Rabbijn Avraham Yitschak
HaKohen KookFilm over het leven
van Rabbijn Kook en een essay van Rabbijn Ahron Daum over het leven en werk van
Rabbijn Avraham Yitschak HaKohen Kook
Zionisme,
een veel besproken term. Volgens velen een politieke term die op zich niets te
maken heeft met een verlangen om G'd te dienen op de manier zoals hij dat
vraagt.
Zinonisme. In van Dale’s woorden boek wordt zionisme als volgt omschreven: Het
streven om de Joden naar een eigen zelfstandige, nationale staat in Palestina
terug te brengen. (de naam Palestina wordt wellicht (i.p.v. Israël) gebruikt
omdat tijdens de opkomst van het hedendaagse zionisme het land Israël door de
engelse mandaat machthebbers Palestina werd genoemd, een naam die door de
Romeinen werd ingevoerd. Het is het verlangen van het Joodse volk om in Eretz
Israël te wonen.
Het hedendaagse zionisme kent twee verschillende stromingen, 'verschijnings'
vormen: Het ‘seculiere’ zionisme en het religieuze (Orthodox-Joodse) zionisme.
Het ‘seculiere’ zionisme, met als grondlegger
Theodor Herzl, begon zich rond 1896/1897 te ontwikkelen. Theodor Herzl was bij
in 1895 de antisemitische berechting van de franse legerofficier Dreyfus in
Frankrijk als journalist aanwezig. Naar aanleiding van deze gebeurtenis
schreef Theodor Herzl zijn boek ‘Der Judenstaat’ (1896) en realiseerde hij
zich dat de enige veilige plaats voor het joodse volk een eigen thuisland is.
Voor hemzelf hoefde dat in de eerste plaats niet eens Eretz Israël te zijn.
Het zou voor hem bijvoorbeeld ook een stuk land in Uganda kunnen zijn. Hij
organiseerde hij het Eerste Zionistische Wereldcongres in Bazel (1897) om de
ideeën van een thuisland te bespreken. In het boek 'Der Judenstaat' en op het
congres uitte hij zijn overtuiging van de noodzaak van een veilig nationaal
tehuis voor het Joodse volk vanwege de antisemitische houding van de westerse
wereld.
Op het congres, waar direct een voorstel gedaan werd waar dat tehuis dan
gevestigd zou moeten worden, kwam men uit praktische en historische motieven
uit op het land Israël als nationaal tehuis voor de Joden.
Men besloot het creëren van dat ‘tehuis’ in Israël aan te pakken door als
eerste de emigratie naar Israël te bevorderen en verder door het aankopen van
land in Israël. Daarnaast door te werken aan organisatie en eenheid van alle
Joden (in overeenstemming met de plaatselijke wetten) en te werken aan het
Joodse bewustzijn. Tenslotte door contacten te leggen met overheden om tot
zo’n nationaal tehuis in Israël te komen. Daar het grondmotief van dit moderne
zionisme, puur het hebben van een veilig nationaal tehuis is (dit in
tegenstelling tot het religieuze zionisme dat is ontstaan uit een verlangen om
in het land Israël te wonen als mitzwe), is voor het belang van het wonen in
Eretz Israël minder groot als bijvoorbeeld bij de religieuze zionisten. Als
het de veiligheid van het volk op een bepaald moment ogenschijnlijk ten goede
zou komen zou men bereid zijn (delen van) Eretz Israël op te geven. Dat kwam
wel tot uiting bij de ontruiming en deportatie van de Joodse dorpjes in de
Gaza-strook.
Rabbijn Kook ziet het seculiere zionisme als een 'bewijs' dat in iedere Jood (seculier
en religieus) een verbintenis is met het land Israël. Het verlangen om in
Eretz Israël te wonen is iets wat bij een Jood hoort. Het verlangen komt van
binnenuit. Rabbijn Kook ziet dit verlangen bij 'seculiere' Joden als het
verder als een begin punt naar geestelijk herstel. Ezech. 37:21-23 "Zeg dan
tot hen: Zo zegt Adonai de Eeuwige: zie, Ik haal de Israëlieten weg uit de
volken naar wier gebied zij gegaan zijn; Ik zal hen van alle kanten
bijeenverzamelen en hen naar hun land brengen. En Ik zal hen tot een volk
maken in het land, op de bergen Israëls, en een koning zal over hen allen
koning zijn; niet langer zullen zij twee volken zijn en niet langer verdeeld
in twee koninkrijken. Niet langer zullen zij zich verontreinigen met hun
afgoden, hun gruwelen en al hun overtredingen, maar Ik zal hen verlossen van
alle afvalligheid waarmee zij gezondigd hebben, en hen reinigen, zodat zij Mij
tot een volk zullen zijn en Ik hun tot een God zal zijn." Eerst worden ze
teruggebracht naar het land. Daarna teruggebracht naar het onderhouden van
G'ds instructies, de Thora. Ook Rabbijn Yisachar Shlomo Teichtal zegt in zijn
boek Eim Habanim Semeichah hetzelfde als commentaar op Deut. 30:5-6 "De
Eeuwige, uw G’d, zal u brengen in het land, dat uw vaderen bezeten hebben, gij
zult het in bezit nemen; Hij zal het u wél doen gaan en u vermeerderen nog
meer, dan uw vaderen en de Eeuwige, uw G’d, zal uw hart en het hart van
uw nakroost besnijden, om de Eeuwige, uw G’d, te beminnen met geheel uw hart
en met geheel uw ziel, opdat gij leven moogt." Hij zegt verder dat zolang we
in een vreemd land zijn de geest van zuiverheid en puurheid niet kan komen.
Dit vanwege de 'onreine status' van 'vreemd' land. Verder haalt hij hierbij de
Talmud aan Mo'ed Kattan 25a waar staat dat de 'Shechinah' niet buiten het land aanwezig
is. Hieruitvolgend kunnen we dus concluderen dat de geest van zuiverheid en
puurheid die van boven komt niet op ons kan rusten (komen) buiten Eretz
Israel.
Het religieuze (Orthodox-Joodse) zionisme
leefde ook rond het begin van de 20e eeuw op, of leefde eigenlijk weer op. Het
is nooit helemaal weg geweest. Altijd (sinds de intocht van het volk onder
aanvoering van Jehoshua) zijn er Joden in Eretz Israël geweest. Ook door de
eeuwen van de verstrooiing heen waren er Joden die zich weer in Eretz Israël
gingen vestigen of onderweg gingen naar Eretz Israël. In 1141 vertrok de
bekende Yehuda HaLevi (net zoals de koning van de Chazaren uit het in zijn
geschreven boek 'De Chazaren') naar Israël. De Ramban, dat is de bekende
Rabbijn Nachmanides (Moshe Ben Nachman) vestigde zich al in de 13e eeuw in
Israël (nadat hij uit Spanje was verdreven) omdat hij het voor een Jood,
gebaseerd op Num. 33:53, als een mitzwe (goede daad) zag om in het land Israël
te gaan wonen. Verder was er Moshe Chaim Lutsato die in 1747 naar Eretz Israël
trok om zich daar te vestigen.
Het hedendaagse religieuze zionisme vond zijn opgang onder invloed van de
eerste opperrabbijn van het hedendaagse Israël,
HaRav Avraham Yitzhak HaCohen Kook.
Hij werd geboren in 1865 in
Griva, Rusland. In 1904 verhuisde hij naar Israël aanvankelijk als Rabbijn van
Jaffa en later als opperrabbijn van Israël. Tussen haakjes: Deze HaRav Avraham
Yitzhak HaCohen Kook moedigde zijn leerlingen aan om de Eeuwige te dienen uit
liefde voor Hem en niet (meer, zoals dat voorheen vaak gebeurde) uit vrees
(uit angst voor straf) zo leerde Rav Ishai Tzur.
De eigenlijke grondlegger van het hedendaagse religieuze zionisme was de Gaon
van Vilna die al 80 jaar voor Herzl’s oproep zijn leerlingen instrueerde om in
Eretz Israël te gaan wonen.
HaRav Avraham Yitzhak HaCohen
Kook en
HaRav Tzvi Yehuda HaCohen Kook
Het religieuze zionisme ontwikkelde zich ook verder
door toedoen van onder anderen zijn
zoon HaRav Tzvi Yehuda HaCohen Kook. Het verlangen van deze groep, om in Eretz
Israël te wonen en te leven, kwam en komt niet in de eerste plaats voort uit
het verlangen naar een eigen thuis voor het Joodse volk maar kwam juist voort
uit hun liefde voor de Eeuwige, de God van Israël, en daaruit voortvloeiend
hun diepe verlangen om de Thora te onderhouden op een zo goed mogelijke
manier. Het komt voort uit de wil om HaShem gehoorzaam te zijn en de wil om te
leven volgens G'ds instructies beschreven in de Thora.
De Thora heeft de Eeuwige, zo legt Rav. Baruch
Harnik, rabbijn van de Mizrachi synagoge in Antwerpen uit, aan Zijn volk
gegeven zodat ze hun liefde voor Hem tot uiting kunnen brengen. In een relatie
is het zo dat, als de een zijn liefde aan de ander wil uiten, hij/zij aan de
ander vraagt wat zij/hij fijn vindt. In de relatie van de Eeuwige met Zijn
volk geeft de Eeuwige aan wat Hij fijn vindt. Hij geeft aan hoe Zijn volk hun
liefde voor Hem kan uiten: Door de instructies van de Thora te onderhouden.
Ieder die Zijn liefde voor de Eeuwige wil uiten kan dat doen door de Thora te
onderhouden. De volken worden daarvan niet buitengesloten, zo leert Rav Avi
Rowe. Degenen die hun liefde voor de Eeuwige willen uiten, door middel van het
onderhouden van de Thora, worden door het volk van de Eeuwige omarmd.
Het principe van liefde uiten voor de Eeuwige door het onderhouden van de
Thora instructies, is universeel. In Prediker 12:13 staat “Van al het gehoorde
is het slotwoord: Vrees God en onderhoud zijn geboden, want dit geldt voor
alle mensen”.
Mens
is gemaakt door G'd met de
uiteindelijke bedoeling voor G'd, volgens de regels van G'd (de Thora) te
leven.
Ook een 'goy' (iemand vanuit ‘de volken’) kan zijn liefde voor
de Eeuwige uiten door de Thora instructies te gaan onderhouden. In Jes. 56:2-8
staat het duidelijk: “Welzalig de sterveling die dit doet, en het mensenkind
dat daaraan vasthoudt; die acht geeft op de sabbat, zodat hij hem niet
ontheiligt, en acht geeft op zijn hand, zodat zij niets kwaads doet. Laat dan
de vreemdeling die zich bij de Eeuwige aansloot, niet zeggen: De Eeuwige zal
mij zeker afzonderen van zijn volk; …En de vreemdelingen die zich bij de
Eeuwige aansloten om Hem te dienen, en om de naam van de Eeuwige lief te
hebben, om Hem tot knechten te zijn, allen die de sabbat onderhouden, zodat
zij hem niet ontheiligen, en die vasthouden aan mijn verbond: hen zal Ik
brengen naar mijn heilige berg en Ik zal hun vreugde bereiden in mijn bedehuis;
hun brandoffers en hun slachtoffers zullen welgevallig zijn op mijn altaar,
want mijn huis zal een bedehuis heten voor alle volken. Het woord van Adonai
de Eeuwige, die de verdrevenen van Israël bijeenbrengt, luidt: Ik zal daartoe
nog meerderen bijeenbrengen, dan er reeds toegebracht zijn”. Hier kunnen we
duidelijk uit leren dat ook de volken hun liefde voor de Eeuwige kunnen uiten
door de Thora instructies te onderhouden en bij Israël aan te sluiten. Ze
worden dan één met het volk van de Eeuwige.
In de Thora staat dat de
Eeuwige Zijn verbond met Avraham heeft gesloten Gen 17:7-11 “Ik zal mijn
verbond oprichten tussen Mij en u en uw nageslacht in hun geslachten, tot een
eeuwig verbond, om u en uw nageslacht tot een God te zijn. Ik zal aan u en uw
nageslacht het land, waarin gij als vreemdeling vertoeft het ganse land
Kanaän, tot een altoosdurende bezitting geven, en Ik zal hun tot een God zijn.
Voorts zeide God tot Avraham: En wat u aangaat, gij zult mijn verbond houden,
gij en uw nageslacht, in hun geslachten. Dit is mijn verbond, dat gij zult
houden tussen Mij en u en uw nageslacht: dat bij u al wat mannelijk is
besneden worde; gij zult het vlees van uw voorhuid laten besnijden, en dat zal
tot een teken van het verbond zijn tussen Mij en u.”. Avraham werd gekozen.
Hij koos ervoor het heidendom uit te stappen om de Ene God te dienen. Rav. Eli
Sadan leert: Avraham was in staat een natie te bouwen die deze richting zou
gaan en zo de wereld zou beïnvloeden. De wereld beïnvloeden kan je alleen als
volk, door als volk de instructies van de Eeuwige te onderhouden.
Het verbond met Avraham komt tot uiting door het volk Israël (als volk (clal))
het land Israël als woonplaats te geven zo staat in de Thora.
Uit dit gedeelte uit Gen. 17 kunnen we leren, zo schrijft Rabbijn David Samson
die Rabbijn Tzvi Yehuda HaCohen Kook refereert, dat de Eeuwige het volk Israël
als volk voor zichzelf heeft uitgekozen. Het volk Israël heeft een bijzondere
relatie met de Eeuwige. Dat de Eeuwige het volk Israël voor Zichzelf heeft
uitgekozen staat ook beschreven in de volgende tekstgedeelten uit de Tenach;
in Psalm 135:4 “want de Eeuwige heeft Jakob voor Zichzelf verkoren, Israël tot
zijn bezit”, Ps 33:12: “Welzalig het volk, welks God de Eeuwige is, de natie,
die Hij Zich ten erfdeel koos.”, Deut 7:6-9 “Want gij zijt een volk, dat de
Eeuwige, uw God, heilig is; u heeft de Eeuwige, uw God, uit alle volken op de
aardbodem uitverkoren om zijn eigen volk te zijn. Niet, omdat gij talrijker
waart dan enig ander volk, heeft de Eeuwige Zich aan u verbonden en u
uitverkoren; veeleer zijt gij het kleinste van alle volken. Maar, omdat de
Eeuwige u liefhad en de eed hield, die Hij uw vaderen gezworen had, heeft de
Eeuwige u met een sterke hand uitgeleid en u verlost uit het diensthuis, uit
de macht van Farao, de koning van Egypte, opdat gij zoudt weten, dat de
Eeuwige, uw God, de enige God is, de trouwe God, die het verbond en de
goedertierenheid houdt jegens wie Hem liefhebben en zijn geboden onderhouden,
tot in duizend geslachten;”, 1 Sam. 12:22 “Want de Eeuwige zal zijn volk niet
verstoten, om der wille van zijn grote naam. De Eeuwige heeft immers verkozen
u tot zijn volk te maken”, Jesaja 41:8 “Maar gij, Israël, mijn knecht, Jakob,
die Ik verkoren heb, nakroost van mijn vriend Abraham” en Deut 32:9 “Want het
deel van de Eeuwige is zijn volk, Jakob het Hem toegemeten erfdeel.”. En dan
nog Jes 51:16 "Ik heb mijn woorden in uw mond gelegd en met de schaduw mijner
hand heb Ik u bedekt, Ik, die de hemel uitspan en de aarde grondvest en tot
Sion zeg: Gij zijt mijn volk."
Het volk Israël is uitgekozen om de Naam van de Eeuwige op aarde bekend te
maken. In Jes. 43:21 staat het als volgt “Het volk dat Ik Mij geformeerd heb,
zal mijn lof verkondigen”. Het volk Israël heeft de taak de Naam van de
Eeuwige op aarde bekend te maken en uit te dragen vanuit hun woonplaats Eretz
Israël. Dit
leren we vanuit de tekst: Ps 50:2 "Uit Sion, de volkomen schoonheid, verschijnt G'd in
lichtglans.". Sion wordt de plaats van HaShem genoemd waar de heerlijkheid van
Hem vanuit zal gaan.
Het land Israël heeft de
Eeuwige tot woonplaats voor zichzelf uitgekozen. Exodus 15:17 “Gij brengt hen
en plant hen op de berg die uw erfdeel is; de plaats die Gij, Eeuwige, tot uw
woning gemaakt hebt; het heiligdom, Eeuwige, door uw hand gesticht.” en Ps.
132:13, 14 “Want de Eeuwige heeft Sion verkoren, Hij heeft het Zich ter woning
begeerd: Dit is mijn rustplaats voor eeuwig, hier zal Ik wonen, want haar heb
Ik begeerd”.
Rabbijn Baruch Harnik legt een van de belangen, van het wonen in Eretz Israël
van het Joodse volk, als volgt uit: Israël zijn de ogen van de wereld. De
Eeuwige wil zijn geliefde in de ogen kijken in Zijn woonplaats. Dat is Eretz
Israël. Hij vervolgde verder: Als je van iemand houdt ga je niet veraf van
iemand wonen. De Eeuwige heeft Israël als woonplaats gekozen. Zijn geliefde
gaat graag bij Hem wonen.
De Eeuwige geeft aan hoe iemand zijn/haar liefde voor Hem uit: Door het
opvolgen van Zijn geboden, het onderhouden van de Thora. Daarin staat ook dat
de Eeuwige het land Israël voor het volk Israël heeft bestemd.
Vanuit Israël onderwijst de Eeuwige, door Israël heen, de volken. Zo zal het
uiteindelijk fysiek gebeuren: Mich. 4:1,2 “En het zal geschieden in het
laatste der dagen: dan zal de berg van het huis van de Eeuwige vaststaan als
de hoogste der bergen, en hij zal verheven zijn boven de heuvelen. En volkeren
zullen derwaarts heenstromen, en vele natiën zullen optrekken en zeggen: Komt,
laten wij opgaan naar de berg van de Eeuwige, naar het huis van de G’d Jakobs,
opdat Hij ons lere aangaande zijn wegen en opdat wij zijn paden bewandelen.
Want uit Sion zal de wet uitgaan en het woord van de Eeuwige uit Jeruzalem.”
en ook Jes. 2:2,3 “En het zal geschieden in het laatste der dagen: dan zal de
berg van het huis van de Eeuwige vaststaan als de hoogste der bergen, en hij
zal verheven zijn boven de heuvelen. En alle volkeren zullen derwaarts
heenstromen en vele natiën zullen optrekken en zeggen: Komt, laten wij opgaan
naar de berg van de Eeuwige, naar het huis van de G’d Jakobs, opdat Hij ons
lere aangaande zijn wegen en opdat wij zijn paden bewandelen.”. De volken
zullen naar Jeruzalem komen om Thora onderwijs te krijgen.
Het land Israël en
het volk Israël zijn, volgens de Thora onlosmakelijk met elkaar verbonden.
HaShem heeft het land aan hun gegeven. Ezech. 28:25 “Als Ik het huis Israëls
bijeenverzamel uit de natiën, in wier land zij verstrooid zijn, dan zal Ik Mij
ten aanschouwen van de volken aan hen als Heilige betonen, en zij zullen wonen
in hun land, dat Ik aan mijn knecht Ya’akov gegeven heb”. De Thora is de ziel
van Israël zo leert Rabbijn Kook. De leven gevende woorden van de Eeuwige
worden er in aan ons geopenbaard, het gaat over in elk aspect van ons leven,
Thorazaken, geestelijke zaken en alledaagse, materiële dingen. In de Thora
staan bepaalde instructies die alleen maar in Israël worden opgevolgd. Ook
daarom hoort het volk in het land Israël thuis. Los daarvan zijn alle geboden
er eigenlijk voor bestemd om in Eretz Israël uitgevoerd te worden. Het is een
mitswe (goede daad) op zich om juist in Israël de Thora te onderhouden. Dat
staat in Deut. 6:1 “Dit nu is het gebod, dit zijn de inzettingen en
verordeningen, die de Eeuwige, uw God, bevolen heeft u te leren om die na te
komen in het land, waarheen gij zult trekken om het in bezit te nemen”. Het
wonen in Israël om daar volgens de instructies van de Thora te leven is zelf
een instructie uit de Thora. Het is dus een logisch gevolg dat als het volk
Israël hun liefde voor de Eeuwige willen tonen in alles wat ze doen, dat ze in
het land Israël gaan wonen. De essentie van de Thora-instructies is dat ze in
Israël gehouden worden.
Je kan het ook nog op een andere manier bekijken: Elk volk heeft zijn eigen
land. Zo heeft het volk van de Eeuwige ook een eigen land, dat is het land
Israël, zo leert Rabbijn Kook. God wil Zijn volk graag in Zijn land hebben.
Hij wil dat ze daar bij Hem wonen.
Israël als volk komt alleen tot compleetheid, tot heelheid in Israël. Daar
ligt hun bestemming om hun taak uit te voeren; De Naam van de Eeuwige bekend
te maken. 2 Kon. 5:15 "Daarop keerde hij terug tot de man Gods, hijzelf met
zijn gehele gevolg; en bij hem gekomen, ging hij voor hem staan en zeide: Zie,
nu weet ik, dat er op de gehele aarde geen God is behalve in Israël."
Het terug brengen van het volk Israël naar het land Israël is iets waar de
Eeuwige met 'heel Zijn hart en ziel' mee betrokken is. Jer. 32:37-41 "zie, Ik
verzamel hen uit al de landen, waarheen Ik hen in mijn toorn en gramschap en
grote verbolgenheid zal verdreven hebben, en Ik zal hen naar deze plaats
terugbrengen en hen veilig doen wonen; zij zullen Mij tot een volk zijn en Ik
zal hun tot een God zijn; Ik zal hun een hart en een weg geven, zodat zij Mij
vrezen al de dagen, hun en hun kinderen na hen ten goede; ja, Ik zal een
eeuwig verbond met hen sluiten, dat Ik Mij niet van achter hen afwenden zal en
dat Ik hun wel zal doen, en mijn vrees zal Ik in hun hart leggen, zodat zij
niet van Mij afwijken; Ik zal Mij over hen verblijden en hun weldoen en Ik zal
hen voorgoed in dit land planten met heel mijn hart en heel mijn ziel."
Het land Israël is het eigen land van het volk waar ze weer thuis horen. Want
de Eeuwige zal Zich over Ya'akov ontfermen en nog zal Hij Israël verkiezen en
ze op hun eigen bodem doen wonen; dan zal de vreemdeling zich bij hen
aansluiten en men zal zich voegen bij het huis van Ya'akov... (Jes.14:1)
Rabbijn Binyamin Walfish uit Jeruzalem leert
het dat belang van het in bezit nemen van het erfdeel in het land Israël
gezien kan worden in de geschiedenis van de dochters van Tzelofchad (Nummeri
27:1-11). Zij realiseerden zich het namelijk belang van het hebben van
een erfdeel in Israël. Ze wisten dat de erfgenaam (van het land Israël) de
erfenis moet accepteren en er verantwoording voor moet dragen. Daarom kwamen
ze naar Mozes om hun deel op te vragen. Zo hoort het Joodse volk ook nu, zo
leert rabbijn Walfish, de verantwoording te nemen en te dragen voor
Eretz Israël, het erfdeel wat hun is toebedeeld.
In de Thora, staat dat het een
Mitzwe (goede daad/opdracht) is om in het land Israël te wonen. Het volk van
de Eeuwige (Israël) kan dus hun liefde voor de Eeuwige laten zien door in
Israël te (gaan) wonen. In Deut. 4:22 staat de opdracht “maar gij zult die
overtrekken en dat goede land in bezit nemen”. Ook in Num 33:53 wordt er zo
over gesproken: “Gij zult het land in bezit nemen en daarin wonen, want aan u
heb Ik het land gegeven om het in bezit te nemen.”.
De Ramban zegt aan de hand van deze tekst dat het een Mitswe is om in het land
Israel te wonen.
HaShem heeft het
land, zo staat er, (ook nu) aan het volk Israël gegeven met als opdracht het
in bezit te nemen. De Eeuwige heeft het gegeven. Het in bezit nemen is een
verantwoordelijkheid die het Joodse volk heeft. Zo staat het ook in Deut. 3:18
De Eeuwige uw God, heeft u dit land gegeven om het in bezit te nemen" en Deut
1:8."Zie, Ik heb dat land tot uw beschikking gesteld; trekt er binnen en neemt
bezit van het land, waarvan de Eeuwige aan uw vaderen, Avraham, Itschak
en Ya'akov gezworen heeft, dat Hij het hun en hun nakroost
geven zou.".
Dus als iemand de Thora
wil houden, zo kunnen we uit beiden gedeelten leren,
hoort daar een gaan vestigen in Eretz Israël bij. De Joodse wijzen die
het grote belang van het wonen van een Jood in het land Israël, en het verbod
om het land te verlaten, benadrukken baseren zich met name op Num 33:53. In de
Talmoed Ketubot 110b is het verder uitgewerkt.
In Deut. 4:5-40 geeft Moshè aan dat alle geboden er voor bestemd
zijn om ze in het land Israël uit te voeren. Zionisme is daar vanuit
gezien dus een Thora principe. HaRav Tzvi Yehuda HaCohen Kook zegt: Het
huidige Israël is verre van perfect maar zeker een stap een de richting van de
volledige verlossing. In de Talmud, Ketubot 110b staat het volgende over het
wonen van een Israëliet buiten Eretz Israël: “Onze rabbijnen leerden (Tosefta,
Avodah Zahrah, 5:2): Ieder zou altijd in het land Israël moeten wonen, zelfs
eerder in een stad in Israël, waar de meeste inwoners afgoden dienaars zijn
dan in een stad buiten Israël waar de meeste inwoners Israëlieten zijn, want
van ieder die in het land Israël leeft wordt verondersteld dat hij een God
heeft maar van ieder die buiten Israël leeft wordt verondersteld dat hij geen
God heeft; want er staat geschreven (in Lev. 25:38) “Ik ben de Eeuwige, uw
God, die u uit het land Egypte heb geleid, om u het land Kanaän te geven,
opdat Ik u tot een God zou zijn.”. Dit leert ons, zo zegt Rabbijn Kook, dat
iemand die buiten Israël leeft wordt gezien als iemand die, als het ware,
afgoden aanbidt. Het leert verder dat het gebod om in Israël te wonen van even
groot belang is als alle andere geboden uit de Thora bij elkaar. Rabbijn
Yehuda HaLevy schrijft hetzefde in de 'Kuzari' naar aanleiding van 1 Sam.
26:19b "omdat ze mij uit Gods eigen land verdrijven en zeggen dat ik maar
andere goden moet gaan dienen". Rabbijn Avi Berman van de OU schrijft in
Torah Tidbits, parashat Vayeitzei het als volgt: De Ramban zegt "Op Aliyah
komen is niet zomaar een mitswe, het is de manier waarop een 'G-dloos' persoon
G-d voor zichzelf verkrijgt".
Rabbijn Meir Yechiel van Ostrovtza zegt, zo schrijft Rabbijn Moshe D. Lichtman
in zijn boek Eretz Yisrael in the Parashah, over Genesis 12:1 "De Eeuwige nu
zei tot Abram: Ga uit uw land en uit uw maagschap en uit uws vaders huis naar
het land, dat Ik u wijzen zal": Deze woorden bevatten de eerste Mitswe die
ooit aan een Jood is gegeven. Nog voor enig ander gebod aan het volk Israel
werd gegeven, gaf de Eeuwige het gebod om in het land Israël te gaan wonen.
Het leven in Israël op zich is een mitzwe, zo leren de Joodse wijzen. Elk
moment van het wonen in Israël is een mitzwe. In dit kader staat er in de
Talmud (Ketubot 111A) dat iedere persoon die 4 cubit (el) (+/- 2 meter) in het
land Israël (als zijn woonplaats) loopt, deel krijgt aan de toekomstige
wereld. De wijzen leggen dit uit aan de hand van Jes. 42:5 "Die adem geeft aan
het volk, dat er woont, En levensgeest aan die er wandelen."
Maimonides leerde, zo legt Rav Zvi Yehuda HaCohen Kook bij monde van Rabbijn
David Samson uit, dat het niet alleen een Mitzwe is om als Jood in Israël te
wonen (staat in het commentaar op Sefer Hamitzvot Mitzvat Asse 4) maar dat het
een Mitzwe is waarop heel de Thora is gebaseerd. De hele Thora is bedoeld om
in Eretz Israël gehouden te worden. Rabbi Elchanan Lewis zegt dat het niet
alleen een mitswe is om er in te wonen maar ook om voor het land te vechten.
In Ps 37:3 staat het volgende: "Vertrouw op de Eeuwige en doe het goede,
bewoon het land en leef er veilig." Wat is, volgens de Midrash, het goede wat
hier bedoelt wordt, zo schrijft Rabbijn Chaim Avihau Schwartz. Dat is: ‘Het
wonen in het land Israël’; sticht een nederzetting in het land Israël, zaai en
plant.
Rabbijn Kahane noemt het, gebaseerd op Deut 11:31b en 32 (en gij zult het in
bezit nemen en daarin wonen; dan zult gij naarstig onderhouden al de
inzettingen en de verordeningen, die ik u heden voorhoud) voor een Jood
een plicht om in Eretz Israël te wonen. Zodra de mogelijkheid zich voordoet om
in het land Israël te gaan wonen, nadat het volk in ballingschap is gegaan (net
zoals ten tijde van koning Kores van Perzië), zou het volk in zijn geheel weer
terug horen te komen. Net als nu bleef er toen ook een gedeelte achter omdat ze zich
al teveel hadden gesetteld in de galut (verstrooiing).
Nee de opdracht om het land in bezit te nemen geldt niet alleen voor de tijd
van Jozua. Het is juist het Christendom en het christelijk denken wat beweert
dat (bepaalde) Thora instructies nu niet meer geldig zijn. Al de Thora
instructies gelden echter allen voor altijd. Ja
ook die van wonen in Eretz Israel. De Eeuwige is niet verandert. De
Thora is ook niet gewijzigd.
Rabbijn Daniel Mann van het
Eretz Hemdat Instituut schrijft: 'Volgens bijna alle hedendaagse meningen is
het in de huidige tijd een mitswe om te wonen in het land Israel (Yeshivat
Eretz Yisrael).' Wel wordt er volgens alleen nog gediscussieerd of dat het een
gebod uit de Thora (Ramban, Aanvullingen bij Sefer HaMitzwot, Asei 4) is of
dat het een rabbijnse instelling betreft'.
Avraham Fried vertelde eens het volgende
verhaal wat hij gehoord had op een Bar Mitzwa viering. Een baby kameel vraagt aan zijn
moeder 'Hoe komt het toch dat wij van die bulten op onze rug hebben'. 'Wel'
antwoordt zijn moeder 'dat heeft HaShem zo gegeven zodat we in het hete
klimaat van de woestijn daar voedsel in op kunnen slaan'. Oh zegt de baby
kameel en vraagt verder, 'maar waarom hebben wij van die aparte poten?'. 'Wel
antwoordt zijn moeder weer 'dat heeft Hashem ons gegeven zodat wij in het zand
van de woestijn beter kunnen lopen'. .'Maar waarom hebben we dan van die
borstels boven onze ogen?' vraagt hij door. En z'n moeder antwoord: 'Dat heeft
HaShem ons gegeven voor als het waait in de woestijn. Zo worden dan onze ogen
beschermt'. 'Maar' zo vraagt de baby kameel dan ten slotte 'wat doen wij dan
hier in de New Yorkse Bronx Zoo?' U begrijpt de moraal al. Het Joodse volk heeft
de Thora gekregen om die in Israël te onderhouden. Hun plaats is in Israël en
niet in de 'galut (verstrooiing). Dus wat doet ze nog in de galut als de poort van de galut open is?
Nee we moeten niet wachten met het uitvoeren
van deze mitswe totdat de Messias er is. Sommige instructies, verbonden met de
Tempeldienst kunnen niet uitgevoerd worden maar alle anderen kunnen en zouden
zonder afwachten uitgevoerd moeten worden. Ook de mitswe van het wonen in het
land. Die is zeker niet van minder belang als andere mitswes die met grote
precisie worden uitgevoerd. De Messias is trouwens geen doel op zich. Hij is
een ‘instrument’ om het volk Israël in het land Israël tot Thora
gehoorzaamheid te brengen. Een koning die het volk in het onderhouden van de
Thora-instructies. Dat wil dus niet zeggen dat er op zijn ‘teken’ gewacht moet
worden om naar Eretz Israël te gaan. Het doel van de verlossing is dat het
volk Israël zich weer in Israël aan de Thora-instructies houdt. Vanwege het
niet-onderhouden van die instructies is het volk de ‘galut’ in gezonden om
uiteindelijk weer in Israël te komen wonen om daar weer de Thora te gaan
onderhouden.
De staat Israël is verre van perfect met zijn niet-religeuze regering die
weinig boodschap heeft aan de Thora. Als echter nu alle Orthodoxe Joden nu
naar Israël zouden komen om er te wonen, zou de meerderheid van de bevolking
Orthodox-Joods zijn en zou er een Orthodox-Joodse regering in Israël kunnen
zijn. Door het gaan wonen in Eretz Israël van een vrome Jood maakt hij dat
stukje waar hij woont en de mitswes uitvoert 'heiliger'.
In Jeremia 31:21 staat "keer terug, jonkvrouw
Israels, keer terug naar uw steden hier!". In de Tenach staan de profetische
woorden van de Neviiem die niet alleen betrekking hadden op die tijd. We
kunnen uit dit gedeelte leren dat ieder zelf het initiatief dient te nemen. Na
de zeventig jaar die bepaald waren voor de Babilonische ballingschap wordt er
geen periode genoemd. Zodra de gevangenis van de ballingschap opengaat diet de
gevangene zelf de vrijheid in te stappen. Het gold voor toen ten tijde van de
ballingschap in Babel, toen een groot gedeelte niet terugkeerde en niet
terug wilde keren uit de ballingschap naar Eretz Israel. Toen wilder er een
groot gedeelte niet terug omdat ze een geriefelijk leven hadden opgebouwd in
Babel. Het geldt ook voor nu
in deze tijd.
Verder
staat er in dit gedeelte dat de Matriarch Rachel op de terugkeer van haar
kinderen wacht. Jer 31:15-17 "Zo zegt HaShem: Hoor, te Rama klinkt een klacht,
bitter geween: Rachel weent om haar kinderen, zij weigert zich te laten
troosten over haar kinderen, omdat er geen meer is. Zo zegt HaShem:
Weerhoud uw stem van wenen, uw ogen van tranen; want er is loon voor uw
arbeid, luidt het woord van HaShem, zij zullen terugkeren uit het land van de
vijand. Ja, er is hoop voor uw toekomst, luidt het woord van HaShem, de
kinderen zullen naar hun gebied terugkeren."
Hoe dan ook de mitswe, vermeld in Deut 11:31b en 32 is duidelijk:"en gij zult
het in bezit nemen en daarin wonen; dan zult gij naarstig onderhouden al de
inzettingen en de verordeningen, die ik u heden voorhoud"
Alleen in Israël kan het volk
Israël een heilige natie zijn. Een heilige natie betekend immers dat het een
natie is die zich aan de Thora houdt. In Deut. 4:22 staat de opdracht om in
Eretz Israël te wonen “maar gij zult die overtrekken en dat goede land in
bezit nemen” Daarnaast staan er in de Thora instructies die alleen in Eretz
Israël kunnen worden uitgevoerd. Dus als het volk geheel volgens de
instructies van de Eeuwige wil leven kunnen ze dat alleen in Israël doen.
Rabbijn Baruch Harnik leert: Met het onderhouden van de Thora worden het
spirituele en het materiële met elkaar verbonden. Materiele dingen worden door
het onderhouden van de Thora verheven tot iets geestelijks. Materiële
activiteiten tot geestelijke activiteiten. Zo wordt het land Israël heilig.
Bijvoorbeeld door de Eeuwige te zegenen als je een appel eet "Baruch Atta
HaShem Elokeinu Melech Ha olam boree pri ha Ets, Gezegend bent U Eeuwige onze
God, koning van het heelal die de vruchten van de boom heeft geschapen" verhef
je het eten van deze appel van iets gewoons tot iets geestelijks. Je erkent de
Eeuwige als gever van die appel. Je dankt hem daarvoor. Zo maak je heel bewust
het gewone tot iets verhevens. Als je die zegen niet spreekt, zo leert Rav.
Harnik, is het als het ware dat je iets van God steelt. Zo wordt het
leven als Jood op zich verheven als hij/zij in Eretz Israel gaat wonen omdat
hij/zij daarmee een mitswe vervult waarmee het ‘materiele’ tot iets
spiritueels wordt verheven.
De Joodse wijzen leren dat de Mitswot die uitgevoerd worden in Eretz Israël
van grotere ‘waarde’ zijn als de Mitzwot die uitgevoerd worden buiten Eretz
Israël. Er is geen Thora als de Thora van Eretz Israël, zo leren zij. Dat wil
zeggen dat het uitvoeren van de Thora in Israël het hoogste niveau is van het
uitvoeren van de Thora. De wijzen vertellen verder (Bereshit Rabbah 16:7.
Sifre, Ekev, 1): De Thora is exclusief in Eretz Israël. Daarmee brengen ze ook
tot uitdrukking dat het doen van de geboden in Israël een grotere waarde heeft
dan het doen van de geboden buiten Israël. Dat dat zo functioneert kun je
bijvoorbeeld ook zien aan de viering van de feestdagen die in Lev. 23 worden
genoemd. Buiten Israël zijn er voor de feestdagen als de eerste en laatste dag
van Pesach, Shavuot, eerste en laatste dag van Succoth iedere keer twee
shabbatsdagen ‘nodig’ om die een shabbatsdag te vieren. In Israël is dat niet
nodig. De Chafetz Chaim stelde, zo refereert Rabbijn Samson, Rabbijn Kook, dat
de waarde van een mitzwe (Thora instructie) (bijvoorbeeld het leggen van de
Tefillin), die uitgevoerd wordt in Israël twintig keer groter is dan het
uitvoeren van dezelfde mitzwe buiten Israël. Hij vindt zelfs dat je op basis
van Ps. 137:4 buiten Israël eigenlijk niet zou kunnen zingen. Ps. 137:4 "Hoe
zouden wij een lied van de Eeuwige zingen op vreemde grond?"
In Israël is de aanwezigheid van de Eeuwige, de Shechina, natuurlijk. De
Goddelijke voorziening is er 'van nature' zo legt Rabbijn Samson uit aan de
hand van wat Rabbijn Tzvi Yehuda leerde over Deut. 11:12 "een land, waarvoor
de Eeuwige, uw God, zorgt; bestendig zijn de ogen van de Eeuwige, uw God,
daarop gericht, van het begin des jaars tot het einde.". Daarom is daar de
aanwezigheid van de Eeuwige meer als op andere plaatsen.
De ‘Gaon van Vilna’ zegt dat een persoon is pas compleet als hij (of zij) het
land Israël komt. Hij leert dat naar aanleiding van Gen 33:18 “Ya’akov kwam op
zijn tocht uit Paddan-aram in shalom aan bij de stad Sichem, in het land
Kanaan”. 'In shalom' of 'behouden' heeft hier de betekenis van 'compleet'.
Deze tekst kan je zo lezen dat Ya’akov compleet werd toen hij in het land
Israël aankwam. Een nakomeling van Ya’akov kan alleen in Eretz Israël tot
compleetheid komen.
De lucht in Eretz Israël is zuiver en geeft wijsheid zo leert, Rabbijn Tzvi
Yehuda HaCohen Kook zo zegt Rabbijn Samson. De lucht buiten Israël is
daarentegen niet zuiver. Halachisch gezien heeft de verstrooiing voor een Jood
een zelfde status van onreinheid als een graf. Dit staat in de Talmud.
Shabbath 14b waar Yosi ben Yoezer, van Tradar, en Yosi ben Yochanon van
Jeruzalem worden geciteerd. Zie ook de tekst Ezech. 37:12-14 "Daarom
profeteer en zeg tot hen: Zo zegt Adonai de Eeuwige: zie, Ik open uw graven en
zal u uit uw graven doen opkomen, o mijn volk, en u brengen naar het land
Israels. En gij zult weten, dat Ik de Eeuwige ben, wanneer Ik uw graven open
en u uit uw graven doe opkomen, o mijn volk. Ik zal mijn Geest in u geven,
zodat gij herleeft en Ik zal u doen wonen in uw land; en gij zult weten, dat
Ik, de Eeuwige, het gesproken en gedaan heb, luidt het woord van de Eeuwige."
In Jesaja 52:11 staat "Vertrekt, vertrekt, gaat
uit vandaar; raakt het onreine niet aan, gaat weg uit haar midden, reinigt u,
gij die de vaten van de Eeuwige draagt." Rabbijn Shmuel Yerushalmi zegt
over deze tekst Yalkut Me'am Lo'ez, the book of Yeshayahu: Vertrek snel,
Joods volk, verlaat je ballingschap, ga weg van de verontreinigende naties.
Reinig jezelf van de heidense cultuur en waarden want jullie 'vaten' zijn Gods
onderwijzingen en gebeden. Reinig je harten van alle vreemde invloed op je
geloof als je jezelf voorbereid om God te naderen.
Het is een oproep om zodra het mag om de 'galut',
de ballingschap te verlaten en weer in Eretz Israel te gaan wonen omdat de
landen van de balingschap onrine plaatsen zijn voor het Joodse volk. Het belang van het wonen in Israël komt ook naar voren in de Talmoed, Brachot 41 b.
Daar
staat een discussie tussen Rabbijn Hamnuna en Rabbijn Chisdah die met elkaar
aan tafel zaten toen er granaatappels en dadels werden geserveerd. Rabbijn
Hamnuna sprak als eerste een zegen uit over de dadels in plaats van de
granaatappels (ondanks het feit dat de dadels in de tekst Deut.8:8 als zevende
wordt genoemd en granaat appel vijfde."Want de Eeuwige, uw God, brengt u in
een goed land, een land van beken, bronnen en wateren, die in de dalen en op
de bergen ontspringen; een land van tarwe en gerst, van wijnstokken,
vijgebomen en granaatappelen; een land van olierijke olijfbomen en dadels").
Rabbi Chisdah vraagt hem daarop waarom hij dat zo doet. Dan legt Rabbijn
Hamnuna uit dat dadels dichter bij het woord land (Israël) (als 2e) staat dan
granaatappels dat als vijfde vanaf het woord land wordt genoemd. Daarom, zo
legt Rabbijn Hamnuna uit zijn dadels van 'grotere waarde' als granaatappels.
Rav. Kook legt aan de hand hiervan uit dat een Jood in het land (of met een
grotere liefde voor het land) Israël van grotere geestelijke waarde of
verdienste is als een Jood met minder liefde voor Eretz Israël of die zelfs
buiten Eretz Israël woont..
Israël is het land waar je pas echt spiritueel kunt leven. Lev.18:5 "Ja, gij
zult mijn inzettingen en mijn verordeningen in acht nemen; de mens die ze
doet, zal daardoor leven: Ik ben de Eeuwige.". Dat geldt dus ook voor Num
33:53 “Gij zult het land in bezit nemen en daarin wonen, want aan u heb Ik het
land gegeven om het in bezit te nemen.”. Verder staat er in Psalm 116:9 " Ik
zal wandelen voor het aangezicht van de Eeuwige in de landen der levenden".
Rabbijn Kook schrijft "Het land der levenden, dat is Eretz Israël". Zie ook Ps
27:13 "O, als ik niet had geloofd de goedheid van de Eeuwige te zullen zien in
het land der levenden". Verder staat er in Ezech. 26:20b "...maar Ik zal glans
geven het land der levenden". Alleen in Israël is spiritueel leven in volheid
mogelijk.
Rav Tzvi Yehuda leert dat Rav Avraham Azulai (die in Hebron leefde en stierf
in 5404 (1644)) leerde een persoon die in Israël komt wonen de eerste nacht
dat hij er verblijft een andere ziel krijgt. Nadat iemand de lucht van Israël
heeft ingeademd en geabsorbeerd wordt hij getransformeerd zo legt hij uit.
Rav. Tzvi Yehuda leert dat op basis van Ezechiël 36:24-29 ("Ik zal u weghalen
uit de volken en u bijeenvergaderen uit alle landen, en Ik zal u brengen naar
uw eigen land; Ik zal rein water over u sprengen, en gij zult rein worden; van
al uw onreinheden en van al uw afgoden zal Ik u reinigen; een nieuw hart zal
Ik u geven en een nieuwe geest in uw binnenste; het hart van steen zal Ik uit
uw lichaam verwijderen en Ik zal u een hart van vlees geven. Mijn Geest zal Ik
in uw binnenste geven en maken, dat gij naar mijn inzettingen wandelt en
naarstig mijn verordeningen onderhoudt. Gij zult wonen in het land dat Ik uw
vaderen gegeven heb; gij zult Mij tot een volk zijn en Ik zal u tot een God
zijn. Ik zal u van al uw onreinheden verlossen, Ik zal het koren roepen en het
vermeerderen, en geen hongersnood over u brengen.") een Jood tot zijn volle
kracht en geestelijke hernieuwing komt door de transformerende kracht van het
land Israël. Het is een heilig land. Het is het enige land en de berg Tsion is
de enige plaats ter wereld waar de Tempel gebouwd mag worden en de offerdienst
plaats mag vinden. Het is de enige plaats waar de shechina van
G’d weer in deTempel plaats zal nemen.
Rabbijn Tzvi Yehuda HaCohen Kook leert, zo zegt Rav. Samson, aan de hand van
Sifre Ekev 11:18 en Rashi en Ramban over Deut. 11:18, dat het onderhouden van
de Thora in de verstrooiing (buiten Israël) eigenlijk alleen als hoofddoel
heeft dat het volk Israël de Thora niet vergeet voor als ze weer terug in het
land Israël zijn. Deut: 11:11-13,16a, 17b-18 "Maar het land, waarheen gij
trekt om het in bezit te nemen, is een land van bergen en dalen, dat water
drinkt van de regen des hemels; een land, waarvoor de Eeuwige, uw God, zorgt;
bestendig zijn de ogen van de Eeuwige, uw God, daarop gericht, van het begin
des jaars tot het einde. Indien gij nu aandachtig luistert naar de geboden,
die ik u heden opleg, zodat gij de Eeuwige, uw God, liefhebt en Hem dient met
uw ganse hart en uw ganse ziel,…. Neemt u ervoor in acht, dat uw hart zich
niet laat verlokken, zodat gij afwijkt, andere goden dient en u voor hen
nederbuigt….en gij weldra te gronde gaat in het goede land, dat de Eeuwige u
geeft. En gij zult deze mijn woorden in uw hart en in uw ziel leggen; gij zult
ze tot een teken op uw hand binden en zij zullen een voorhoofdsband tussen uw
ogen zijn."
In de verstrooiing is het gezamelijke karakter van het volk (clal) vervaagd en
is het individuele karakter in het onderhouden van de Thora benadrukt. Rabbijn
David Samson schrijft dat rabbijn Yehuda HaCohen Kook juist uitlegde dat de
Thora de focus legt op dienen van de Eeuwige als geheel van het volk, als
gehele natie (clal). Niet als individuele Jood.
Over het einde van de verstrooiing zegt Rashi en de Talmud (Sanhedrin 98A):
Als het land Israël zijn vruchten weer in overvloed geeft, is het einde van de
verstrooiing daar. Dat kunnen we leren uit de tekst Ezechiël 36:8 “Maar gij,
bergen van Israël, zult uw takken voortbrengen en uw vruchten dragen voor mijn
volk Israël, want nabij is zijn komst”. Dat is iets wat we nu zien gebeuren.
Toen de terugkeer nog niet zo in gang gezet was, was het land woest en leeg.
Mark Twain zei over het land, toen hij het bezocht had dat het een dor land
was. Hij was bijvoorbeeld op zijn tocht van Jeruzalem naar Schem bijna geen
‘groen’ tegen gekomen. Dat is nu duidelijk anders. Het inzamelen van degenen
die verstrooid zijn naar Israël is een voorbeeld van de hogere dienst van het
volk. Het bouwen van een florerende Joodse samenleving in Israël oogst niet
alleen respect in de wereld maar het getuigt ook van de waarheid van de Thora
en de profeten die de hergeboorte van het land Israël vertelden zo leert
Rabbijn Tzvi Yehuda HaCohen Kook. Het hoeft niet door een bijzonder wonder op
één dag te gebeuren. Het kan ook geleidelijk.
Het doel van
het strikt onderhouden van de Thora is dat het volk Israël ze in het land
Israël komt en voor altijd zal zijn om ze daar (en niet buiten Eretz Israel)
te onderhouden. Deut. 8:1 "Heel het gebod, dat ik u heden opleg , zult gij
naarstig onderhouden, opdat gij moogt leven en talrijk worden en het land
binnengaan en in bezit nemen, dat de Eeuwige uw vaderen onder ede beloofd
heeft".
Het leven van volk Israël in de verstrooiing is
een profanatie van de Naam van de Eeuwige. HaRav David Samson haalt HaRav Tzvi
Yehuda HaCohen Kook aan en leert dat de verstrooiing op zich, de ergste
ontheiliging van de Naam van de Eeuwige is die er is. Hij zegt dat gebaseerd
op Ezech. 36:20 "En bij alle volken waar zij kwamen, ontheiligden zij mijn
heilige naam, doordat men van hen zeide: Dezen zijn het volk van de Eeuwige,
maar toch moesten zij weg uit zijn land." Rashi zegt over Ezechiël 36:20 dat
de ballingschap van het volk Israël een enorme ontheiliging van de Naam van de
Eeuwige veroorzaakt omdat het daardoor lijkt alsof God niet sterk genoeg was
om zijn belofte aan Zijn volk te houden. Het leert ons nu dat zolang het volk
Israël buiten het land Israël woont de Naam van de Eeuwige ontheiligd wordt.
Daarom alleen al zou iedere Israëliet weer terug naar Israël moeten gaan vanaf
het moment dat hij er weer mocht wonen. Volgens de Thora is het een mitswe om
de Naam van de Eeuwige te heiligen (Lev. 22:32) en een verbod om deze te
ontheiligen. Uit dit gedeelte in Ezechiël 36 leren we dat het verblijf van het
Joodse volk in de verstrooing de grootste ontheiliging van de Naam van HaShem
is. Als een Israeliet terugkeert naar het land Israël wordt daarmee de naam
van de Eeuwige geheiligd.
De ballingschap is een vloek en het is een straf. Een plaats van straf. In een plaats van straf
blijf je normaal gesproken niet zitten als je er weer vandaan mag gaan. Rav Nechemia Krakover zegt: "Je
kunt het vergelijken met een leerling op school die voor straf de klas wordt
uit gestuurd. Het is niet normaal en goed voor de leerling als hij weg blijft
op het moment dat hij weer de klas in mag." De 'status' van ballingschap (m.b.t.
reinheid) wordt ook wel met de 'status' een graf vergeleken. Ezech 37: 12, 13
"Daarom profeteer en zeg tot hen: Zo zegt Adonai de Eeuwige: zie, Ik open uw
graven en zal u uit uw graven doen opkomen, o mijn volk, en u brengen naar het
land Israëls. En gij zult weten, dat Ik de Eeuwige ben, wanneer Ik uw graven
open en u uit uw graven doe opkomen, o mijn volk". Het is onnatuurlijk om in
een graf te blijven als je niet meer verplicht of gedwongen wordt er te
blijven". Het grondgebied buiten Eretz Israël is voor een Jood ‘onreine bodem’
zo staat er in Amos 7:17. Het in ballingschap gaan is een vloek en het is
nooit bedoeld dat het een plaats zou zijn of zou worden om vrijwillig
te verblijven. De ballingschap werd veroorzaakt door een afkeer van G’d.
Terugkeer naar G’d en terugkeer naar het land horen onlosmakelijk bij elkaar.
De Eeuwige heeft de deuren van de gevangenis geopend de poorten van het graf
losgemaakt en de Joden mogen weer de vrijheid in, mogen weer wonen in Eretz
Israël. Nu hebben zij de verantwoordelijkheid om in Eretz Israël te gaan wonen.
Jer. 46:27 "Vrees gij dan niet, mijn knecht Jakob, en wees niet verschrikt, o
Israël, want zie, Ik verlos u uit verre streken, uw nakomelingen uit het land
hunner gevangenschap; Jakob zal terugkeren en rustig en veilig zijn, door
niemand opgeschrikt.". De Eeuwige heeft de gevangenis opengemaakt zodat het
volk Israël weer huiswaarts kan keren. Jer 30:10b "Ik verlos u uit verre
streken, uw nakroost uit het land hunner gevangenschap; Jakob zal terugkeren
en rustig en veilig zijn, door niemand opgeschrikt."
Net zoals het volk Israël door het uitvoeren van de andere geboden (zoals Brit
Mila of Kashrut instructies) de schepping vervolmaakt zo behoord het volk
Israël dat ook de doen met de opdracht om in het land Israël te gaan wonen.
Zelfs al zou de meerderheid van de bevolking op dat moment afgodendienaars
zijn. Zie Ketubot 110b: “Onze rabbijnen leerden (Tosefta, Avodah Zahrah, 5:2):
Ieder zou altijd in het land Israël moeten wonen, zelfs eerder in een stad in
Israël, waar de meeste inwoners afgoden dienaars zijn dan in een stad buiten
Israël waar de meeste inwoners Israëlieten zijn.”. Dit schrijft ook Rabbijn
Jehuda Halevi in de Kuzari.. Dat niet-religieuze
Zionisten de staat Israël hebben gesticht is gelet op dit gedeelte geen reden
om daardoor uit Israël weg te blijven. De opdracht om naar Eretz Israël te
gaan werd aan de patriarchen gegeven voordat ze ook maar een andere instructie
kregen toevertrouwd. Toen was er nog minder dan een staat die door
niet-religieuze Zionisten was gesticht
Chazal (de Joodse wijzen) zegt, zo schrijft
Rav. Teichtal in zijn boek Ein Habanin Smeicha dat de tweede verlossing
bestemd was eeuwigdurend te zijn maar dat zonden dit 'herhinderde'(Sanhedrin
98b). De Maharsha legt uit dat de zonden die hier bedoeld worden is dat de
Joden niet allemaal terugkeerden naar Eretz Israel.
Een (grote) meerderheid van het volk Israël zal
weer terug in Israël moeten zijn wil de Messias kunnen komen. Het is namelijk
zo dat de profetie weer terug in het land zal zijn als de Messias komt, zo
legt Rabbijn Aryeh Kaplan uit. Er staat namelijk in Mal. 3:23 (4:5) "Zie, Ik
zend u de profeet Elia, voordat de grote en geduchte dag van de Eeuwige komt".
Elia is een profeet die profeteert. Profetie kan alleen plaatsvinden (of evt
ontstaan in) Eretz Israël temidden van het daar wonende volk Israël. Er staat
namelijk in Deut. 18:15 "Een profeet uit uw midden, uit uw broederen, zoals ik
ben, zal de Eeuwige, uw God, u verwekken; naar hem zult gij luisteren.". Een
profeet kan er alleen zijn temidden van het volk Israël in Israël. (Ezechiël
kon profeteren in Babel omdat het profeteren al begon toen hij nog in Eretz
Israël was). Elia is profeet en kan dus alleen functioneren als het volk
Israël weer terug in het land is. Een profeet moet er trouwens zijn voordat de
Messias komt. Hij zal koning zijn, in de lijn van David en zal dus ook door
een profeet gezalfd moeten gaan worden. Ook de Vilna Gaon leerde zijn
volgelingen dat de Messias zal komen nadat de meerderheid van de Joden
in de diaspora naar Israel gaat. Iedere Jood versnelt met het maken van
Aliyah, de komst van de Messias zo leerde hij.
Niet afwachten tot de Messias er is en dan het volk naar het land Israël
brengt. Net als met de andere geboden behoort het gebod van te gaan wonen in
het land Israël, zonder vertraging uitgevoerd te worden. Door het uitvoeren
van de geboden wordt de schepping vervolmaakt.
Het
uitvoeren is een opdracht dat zonder vertraging te doen. Dat begint bij de besnijdenis. Op de 8e dag moet het kind
besneden worden. Ook met dit stukje vervolmaking van de schepping moet niet
gewacht worden tot de Messias er is. Zoals iedere Jood de schepping
vervolmaakt door zijn zoon te besnijden zo doet hij dat ook door in Israël te
gaan wonen. De Jood is een partner van G'd door de wereld te vervolmaken
volgens de instructie van Zijn Schepper. Dat doet hij in de eerste plaats door
het in Israël uitvoeren van alle geboden die hem zijn opgedragen.
Pas in Eretz Israël kan het volk Israël echt
een licht voor de natiën zijn. Jes. 2:3 'Want uit Sion zal de wet uitgaan'.
Israël is de enige plaats op aarde waar het volk Israël haar taak kan
vervullen om het Koninkrijk van G'd naar deze wereld te brengen door middel
van het verspreiden van het licht van de Thora zo leert Rav Avraham Yitzak
HaCohen Kook. De verstrooiing is een straf en een missie voor het volk zelf
met als doelstelling teshoeva. Niet een missie om de andere volkeren te
onderwijzen. Deut 30:2,3 "En gij keert terug tot de Eeuwige, uw G’d, en
luistert naar zijn stem gelijk alles wat ik u heden gebied, gij en uw kinderen,
met geheel uw hart en met geheel uw ziel, Dan zal de Eeuwige, uw G’d, tot uw
gevangenen terug keren en Zich over u erbarmen, en zal Hij u weer verzamelen
uit al de volken, waarheen de Eeuwige, uw G’d, u verstrooid heeft"
Jes. 60:1-5 'Sta op, word verlicht, want uw licht komt en de heerlijkheid van
de Eeuwige gaat over u op. Want zie, duisternis zal de aarde bedekken en
donkerheid de natiën, maar over u zal de Eeuwige opgaan en zijn heerlijkheid
zal over u gezien worden. Volken zullen opgaan naar uw licht en koningen naar
uw stralende opgang. Hef uw ogen op en zie rondom: zij allen verzamelen zich,
komen tot u; uw zonen komen van verre en uw dochters worden op de heup
aangedragen. Dan zult gij het zien en stralen van vreugde; uw hart zal zich
ontroerd verruimen, want tot u zal de rijkdom der zee zich wenden, het
vermogen der volken zal tot u komen.' en verder t/m 63:19.
Zie dan weer ook de tekst: Ps 50:2 "Uit Sion, de volkomen schoonheid,
verschijnt G'd in lichtglans."
In de verzen Gen. 12:1-3 staat “ De Eeuwige nu zeide tot Avram: Ga uit uw land
en uit uw maagschap en uit uws vaders huis naar het land, dat Ik u wijzen zal;
Ik zal u tot een groot volk maken, en u zegenen, en uw naam groot maken, en
gij zult tot een zegen zijn. Ik zal zegenen wie u zegenen, en wie u vervloekt
zal Ik vervloeken, en met u zullen alle geslachten des aardbodems gezegend
worden.”. Rav Kook zegt dat we hieruit kunnen leren dat alleen in Israël het
volk Israël tot een zegen van de wereld kan zijn, een spirituele zegen. Alleen
als het volk Israël optrekt en in het land Israël gaat wonen zal deze zegen
tot uitdrukking komen.
Om een licht te zijn voor de volken is ook weer de Tempel nodig. De Tempel zal
herbouwt worden op de Tempelberg. Dat is een taak en opdracht die het Joodse
volk wacht. Ex 25:8 “En zij zullen Mij een heiligdom maken, en Ik zal in hun
midden wonen”.
Rabbijn Teichtal refereert in zijn boek Ein Habanin Semeichah naar de
Jeruzalemse Talmoed (Yoma 1:1 [4b])"Iedere generatie die niet getuige is
van de herbouw van de Tempel wordt beschouwd alsof zij de Tempel vernietigde "
om het belang van de terugkeer om de herbouw van de Tempel mogelijk te maken. Als het volk Israël weer in Eretz Israël volgens de Thora leeft
en als dus ook de Tempel weer gebouwd is zal het licht van de Eeuwige zich
over de aarde verspreiden. De volken zullen naar Jeruzalem komen om te leren.
Deut. 30:9b-10 "want de Eeuwige zal weer over u verheugen, u ten goede, gelijk
Hij Zich over uw vaderen verheugde, Wanneer gij namelijk naar de stem van de
Eeuwige, uw G’d, luisteren zult om Zijn geboden en Zijn wetten in acht te
nemen, welke in dit boek der leer geschreven zijn; indien gij u tot de Eeuwige,
uw G’d, terugkeren zult met geheel uw hart en met geheel uw ziel"
Jes. 2:2-5"En het zal geschieden in het laatste der dagen: dan zal de berg van
het huis van de Eeuwige vaststaan als de hoogste der bergen, en hij zal
verheven zijn boven de heuvelen. En alle volkeren zullen derwaarts heenstromen
en vele natiën zullen optrekken en zeggen: Komt, laten wij opgaan naar de berg
van de Eeuwige, naar het huis van de God Jakobs, opdat Hij ons lere aangaande
zijn wegen en opdat wij zijn paden bewandelen. Want uit Sion zal de wet
uitgaan en het woord van de Eeuwige uit Jeruzalem. En Hij zal richten tussen
volk en volk en rechtspreken over machtige natiën. Dan zullen zij hun zwaarden
tot ploegscharen omsmeden en hun speren tot snoeimessen; geen volk zal tegen
een ander volk het zwaard opheffen, en zij zullen de oorlog niet meer leren.
Huis van Jakob, komt, laten wij wandelen in het licht van de Eeuwige."
Rav Eli Sadan legt het belang
van het wonen in Israël uit aan de hand van de eerste woorden die de Eeuwige
tot ieder van de aartsvaders sprak. Het belang dat de Eeuwige er aan hecht
wordt daarmee duidelijk. De eerste opdracht die G'd aan de aartsvaders gaf was
om te gaan wonen in Eretz Israël.
De eerste opdracht die de Eeuwige aan Avraham Avinu gaf was: “Ga uit uw land
en uit uw maagschap en uit uws vaders huis naar het land, dat Ik u wijzen zal”
(Gen. 12:1). Tussen haakjes Avram kon pas een zegen voor anderen zijn toen hij
in het land Israël ging wonen. Er moest eerst een scheiding met het oude komen
om later een zegen voor het oude te kunnen zijn. Avraham, was tussen
haakjes, als nakomeling van Noachs zoon Shem, de rechtmatige bezitter van het
land. Noach had dit land namelijk aan de nakomelingen van Shem toebedeeld. De
Kanaanieten, nakomelingen van Cham, hadden het onrechtmatig bezet.
De eerste opdracht die de Eeuwige aan Itschak gaf was “Trek niet naar Egypte,
woon in het land, dat Ik u zeggen zal, vertoef in dit land als een
vreemdeling, dan zal Ik met u zijn en u zegenen, want u en uw nageslacht zal
Ik al die landen geven, en Ik zal de eed gestand doen, die Ik uw vader Abraham
gezworen heb” (Gen. 26:2,3)
De eerste woorden die de Eeuwige tot Ya’akov sprak waren “Ik ben de Eeuwige,
de God van uw vader Abraham en de God van Isaak; het land, waarop gij ligt,
zal Ik aan u en aan uw nageslacht geven. En uw nageslacht zal zijn als het
stof der aarde, en gij zult u uitbreiden naar het westen, oosten, noorden en
zuiden, en met u en met uw nageslacht zullen alle geslachten des aardbodems
gezegend worden. En zie, Ik ben met u en Ik zal u behoeden overal waar gij
gaat, en Ik zal u wederbrengen naar dit land, want Ik zal u niet verlaten,
totdat Ik gedaan heb wat Ik u heb toegezegd”(Gen. 28:13-15).
De eerste woorden die de Eeuwige tot Moshé sprak waren; “Ik heb terdege gezien
de ellende van mijn volk, dat in Egypte is, en hun gejammer over hun drijvers
gehoord, ja, Ik ken hun smarten. Daarom ben Ik nedergedaald om hen uit de
macht der Egyptenaren te redden en uit dit land te voeren naar een goed en
wijd land, een land vloeiende van melk en honig, naar de woonplaats van de
Kanaänieten, Hethieten, Amorieten, Perizzieten, Chiwwieten en Jebusieten”
(Ex.3:7, 8)
De eerste woorden die God tot Jozua sprak waren “Mijn knecht Mozes is
gestorven; welnu, maak u gereed, trek over de Jordaan hier, gij en dit gehele
volk, naar het land, dat Ik hun, de Israëlieten, geven zal” Jozua 1:2.
Als eerste opdracht gaf de Eeuwige aan de Aartsvaders de taak om naar Israël
te gaan c.q. in Israël te blijven c.q. naar Israël terug te komen. Rav. Eli
Sadan zegt dat dit ons leert dat het van groot belang is om als Zijn volk in
Israël te gaan wonen. Zo wordt het volk niet beïnvloed door de omgeving (waar
ze uit kwamen). Pas dan kan het volk tot een zegen voor de wereld zijn. Als
het doel duidelijk is, is het niet zo moeilijk om die stap te zetten. Bij
Avraham was het niet duidelijk en toch zette hij die stap
In Parashat Shela Lecha (Num
13:1-15:41) lezen we de geschiedenis van de verspieders die het land Israël
ingingen om te zien wat voor land het was. Num 13:17-20 "17 Mozes dan zond hen
uit om het land Kanaan te verspieden en zeide tot hen: Trekt hier het
Zuiderland in en trekt op naar het bergland, 18 en ziet, hoe het land is, en
of het volk dat erin woont, sterk is of zwak, klein of talrijk; 19 en of het
land, waarin het woont, goed is of slecht, hoe de steden zijn, waarin het
woont, of het in legerplaatsen woont dan wel in vestingen, 20 en of het land
vet is of schraal, of er bomen op staan of niet". Toen ze terug kwamen
spraken 10 van de 12 verspieders samen slecht over het land en geloofden
HaShem niet dat Hij hun het land daadwerkelijk zou geven en die machtige
volken voor hen uit zou drijven. "Ook
verspreidden zij onder de Israelieten een kwaad gerucht omtrent het land dat
zij verspied hadden, door te zeggen: Het land dat wij zijn doorgetrokken om
het te verspieden, is een land dat zijn inwoners verslindt, en alle mensen die
wij daar zagen, waren mannen van grote lengte."
Door ongeloof konden ze niet het land Israël binnen gaan. "Geen van de mannen
die mijn heerlijkheid gezien hebben, en de tekenen die Ik in Egypte en in de
woestijn gedaan heb, en die Mij nu reeds tienmaal verzocht en naar mijn stem
niet geluisterd hebben, 23 zal het land zien, dat Ik onder ede aan hun vaderen
beloofd heb! Ja, niemand van hen, die Mij versmaad hebben, zal het zien".
De Joodse overlevering vertelt dat deze gebeurtenis plaatsvond op de 9e
Av. Dat is dezelfde datum als de verwoesting van beide tempels. Deze
gebeurtenis van het niet optrekken naar het land Israël heeft dus een direct
verband met de vernietiging van de Beth HaMikdash. Chazal zegt dat de Shechina
nooit helemaal terug heb kunnen keren op de 2e Beth HaMikdash vanwege het niet
terugkeren van een groot gedeelte van de Joden nadat koning Koresh de
toestemming gaf om terug te keren en de Tempel te herbouwen
Als Tikun voor deze geschiedenis doet sindsdien elke vrome Jood zijn uiterste best
om zijn, ochtend-, middag- en avond gebeden uit te spreken in een minyan, een
groep van 10 mannen. Tien mannen die nu bij elkaar komen om goede dingen uit
te spreken. De beste tikun die een vrome Jood echter kan doen voor deze
gebeurtenis in de woestijn is het met zijn gezin in geloof optrekken naar het
land Israël nu HaShem de poorten weer heeft geopend om in vertrouwen op HaShem
in het land te gaan wonen en het land op te gaan bouwen. Dat is dé tikun voor
het niet op durven trekken het land Israël toen op dat moment.
Terugkeer
naar Israël is het begin van het herstel. Het is een wezenlijk onderdeel van
het ‘teshuva’, het bekeringsproces. Voor een Jood is zijn ‘teshuva’ pas
compleet als hij ook weer naar Eretz Israël terug keert. In Deut 30:2-8 staat
“en wanneer gij u dan tot de Eeuwige, uw God, bekeert en
naar zijn stem luistert overeenkomstig alles wat ik u heden gebied, gij en uw
kinderen, met geheel uw hart en met geheel uw ziel, dan zal de
Eeuwige, uw God, in uw lot een keer brengen en Zich over u erbarmen; Hij
zal u weer bijeenbrengen uit al de volken, naar wier gebied de Eeuwige, uw
God, u verstrooid heeft. Al waren uw verdrevenen aan het einde des hemels,
de Eeuwige, uw God, zal u vandaar bijeenbrengen en vandaar halen; de Eeuwige,
uw God, zal u brengen naar het land, dat uw vaderen bezeten hebben,
gij zult het bezitten en Hij zal u weldoen en u talrijker maken dan uw vaderen.
En de Eeuwige, uw God, zal uw hart en het hart van uw nakroost besnijden,
zodat gij de Eeuwige, uw God, liefhebt met geheel uw hart en met geheel uw
ziel, opdat gij leeft. De Eeuwige, uw God, zal al deze vervloekingen op uw
vijanden en uw haters leggen, die u vervolgd hebben. Gij zult weer naar de
stem van de Eeuwige luisteren en al zijn geboden volbrengen, die ik u heden
opleg”. Zonder terugkeer naar het land is de ‘teshuva’ niet compleet. Net
zoals de terugkeer naar G’d een ‘daad uit vrije wil en vanuit ‘eigen
inspanning is, zo is dat ook met de terugkeer naar het land. Dat staat los van
het gegeven dat HaShem de situatie zo zal creëren dat uiteindelijk het hele
Joodse volk terug zal keren naar G’d en naar het land. Het bekeringsproces kan
met een terugkeer naar het onderhouden van de Thora instructies beginnen. Het
kan aan de andere kant juist ook met de terugkeer naar Israël beginnen zonder
dat het al gevoed wordt door de overtuiging dat men er G’d gehoorzaam mee is.
Iedere Jood heeft een als het ware ‘ingeschapen’ verbinding met het land
Israël. In Ezech 36:20-28 staat “En bij alle volken waar zij kwamen,
ontheiligden zij mijn heilige naam, doordat men van hen zeide: Dezen zijn het
volk van de Eeuwige, maar toch moesten zij weg uit zijn land. Dit deed Mij
leed om mijn heilige naam, die het huis Israëls ontheiligd had onder de volken
in wier gebied zij gekomen waren. Daarom, zeg tot het huis Israëls: Zo zegt
HaShem de Eeuwige: niet om uwentwil doe Ik het, o huis Israëls, maar om mijn
heilige naam, die gij ontheiligd hebt onder de volken in wier gebied gij
gekomen zijt. Ik zal mijn grote naam die onder de volken ontheiligd is, die
gij te midden van hen ontheiligd hebt, heiligen; en de volken zullen weten,
dat Ik de Eeuwige ben, luidt het woord van HaShem de Eeuwige, wanneer Ik Mij
voor hun ogen aan als Heilige zal betonen. Ik zal u weghalen uit de volken
en u bijeenvergaderen uit alle landen, en Ik zal u brengen naar uw eigen
land; Ik zal rein water over u sprengen, en gij zult rein worden; van
al uw onreinheden en van al uw afgoden zal Ik u reinigen; een nieuw hart
zal Ik u geven en een nieuwe geest in uw binnenste; het hart van steen zal Ik
uit uw lichaam verwijderen en Ik zal u een hart van vlees geven. Mijn Geest
zal Ik in uw binnenste geven en maken, dat gij naar mijn inzettingen wandelt
en naarstig mijn verordeningen onderhoudt. Gij zult wonen in het land dat Ik
uw vaderen gegeven heb; gij zult Mij tot een volk zijn en Ik zal u tot een God
zijn. Dit gedeelte in Ezechiël leert ons dat de fysieke terugkeer vooraf kan
gaan aan een geestelijk herstel. Daar waar HaShem de gevangenisdeuren van de
‘galut’ openzet is het aan het volk om de gevangenis uit te gaan.
Het volk Israël hoort thuis in Israël. Daar is hun bestemming en dat is de
bestemming van het land. De ‘Admore van Ostrovtza’ leert: “Elke Jood hoort te
zeggen, als men vraagt waar hij of zij vandaan komt: Ik kom van Eretz Israël”
want elke Jood behoort met alles in zich aan Eretz Israël toe. Yoseph zei,
toen hij als slaaf in Egypte was: Ik ben gestolen van het land van de
Hebreeërs. Hij gaf aan dat hij in Eretz Israël thuishoorde. Daarom werd hij in
Israël begraven. Toen men over Mozes zei” Een Egyptische man heeft ons gered”
ontkende het niet. Daarom werd hij niet in Eretz Israël begraven. Door de
belofte van God kan iedere Jood zeggen dat hij/zij van Eretz Israël komt.
Iedere Jood zo, vertelt de Admore verder die door Rabbijn Samson wordt
aangehaald, behoort in zijn diepste wezen thuis in Eretz Israël. Het is dan
ook logisch dat ook veel seculiere Joden zijn die een verlangen hebben om in
Eretz Israël te wonen. Veel seculiere Joden die eens in Israël op bezoek zijn
geweest ervaren er van binnenuit hun thuis te ontdekken. Dit is ook een van de
motivaties van het Birthright programma om Joodse jongeren met het land Israël
kennis te laten maken.
Israel is het enige veilige land voor het volk
Israël. Er is geen veiliger plaats voor hen. In 1991, tijdens de eerste
Golfoorlog, toen de Scud raketten door Irak op Israël werden afgevuurd zei, de
Lubavitcher Rebbe Rav. Menachem Schneerson "Eretz Israël is de meest veilige
plaats voor een Jood om te wonen.
Er is een geschiedenis bekend van een Joodse
familie die in de jaren 30 naar Israel aliyah maakte vanuit Polen. Toen in het
jaar 1938 zijn vrouw zwanger was besloot ze naar Polen te gaan om daar bij
haar moeder thuis te bevallen. Haar man bleef in Isaël. Hij had geen werk en
zocht naar een baan maar kon deze niet vinden. Hij ging naar zijn rabbijn om
zijn zegen te vragen om ook weer naar Polen te gaan. Daar zou het ook
makkelijker voor hem zijn om werk te vinden. De rabbijn gaf hem echter niet
zijn zegen. Het advies van zijn rabbijn opvolgend schreef hij naar zijn vrouw
dat hij niet kwam en als ze bij hem wilde zijn, moest ze ook weer naar Eretz
Israel komen. Dat deed ze. Kort daarop kwam Hitler (yimach shemo) in Polen. De
gehele familie van de vrouw in Polen is uitgemoord maar zij en haar familie
waren 'veilig' in Eretz Israel.
In 1933, toen Hitler (yimach shemo) aan de
macht kwam, leerde Rabbijn Moshe D. Lichtman in een siur, kwam een van de
leiders van de Radin Yeshiva naar de Chafetz Chaim om hem te vragen over het
lot van de Joden daar hij zijn doel duidelijk te kennen had gegeven namelijk
het Joodse volk (G'd verhoedde het) geheel te vernietigen.. De Chafetz Chaim
gaf als antwoord aan de leiders. "Het zal hem niet gelukken. Niemand is het
gelukt ons volk in de verstrooing te vernietigen. Er staat namelijk geschreven
'Indien Esau op de ene groep afkomt en die verslaat, dan kan de groep die
overblijft, ontkomen. (Gen 32:9)". De vraagsteller begreep dat het gevaar
wezenlijk was en vroeg verder. Als de onderdrukker er (G'd verhoedde het) er
in slaagt een gedeelte van het Joodse volk te vernietigen wie is dan 'de rest
van de groep' die ontkomt?. De Chofetz Chaim antwoordde: 'Ook dit staat staat
duidelijk in de Geschriften 'Op de berg Sion zal er ontkoming zijn (zullen
ontkomers zijn), en dat zal een heilig zijn (Ob 1:17)'. De vraagsteller
verliet toen zeer geschokt de Chofetz Chaim. Voor hem het duidelijk dat het
Heilige Land gespaard zou blijven van het plan Hitler (yimach shemo). Dit, zo
leerde Rabbijn Lichtman verder, verklaard wellicht waarom Ya'akov, nadat hij,
ongedeerd uit Esav 'klauwen' was gekomen, een stuk land kocht in Eretz Israel
"Ya'akov kwam op zijn tocht uit Paddan-aram geheel aan bij de stad Sichem, in
het land Kanaan en sloeg zijn legerplaats ten oosten van de stad op; hij kocht
voor honderd geldstukken het stuk land waarop hij zijn tent gespannen had, van
de zonen van Hemor, de vader van Schem.' (Gen. 33:18,19). Ya'akov, begreep, zo
zei de rabbijn verder, dat de beste manier voor de Joden was om te overleven
is het opbouwen van de enige echt veilige 'haven' die het Joodse volk heeft:
Eretz Israel. Maar dat niet alleen. Ibn Ezra geeft het volgende commentaar op
dit gedeelte. "Deze geschiedenis staat in de Thora om te laten zien dat het
land Israel iets groots heeft en dat het deel er in hebben wordt beschouwd als
een deel in de toekomstige wereld.Hij ontvluchte niet alleen onderdrukking
maar ging vooruit naar een hoger spiritueel plan, zo leerde Rabbijn Lichtman.
God heeft het land Israël passend geschapen voor het volk Israël. De atmosfeer
is passend voor het volk Israël. Het is goed voor hun gezondheid. Het volk
Israël hoort bij het land Israël. Israël is als volk en als land uitgekozen
door de Eeuwige (Ps 132:13, 135:4). Het land is de woonplaats van de Eeuwige.
De intentie van de vijand van Israël is om zelf hier in het land te heersen.
De Thora verbied Zijn volk om dat toe te staan omdat zij tegen de instructies
van de Eeuwige ingaan. Het volk Israël moet op de belofte van HaShem aan
Avraham vertrouwen. Niet de VN of de VS of welke andere mogendheid zijn d
gever van het land aan het volk Israël maar HaShem zelf.
De Eeuwige komt weer in Zijn tempel wonen, temidden van Zijn volk, als
voorheen: Zach. 2:10-12 “Jubel en verheug u, gij dochter van Sion! want zie,
Ik kom in uw midden wonen, luidt het woord van de Eeuwige, en vele volken
zullen te dien dage gemeenschap zoeken met de Eeuwige en zij zullen Mij tot
een volk zijn, en Ik zal in uw midden wonen. Dan zult gij weten, dat de
Eeuwige der heerscharen mij tot u gezonden heeft. En de Eeuwige zal Yehuda op
de heilige bodem als zijn erfdeel in bezit nemen en Hij zal Yerushalayim nog
verkiezen.”
Om op te trekken naar Eretz Israël is inzicht nodig op de noodzaak om als Jood
in Eretz Israël te wonen. Dan is er verder ook Emuna (geloof en vertrouwen in HaShem)
voor nodig om te geloven in de beloften die de Eeuwige heeft gegeven met
betrekking tot het gaan wonen in Eretz Israël. Over het gevaar van het
ontbreken van geloof brengt Rabbijn Tzvi Yehuda, bij monde van Rabbijn David
Samson, de situatie van het volk Israël in herinnering, toen de twaalf
verspieders terug kwamen en het volk het slechte bericht van de tien
verspieders geloofden en het land Israël niet durfden in te gaan in plaats dat
zij in geloof, vetrouwend op de beloften van de Eeuwige het land binnen zouden
trekken. De neiging om opnieuw in deze zonde te vallen bestaat nog steeds in
het volk zo leert hij en zelfs grote 'Talmidei Chachamim' kunnen hierdoor
beïnvloedt worden. Ook in de wereld van Thora heeft ieder nog steeds een vrije
keus en ieder kan daarom ook in die fout vallen.
Ook is er Emuna nodig om in het land Israël te wonen. Het wonen in het land
Israël is niet altijd gemakkelijk voor het Joodse volk. Vaak lijkt het
moeilijker om als Jood in Eretz Israël te wonen dan er buiten. Het is de
bedoeling dat het Joodse volk altijd en in alles hun vertrouwen op de Eeuwige
stelt 'Wiens ogen voortdurend op hen zijn gericht'. (Deut.
11:12). Het land Israël geen natuurlijke waterbronnen van HaShem
gekregen. De bronnen die er zijn zijn evenals de rest van het land afhankelijk
van de regen die de Eeuwige geeft. Dit heeft de Eeuwige zo gedaan opdat het
volk Hem 'ten alle tijde zal zoeken en hun vertrouwen op de Eeuwige zal
stellen'. Dan zal het goed met hen gaan in Eretz Israël.
Met betrekking tot de komende verlossing zijn de huidige tegenstanders van het Zionisme
(onder de Orthodoxe Joden) degenen
die een verlossing verwachten die op een miraculeuze manier plaats vindt.
Maar, zo leert Rabbijn Kook, kan de verlossing ook plaats vinden in
de vorm van een geleidelijk proces zoals nu ook de Joden geleidelijk terug
komen en gebracht worden naar Eretz Israël.
HaRav David Samson haalt HaRav Tzvi Yehuda HaCohen Kook aan als hij zegt dat
de aanwezigheid in Israël van een soevereine Joodse regering, een Israëlisch
leger en een nationale kalender die gebaseerd is op het Joodse jaar
manifestaties van de Shechina in fysieke vorm. We kunnen het huidige
terugkeren van het volk Israël en het tot ontwikkeling komen van deze dingen
zien als God die de gevangenen van Zion aan het terugbrengen is. Ps. 126:1-3 "Toen
de Eeuwige de gevangenen van Sion deed wederkeren, waren wij als degenen die
dromen. Toen werd onze mond vervuld met lachen, onze tong met gejuich. Toen
zeide men onder de heidenen: De Eeuwige heeft grote dingen bij hen gedaan! De
Eeuwige heeft grote dingen bij ons gedaan, wij waren verheugd."
Alleen als het volk Israël weer in het land Israël woont zal de Tempel weer
herbouwd worden ja pas kunnen worden. De Tempel kan er alleen staan als het
land Israël door het volk Israël bewoont wordt. Lev. 26:11,12: "En Ik zal mijn
tabernakel in uw midden zetten, en Ik zal geen afkeer van u hebben, maar Ik
zal in uw midden wandelen en u tot een God zijn en gij zult Mij tot een volk
zijn.". In Talmoed Yerushalmi Yoma 1:1[4b]staat, zo schrijft
Rabbijn Teichtal "Elke generatie die niet getuige is van de herbouw van de
Beit HaMikdash wordt beschouwd als zijnde dat ze hem vernietigd heeft.". Dat
leert ons de verantwoordelijkheid om er alles aan te doen om de Tempel te (helpen/doen)
herbouwen. Dat is in de eerste plaats om als Jood in Eretz Israel te komen
wonen.
Als de Tempel er weer zal staan kan de Thora pas weer in zijn geheel
onderhouden worden.
Zionisme,
gebaseerd op het dienen van de Eeuwige, is een basis Thoraprincipe.
Deut 11:31b en 32 "en gij zult het in bezit
nemen en daarin wonen; dan zult gij naarstig onderhouden al de inzettingen en
de verordeningen, die ik u heden voorhoud"
Joden, Israëlieten, waar je ook bent,
kom naar huis, naar
Eretz Israel !!!
Op! terug naar ons volk en ons
geboorteland
Jer. 46:16
Een bedevaartslied. Toen
de Eeuwige de gevangenen van Sion deed wederkeren, waren wij als degenen die
dromen. Toen werd onze mond vervuld met lachen, onze tong met gejuich. Toen
zeide men onder de heidenen: De Eeuwige heeft grote dingen bij hen gedaan! De
Eeuwige heeft grote dingen bij ons gedaan, wij waren verheugd. Eeuwige, wend
ons lot als beken in het Zuiderland. Wie met tranen zaaien, zullen met gejuich
maaien. Hij gaat al wenende voort, die de zaadbuidel draagt; voorzeker zal hij
komen met gejuich, dragende zijn schoven. Ps. 126
Bronnen:
* Tenach
* Kuzari, geschreven door Rabbijn Jehuda
HaLevi
* Orot by Rabbi Abraham Isaac Kook
* Torat Eretz Yisrael, The
Teachings of HaRav Tzvi Yehuda HaCohen Kook, geschreven door HaRav David
Samson
* Ein Habanim Semeichah, on Eretz
Yisrael, Redemption, and Unity, geschreven door HaRav Yisachar Shlomo Teichtal
* Lights on
Orot Eretz Yisrael The Teachings of HaRav Avraham Yitzhak HaCohen Kook
geschreven door HaRav David Samson
* War and Peace,
The
Teachings of HaRav Avraham Yitzhak HaCohen Kook geschreven door HaRav David Samson
* Jerusalem, The eye of the Universe,
geschreven door Rabbijn Aryeh Kaplan
Rabbi Avraham Jitschak Kook
הרב אברהם יצחק הכהן קוק
(1865 – 1935)
Essay geschreven door Rabbijn Ahron Daum uit Antwerpen en in het Nederlands
vertaald door Petra Van Hamme
Biografie
Rav Kook werd geboren in
Griva, Letland in 1865. Zijn vader was een leerling van de Volozhin Yeshiva,
het centrum van 'Mitnagdut' (de oppositie en tegenstander van het
Chassidisme), de moeder van de Lithuaanse Yeshiva's. Maar zijn grootvader was
lid van het Chassidisme. Rav Kook was de oudste van 8 kinderen.Hij is gekend onder de naam ''Harav
Avraham Jitschak Hakohen Kook of ook kortweg ‘Harav’. Hij was een van de meest
geliefde Rabbijnen van de 20ste eeuw.
Als kind had hij de reputatie
van 'Ilui' (Talmoedgenie). In 1884 kwam hij, op 18-jarige leeftijd, in de
Volozhin Yeshiva, waar hij ook goed bevriend kwam met Rabbi Naftali Zvi Yehuda
Berlin (de Netziv - rector) van de Rosh Yeshiva. Hoewel hij slechts anderhalf
jaar op de Yeshiva verbleef, studeerde hij tijdens deze tijd ongeveer 18 uur
per dag.
In 1886 trouwde hij met
Batsheva, de dochter van Rabbijn Eliyahu David Rabinovitz-Teomim. Hij was
Rabbijn van de beroemde Lithouwse stad ‘Ponovitch’. Deze Rabbijn werd later
Opperrabbijn van Jeruzalem. Op de leeftijd van 23 kreeg hij zijn eerste
Rabbinale positie als Rabbi van Zaumel, Lithuania. In 1888 stierf zijn vrouw
en zijn schoonvader overtuigde hem te hertrouwen met zijn vrouws nicht
Raize-Rivka. Tussen 1901 en 1904 publiceerde hij drie artikelen die
anticiperen op de filosofie die hij ontwikkelde over ‘Erets Israel’. Tijdens
deze periode schreef hij een aantal werken, waarvan een commentaar op de
Talmoedische tractaten ‘Berachot’ en ‘Shabbat’, getitteld 'Eyn Ayah'. Verder
schreef hij een belangrijk boek over de moraal en spiritualiteit met als titel
'Mussar Avikhah'.
In 1903, toen Rav Kook naar
Erets Israel op bezoek ging, waren de Joodse kolonieën verdeeld en gescheiden
in sektes of groepen. Iedere groep wilde datgene behouden dat het van zijn
geboorteland had meegenomen. Rav Kook was het in die dagen niet eens met deze
sfeer van verdeeldheid onder de Joodse pionieren en nam de bijna onmogelijke
taak op zich: het verenigen van de Joodse idealisten onder een richtlijn.
Zijn hoge spirituele staat
toonde hem dat met de terugkeer van de Joden naar het land Israël wellicht
zijn fysieke exil beëindigd is maar dat dit niets betekende voor de spirituele
uittocht - de verdeeldheid onder de Joden, dit is de wortel van alle
problemen. Hij probeerde ons te wekken om terug te keren naar de spirituele
staat die we vóór de vernietiging van de tempel hadden, een staat die zijn
uitdrukking vond in liefde en eenheid.
In 1904 maakte Rav Kook Aliya
naar Israël waar hij een Rabbinale functie vervulde in de stad Jaffa, deze
functie hield ook de verantwoordelijkheid in voor de seculiere zionistische
agrarische kolonies vlakbij. Zijn invloed op de mensen in de verschillende
geledingen van de samenleving was reeds merkbaar, als hij probeerde de Torah
en Halacha in te voeren in het leven van de stad en de kolonies.
Rav Kook was net op reis in
Europa toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak. Omdat het op dat moment onmogelijk
was om terug te keren naar het land Israël, bleef hij noodgedwongen een paar
jaar in Engeland, waar hij werd benoemd tot Rabbijn van Whitechapel, Londen.
In 1916 werd hij Rabbijn van de
Spitalfields grote synagoge, een gemeenschap van geïmmigreerde Oost-europese
orthodoxe Joden in Brick Lane. Daar werd hij betrokken bij de activiteiten die
hebben geleid tot de Balfour verklaring. (1917)
Na zijn terugkeer werd hij
benoemd tot Rav van Jeruzalem, en kort erna, tot Asjkenazische Opperrabbijn
van het land ‘Palestina’ in 1921. Hij stichtte een Yeshiva met de naam
‘Mercaz’ in Jeruzalem in 1924. Toen Rav Kook als eerste opperrabbijn werd
benoemd, kreeg hij veel kritiek te verduren en veel mensen waren tegen zijn
aanstelling. Rav Kook reageerde door tegen zijn critici te zeggen dat ze
gelijk hadden. Hij zei dat er veel mensen in de wereld waren en ook veel
geleerden in de heilige stad Jeruzalem die groter waren dan hij. Hij zei dat
de schoenen van de positie van Opperrabbijn te groot voor hem waren en dat hij
ze daarom moest opvullen met stro. Maar, legde hij uit, de stro in opgevulde
schoenen heeft harde en scherpe randjes die de voeten vaak irriteren. Rav Kook
meende dat de critici die zijn kwalificaties als opperrabbijn in twijfel
trokken te vergelijken waren met het stro in te grote schoenen; net als het
echte stro irriteerde, irriteerden ook zijn critici hem. Maar hij had ze nodig
om de schoenen die men hem had gegeven te kunnen dragen. Rav Kook keek met
andere woorden naar de situatie en zag iets positiefs en goeds in zijn felle
criticasters. Hij plaatste de situatie in een ander kader, zodat hij de
positieve kant liet zien van iets wat anders negatief was.
Rav Kook had een uitgesproken
mening over de migratie naar Israël. Volgens hem had de joodse migratie een
religieuze betekenis. Rav Kook zag deze migratie als het einde van de lange
galut, ballingschap. Ook de niet-religieuze migranten vervulden volgens
hem een religieuze rol door het joodse land op te bouwen. Het feit dat de
Engelsen een Opperrabbijn hadden aangesteld over hun mandaatgebied zag hij als
voorteken van het herstel van het ‘sanhedrin’ (hooggerecht tijdens de periode
van de tweede tempel).
Rav Kook was een man van de
Halacha in de strikte zin van het woord, terwijl hij tegelijkertijd open stond
voor nieuwe ideeën. Dit leidde wel eens tot enorme wereldverbreide
misverstanden met veel religieuze en niet-religieuze mensen.
Rav Kook bouwde bruggen van
communicatie tussen de verschillende Joodse sectoren, inclusief de seculiere
Joodse Zionistische leiders, de Religieuze Zionisten en de meer traditionele
niet-Zionistische orthodoxe Joden. Hij geloofde dat de moderne beweging om een
Joodse staat te stichten in het land Israël theologische betekenis had en dat
de Zionisten pionieren waren in het hemels plan om de messiaanse tijd te
brengen. Hij becommentarieerde eens dat de oprichting van het Opperrabbinaat
de eerste stap was naar de wederoprichting van het sanhedrin. Herhaaldelijk
verklaarde hij dat de verlossing alleen bewerkstelligd kan worden door onszelf
te verbinden en dat alleen door toepassing van de wijsheid zo'n daad mogelijk
zou zijn. In die context schreef hij: 'De geheimen van de Torah brengen
verlossing en brengen het volk Israël terug naar hun land'.
Hij schreef vele boeken over
zowel de Halacha als Joods denken. Deze boeken alsook zijn persoonlijkheid
blijven veel invloed hebben tot de dag van vandaag. Orot (lichten) is het
meest bekende werk van zijn vele hooggewaardeerde boeken.
Hij was vader van drie kinderen
met zijn twee vrouwen. Twee dochters en een zoon, Rabbi Zvi Yehuda Kook. Zijn
neefje was Hillel Kook.
Hij stierf in 1935.
Rav Kook is een van de meest
prominente Rabbi's in de geschiedenis van het Joodse volk. Hij was een
opmerkelijk spiritueel leider, een briljant geleerde, een rechter in joodse
zaken, een mysticus, een filosoof en een heilige ‘tsaddiek’ (heilig man).
Boven alles was Rav Kook een
groot Luriaans kabbalist die zijn leven wijdde aan het overbrengen van de
boodschap over eenheid van het volk. Vanuit het hoog niveau van zijn
spirituele staat, riep hij het gehele Joodse volk op zich te verenigen en de
spirituele band onder de mensen te vernieuwen.
De spirituele bevrijding
van het volk van Israël, de natuurlijke binding tussen de grote Joodse
groeperingen was voor Rav Kook een randvoorwaarde voor de oprichting van de
moderne staat Israël. Herhaaldelijk verklaarde hij dat de verlossing van het
volk Israël alleen bewerkstelligd kon worden door onszelf te verbinden en dat
alleen door toepassing van de wijsheid van Kabbala en een authentisch Jodendom
zo’n daad mogelijk zou kunnen zijn. In die context schreef hij, “De geheimen
van de Torah brengen verlossing en brengt het volk van Israël terug naar hun
land” (Orot, p. 95)Hij vermelde daarbij vaak dat het geheim
van de kracht van het land Israel lag in de verbinding tussen zijn leden en
dat eenheid en spiritualiteit werkelijk een en hetzelfde waren. Hij schreef
dat als wij onszelf verenigden, we allen zouden terugkeren naar onze
spirituele staat, terug naar de wortel van ons wezen opdat we vredig en rustig
in ons land konden leven.
Relatie met het Zionisme
Rav Kook zag zichzelf niet als
zionist. Hij had veel kritiek op het zionisme, vooral omdat het over het
algemeen een niet-religieuze (en soms zelfs anti-religieuze) beweging was.
Zijn zoon, Rav Zvi Yehuda, volgde zijn vader op als rector van ‘Merkaz haRav’.
Hij wordt gezien als grondlegger van het religieuze zionisme.
Terwijl Rabbi Kook gekend is
als een van een belangrijke denkers van het religieus Zionisme, stond hij ook
heel dicht bij wat gekend is als ‘Hardal’ (Orthodox Haredisch nationaal
religieus Jodendom). Er zijn inderdaad verschillende belangrijke aanwijzingen
waarin Rav Kook zeer kritisch is tegenover de meer modern-orthodoxe religieuze
Zionisten (Mizrachi) die hij als naïef zag. Rav Kook was altijd kritisch
tegenover zij die in het heilig land leefden. Hij karakteriseerde hun manier
van leven als beïnvloed door de negatieve en abnormale condities van de Joodse
exil en hierdoor als niet authentisch. Rav Kook was geïnteresseerd in het
uitbreiden en verenigen van de verschillende groeperingen binnen het jodendom
en zag bij elke groepering zowel de goede als de slechte kanten.
Het zou daarom niet juist zijn
Rav Kook te zien als een Zionist die geloofde in de wederoprichting van het
Joodse volk in een nieuwe moderne staat in Israël. Rav Kooks motivatie was
uitsluitend gebaseerd op de Joodse wet ‘Halacha’ en bijbelse profetiën. Zijn
sympathie tegenover de Zionistische beweging kan gezien worden als een
stapsteen naar de religieuze Zionistische beweging na zijn dood.
De Israëllische moshav ‘Kfar
Haroë’ (de eerste nationaal religieuze Yeshiva Bné Akiva-Yeshiva), gesticht in
1934 werd naar Rav Kook genoemd. Haroë naar Harav Avraham Kohen.
Zijn zoon Zvi Yehuda Kook was
zijn belangrijkste student en hij nam na de dood van zijn vader docerende
taken over aan de Merkaz Harav. Hij wijdde zijn leven aan het verder zetten
van de filosofie van zijn vader.
Rav Kooks geschriften en
filosofie deden de Hardal religieuze Zionistische beweging ontstaan die
vandaag de dag geleid wordt door Rabbijnen die studeerden onder Rav Kook en
zijn zoon.
Hoewel Rav Avraham Yitzchak
Kook geen aanhanger van het zionisme in de letterlijke zin genoemd kan worden,
zijn veel van zijn geschriften sterk zionistisch getint, maar altijd binnen
een religieuze context:
“Bij
alle andere volkeren en naties is de wens om te leven in een maatschappij
gebaseerd op een economische structuur. De belangrijkste factor is de zorg van
de mens om zijn levensomstandigheden te verbeteren. Deze levenskracht (de
drijfveer van deze wens) kan gezien worden als de bron van orde en schoonheid
die het hart van de mens verblijdt. Hierdoor wordt het nationale zijn
gecreëerd. In Israël daarentegen, rust een G’ddelijke kwaliteit in de ziel van
het volk, een dorst naar kennis en naar het ervaren van de aanwezigheid van
G’d. Dit is de essentie waarop het leven gebaseerd is. De wens om dichter bij
G’d te komen (…)
Het heilige verbond tussen
Israël en Het Heilige Land kan niet vergeleken worden met enige andere band
tussen de volkeren en hun land. De natuurlijke band tussen een volk en een
land ontstaat over een lange periode, door vele gebeurtenissen en door de vele
mensen die in een bepaald land leven. Zo ontwikkelt zich een historische band
door gewoonte, die voor de toekomstige generaties het volk en het land aan
elkaar bindt. Dit idee vind je niet terug in de G’ddelijke werkelijkheid,
waarin het volk Israël door de G’ddelijke bron aan dit heilige en mooie land
wordt gebonden.
Onze band met Eretz Israel
is niet toevallig. Het is een natuurlijke, en G’ddelijke band. Ons hele
bestaan, ons hele zijn, is gebonden aan dit mooie land, en de lange tijd
gedurende welke wij vanwege onze zonden verbannen waren uit ons land, ‘exil’,
heeft niets aan onze fundamentele waarden veranderd. We hebben ons altijd met
ons hele hart en onze hele ziel verbonden gevoeld met Erets Israël”.
‘Tesjoeva’
los van de zonde
Rav Kook schreef onder
meer een verhandeling over ‘tesjoeva’ en gaf het de titel ‘lichten van
bekering’ mee, waarmee hij duidelijk aansluit bij de mystieke Joodse traditie,
de Kabbala, maar ook zijn eigen, originele interpretatie komt boven.De kern van zijn opvatting is,
dat de wereld alleen tot aanzijn kon komen doordat de oneindige G’dheid zich
voor een deel terugtrok en er een leegte ontstond. Toen daarin een G’ddelijke
vonk licht kwam barstte de wereld uit elkaar in allerlei stukken. Overal in
onze werkelijkheid zijn daardoor lichten van Gods aanwezigheid te vinden en
het is de opdracht van de mens deze te zoeken en te verzamelen. De noodzaak en
de mogelijkheid van ‘tesjoeva’, omkering is dus al gegeven met de schepping en
staat eigenlijk los van de mens die zondigt. Het begrip bekering, omkeer
krijgt een geheel nieuwe betekenis! De mens wordt niet negatief gezien als
zondaar, maar positief als iemand die kan bijdragen aan het herstel van de
wereld. Hoe? Door de geboden te houden. Volgens de gewone argumentatie is
‘tesjoeva’ de schuldgevoelens die een rol spelen. Ze zijn de signalen die me
zeggen dat ik me moet omkeren en naar de geboden moet leven, zoals pijn me
zegt dat mijn lichaam ziek is. Bij Rav Kook is ‘tesjoeva’ echter niet alleen
een individueel proces, maar heeft het een kosmische dimensie. Ieder mens kan
bijdragen aan het herstel. Jesaja maakt ons duidelijk dat niet alleen Joden,
maar ook de volken daarin betrokken zijn, als hij zegt dat zij naar Jeruzalem
zullen komen om Tora te leren. (Jes 2:3)
Kabbala
Rav Kook was een van de grote
kabbalisten van de 20ste eeuw. Hij waarschuwde dat er twee manieren
zijn waarop mensen zich omhoog kunnen werken: door hard te werken (de enige
manier) of door anderen om zich heen te kleineren (de laakbare manier). “Pas
op voor leraren die denken dat ze het monopolie op de wijsheid bezitten”.
“Hoor mij, mijn volk, ik spreek
naar jullie vanuit mijn ziel…..vanuit dat gevoel dat dieper ervaar dan alle
sensaties in mijn leven, dat jij en alleen jij de inhoud van mijn leven
bent…”(De Rav Kook, Zijn Kamers, p. 181).
Ontwaken en verbinden
“Ons gehele werk bestaat alleen
uit het verbinden van alle verschillende Joodse stromingen en de breuken te
herstellen die onder ons aanwezig zijn,” (Igrot, Part 4, p. 104).
De Advocaat van Liefde en
Vrede
"Ik zou wensen dat de gehele
mensheid in één enkel lichaam zou passen, zodat ik hen allen kon omhelsen,”
(uit een gesprek tussen de Rav Kook met de seculiere schrijver Alexander
Ziskind Rabinowitz)
De Rav Kook liep over van
liefde voor Erets Israel en de gehele wereld. Zijn liefde was waarachtig en
onvoorwaardelijk als de Moederliefde voor haar kind. Zijn volle verlangen was
ons allen in zijn liefde te verbinden, hij wist dat alleen zijn liefde ons het
echte geluk en harmonie zou kunnen brengen.
Rav Kook verklaarde dat de
kwaliteit van liefde een spirituele kwaliteit is en dat de wijsheid van
Kabbala de enige methode is om dit toe te eigenen: “De wijsheid van de
Waarheid leert ons de globale eenheid……en hoe het licht te volgen zonder te
falen,”(de Rav Kook, Orot Kodesh, Part 2. P. 393).
De Studie van Kabbala Is de
Sleutel
“Nu komen de dagen nader dat
een ieder zal zien en weten dat de verlossing van Israel en de verlossing van
de gehele wereld volledig afhangt van de verschijning van de verborgen
wijsheid van het licht (de Kabbala) van de eeuwigheid van de geheimen van de
Tora in een heldere taal, “(the Rav Kook, Igrot, Part 1, p. 92).
Rav Kook zei vaak dat het zijn
werkelijke wens was te graven in de wijsheid van het verborgene, want dit was
het meest belangrijke voor hem. “Wat ik voel, de bevrediging en plezier in de
studie van het verborgene….is mijn enige doel”. Alle taken van andere
vaardigheden zijn ondergeschikt aan mijn wezen,” (Mist of Purity, p.
31).
Hij moedigde ons te verbinden
met de geheimen van de wijsheid van Kabbala en vaak bekritiseerde hij hen die
zich publiekelijk tegen zijn verspreiding uitspraken. Hij wist dat alleen door
het bestuderen van de kabbalistische geheimen, we geluk en eenheid zouden
vinden. “In onze levens, is het nodig dat de verborgen geheimen geopenbaard en
toegankelijk worden. Door het openbaren van deze geheimen zullen we onszelf
ontdekken en weten wat er in ons verborgen is”(the Rav Kook, Maamarei Raiah,
p. 153).
Vandaag, vele jaren nadat
spirituele grootheden als Rav Kook de wijsheid van Kabbala in onze wereld
brachten is zijn advies meer dringend dan ooit. Zijn geschriften tonen de
enige manier onszelf te veranderen voor een betere toekomst. Het enige dat ons
te doen staat is er onze harten en gedachten open te voor stellen.
Vegetariër
Luisterend naar de opvatting
van iemand als Rav Kook bevinden we ons wel in een geheel andere wereld dan
die van de Bijbel, waarin zonde, offer en schuld-belijdenis nauw samenhangen.
Na de verwoesting van de tempel in het jaar 70 stonden de toenmalige Rabbijnen
voor de vraag hoe het Jodendom kon voortbestaan zonder tempel en offers. In de
Talmoed komen we verschillende antwoorden tegen. Zo wordt gezegd dat
geen enkel offer meer nodig is, maar dat in de toekomst nog wel het offer zal
worden gebracht dat mincha heet en een meeloffer is. Offers waren nodig
vanwege de verzoening, maar ook als middel om de relatie tussen God en mens te
bevestigen. De verwoesting van de tempel heeft het positieve gevolg gehad dat
mensen nu veel meer betrokken zijn bij die relatie. Ze zijn nu zelf
verantwoordelijk voor wat in hun vermogen ligt. Voor Rav Kook betekent dit ook
dat we zijn opgeklommen tot een hoger niveau van leven. Dat er geen offers
meer zullen zijn in de toekomstige wereld laat zien dat het leven ethisch
gezien hoogstaander wordt. Net als voor de zondvloed, zal de mens weer leven
als vegetariër en alleen planten en vruchten eten. Er hoeven geen dieren meer
te worden gedood; het enige offer dat nog gebracht zal worden is een
meeloffer.
Het hogere doen en denken
Met de verwoesting van de
tempel zijn de offers niet geheel uit het oog verdwenen. In plaats van het
offer is er nu het gebed. Een belangrijke tekst die in dit verband vaak
terugkeert is de tekst ‘wij zullen betalen de stieren van onze lippen’ uit
Hosea 14:3. Het gebed betrekt ons heel direct bij het proces van verzoening.
Hoewel ook toen er nog offers waren de mens schuld moest belijden, valt op dat
laatste nu veel meer de nadruk omdat er geen offers meer zijn. Wij zijn het
die op Jom Kippoer schuld belijden met de tekst uit het speciale
gebedenboek voor deze dag en ons daarbij op de borst slaan als teken van
berouw: ‘Verschaf ons verzoening (...) voor de zonde tegenover U begaan,
gedwongen of uit vrije wil, voor de zonde tegenover U begaan uit onwetendheid,
voor de zonde tegenover U begaan door ...’ Dit helpt ons te richten op het
hogere en datzelfde geldt voor andere gebruiken en rituelen van het Jodendom,
zoals het vasten van Jom Kippoer of het dagelijks ombinden van
gebedsriemen. Uiteindelijk is het doel van dergelijke voorschriften dat wij
leren om het hogere te doen en te denken.
Gods eerste spijswet was strikt
vegetarisch en de beroemde Joodse commentator Rashi zegt daarover: ‘De Eeuwige
stond Adam en zijn vrouw niet toe een schepsel te doden en zijn vlees te eten.
Alleen groene kruiden mogen zij samen eten’. Vele andere commentatoren zijn
het daarmee eens. Een van de belangrijkste voorvechters van een Joodse
strikt-vegetarische levensstijl was Rabbi Kook. Rav Kook zei dat de
toestemming om vlees te eten slechts een tijdelijke concessie was. De Eeuwige,
die barmhartig is, zou immers geen eeuwige wet instellen die het doden van
dieren voor voedsel toestond. Volgens Rav Kook waren mensen tot zo'n laag
niveau van spiritualiteit gezonken dat het gevaar bestond dat zij elkaar
zouden gaan eten. Om hen nu in staat te stellen hun relaties onderling te
verbeteren en zich spiritueel te ontwikkelen, kregen ze een tijdelijke
dispensatie tot de tijd bereikt zou zijn dat mensen terugkeren naar een
strikt-vegetarisch dieet. De vele regels en voorschriften dienden volgens Rav
Kook om een gevoel voor de heiligheid van het leven te behouden en ervoor te
zorgen dat het doden van dieren niet als vanzelfsprekend zou worden beschouwd.
Bovendien zou een ingewikkelde procedure mensen kunnen doen afzien van hun
behoefte vlees te eten. Rav Kook was ervan overtuigd dat in de dagen van de
Messias mensen weer strikt-vegetarisch zullen leven. Deze gedachte vinden we
ook in een midrash (korte uitleg of commentaar op een tekst uit de Torah) die
zegt: ‘In de tijd van de Messias zullen alle offers ophouden behalve de
dankzegging, die eeuwig zal doorgaan.’