de betalingen van beide partijen en de religieuzen .
Velen zijn ook verzekerd voor het huwelijk van hun kinderen. Gelukkig zijn
er ook veel vrijwilligers die zich bij de huwelijken engageren, waarvoor we
allen dankbaar zijn.
Volgend waar gebeurd verhaal uit Israel, die ik in de religieuze krant
Hammodia gelezen heb, stelt tot nadenken:
Een
Europese toerist bestelt een taxi en vraagt hem tot het bekende religieuze
kerkhof Har Hamenuchot in Jeruzalem te rijden. Hij vraagt de taxichauffeur
op hem te wachten. Ondertussen ziet de taxichauffeur hoe zijn client
rechtstreeks naar een dubbel graf (van zijn ouders) gaat en uit zijn jas een
uitnodiging voor het huwelijk van zijn kinderen neerlegt en hen daarbij
mondeling uitnodigt om spiritueel aanwezig te zijn. Hij doet nog de gebeden
en keert terug naar de taxi met een tevreden gezicht. Op de vraag van de
taxichauffeur wat hij er gedaan heeft, vertelt de client alles tot in
detail. De taxichauffeur kan zijn tranen niet bedwingen en vertelt zijn
client dat hij gelukkig kan zijn dat hij deze gelegenheid mag meemaken, maar
dat velen dit niet kennen. Zijn drie zonen hadden in het leger gediend, de
oudste was al 33 jaar oud en had nog geen vrouw gevonden, omdat hij niet een
woning kon aanbieden aan zijn toekomstige echtgenote. De tweede zoon van 27
jaar kende dezelfde situatie. Ook hij kreeg niet het miminum bijeen om een
hypotheek voor een woning te krijgen. De derde zoon was 22 en hadbesloten
zijn geluk buiten het Land te zoeken, wat hoogstwaarschijnlijk zal eindigen
in een niet-Joods huwelijk.
In
Antwerpen zijn er heel wat mensen die echte chesed doen opdat ouders hun
kinderen kunnen huwen. Het zijn veelal de extravagante Joden die jaloezie
teweeg brengen en het stereotype dat ‘alle joden stinkrijk zijn’ doet leven.
De realiteit spreekt een andere taal. Het is aan ons, zowel leiders van de
gemeenschap, alsook aan de gemeenteleden om zich hierin te matigen en erop
toe te zien dat alle Joodse kinderen de kans krijgen een betaalbaar huwelijk
te volbrengen.
17
Tamuz 5772 (Nithe) – 8 juli 2012
Herdenkingsdag van de familie Koth (Mijn moeders familie, die op deze dag
1944 in Auswitch omgekomen zijn).
Prof. Rabbijn Ahron Daum B.A. M.S. Bathia
Chava-Nederlandse bewerking