....en
gij zult het (land Israël) in bezit nemen en daarin wonen; dan zult gij naarstig
onderhouden al de inzettingen en de verordeningen, die ik u heden voorhoud. Dit
zijn de inzettingen en de verordeningen, die gij naarstig zult onderhouden in
het land dat de Eeuwige, de God uwer vaderen, u gegeven heeft om het te
bezitten, zolang gij op de aardbodem leeft.
De Mitswot zijn de instructies van de Eeuwige,
verwoord in de Thora.
Het
is een tot uitdrukking brengen van het 'Steeds voor ogen houden' van de
Eeuwige (Ps 16:8)
Joods zijn is een manier van leven, het is praktisch.
In de Babylonische Talmud
(Shabbat 31a) staat dat Raba zei dat er aan een persoon die voor het hemelse
gerechtshof verschijnt gevraagd zal worden: Behandelde je je zaken eerlijk
(getrouw) ?, Heb je tijd apart gezet voor Thorastudie?, Heb je er aan gewerkt
om kinderen te krijgen? Heb je uitgezien naar de verlossing van de wereld? Er
zal dus niet gevraagd worden wat je geloofd heb maar wat je gedaan hebt. Zie
ook Mich. 6:8 “Hij heeft u bekendgemaakt, o mens, wat goed is en wat de Eeuwige
van u vraagt: niet anders dan recht te doen en getrouwheid lief te hebben, en
ootmoedig te wandelen met uw God. ”, In Jer 9:22, 23 staat het als volgt: “Zo zegt de Eeuwige: De
wijze roeme niet op zijn wijsheid, en de sterke roeme niet op zijn kracht, de
rijke roeme niet op zijn rijkdom, maar wie roemen wil, roeme hierin, dat hij
verstand heeft en Mij kent, dat Ik de Eeuwige ben, die goedertierenheid, recht
en gerechtigheid op aarde doe; want in zodanigen heb Ik behagen, luidt het
woord van de Eeuwige.”, Lev 19:18 “maar uw naaste liefhebben als uzelf” ook in
de Mishna Pirke Avot 2:21 wordt de nadruk gelegd dat je verantwoordelijk bent
voor je daden.
Binnen het Orthodoxe Jodendom
geldt het levensmotto: Hoe kan ik de Eeuwige zo goed mogelijk dienen en hoe kan ik het
beste Zijn Thora onderhouden? Om even het verschil aan te duiden met het
christendom: Daar is het belangrijkste levensmotto: Hoe kan ik gered/behouden
worden (van de hel). Het verschil tussen Joods en Christelijk denken zit er in
het beginsel niet dat er verschil van mening is over de identiteit van de
messias maar het verschil zit in deze verschillende levensmotto's.
Binnen het Joods denken
gaat het er dus meer om wat je doet dan om wat je geloofd (behalve
dat De Eeuwige de Ene, Enige ware God is). Daar direct aan verbonden is de
Joodse gedachte: Hoe kan ik een beter mens worden. Hoe kan ik mijn leven
verbeteren.
De mens heeft een vrije
wil om tussen het goede en het kwade te kiezen. Ieder mens heeft een goede
neiging (Jetzer HaTov) en een kwade neiging (Jetzer HaRa). De bedoeling is dat
hij zich niet door zijn kwade neiging laat leiden maar door zijn goede
neiging. Het 'in zonde geboren
worden' dogma kent het Jodendom niet. Iedereen is zelf verantwoordelijk voor
zijn eigen daden. De zonde van een vader is met zijn dood volledig vernietigd
(tenzij de zoon in de zonden van de vader volhardt). Je kunt als kind of
kleinkind wel last hebben van (de gevolgen van) die zonde, of de gevolgen
ervan zien.
Rabbijn Haim HaLevy Donin
schrijft in zijn boek 'To be a Jew' dat het dienen van de Eeuwige op een viertal principes
is gebaseert:
1)
Er is maar
Één God,
De God van Israël
zoals dat staat in Deut. 6:4 Hoor, Israël: de Eeuwige is onze God; de Eeuwige
is één! God is de schepper van alles. Hij is geen mens en is ondeelbaar.
Avraham was de grondlegger
van de eerste monotheïstische godsdienst (geloof in één God). God zag
dat Avraham in staat was dit geloof aan zijn kinderen door te geven. Daarom
koos God Avraham uit om een verbond mee te sluiten. Het verbond wat God
nu nog steeds met Israël heeft. Als er wordt gesproken over ‘de God van
Israël’, betekent dat niet dat God alleen een God is van Israël en niet van de
volken. Toch wordt God wel zo genoemd, als herinnering aan het verbond van God
met Israël, níet om te zeggen dat Hij geen God is van de volken.
2)
Het volk Israël
is door de Eeuwige uitgekozen, als Zijn volk, om Zijn Naam op aarde bekend te
maken : In
Gen. 12:1-3 staat geschreven “De Eeuwige nu zeide tot Avram: Ga uit uw land en
uit uw maagschap en uit uws vaders huis naar het land, dat Ik u wijzen zal; 2
Ik zal u tot een groot volk maken, en u zegenen, en uw naam groot maken, en
gij zult tot een zegen zijn. 3 Ik zal zegenen wie u zegenen, en wie u
vervloekt zal Ik vervloeken, en met u zullen alle geslachten des aardbodems
gezegend worden”. Hier staat geschreven dat God Zijn verbond met Avraham
sluit. In Jes. 43:21 staat “Het volk dat Ik Mij geformeerd heb, zal mijn lof
verkondigen.”. Het volk Israël heeft de taak de wereld te onderwijzen over de
enige God en over een rechtvaardige samenleving. Daarom moeten zij naar de
standaard van God leven.” Het volk Israël heeft God voor zichzelf uitgekozen.
Ps. 135:4 “want de Eeuwige heeft Jakob voor Zichzelf verkoren, Israël tot zijn
bezit”
3)
Het land Israël
is door de Eeuwige gekozen als plaats waar Hij wil wonen:
Gen 17:7-11 “7 Ik zal mijn verbond oprichten tussen Mij en u en uw nageslacht
in hun geslachten, tot een eeuwig verbond, om u en uw nageslacht tot een God
te zijn. 8 Ik zal aan u en uw nageslacht het land, waarin gij als vreemdeling
vertoeft het ganse land Kanaan, tot een altoosdurende bezitting geven, en Ik
zal hun tot een God zijn. 9 Voorts zeide God tot Avraham: En wat u aangaat,
gij zult mijn verbond houden, gij en uw nageslacht, in hun geslachten. 10 Dit
is mijn verbond, dat gij zult houden tussen Mij en u en uw nageslacht: dat bij
u al wat mannelijk is besneden worde; 11 gij zult het vlees van uw voorhuid
laten besnijden, en dat zal tot een teken van het verbond zijn tussen Mij en
u.” Het is een mitswe op zich om in het land Israël te wonen. Deut. 4:22 “maar
gij zult die overtrekken en dat goede land in bezit nemen” Het is een mitswe
om de Thora in het land Israël te onderhouden. Deut. 6:1 “Dit nu is het gebod,
dit zijn de inzettingen en verordeningen, die de Eeuwige, uw God, bevolen
heeft u te leren om die na te komen in het land, waarheen gij zult trekken om
het in bezit te nemen”. De Eeuwige heeft het land Israël uitgekozen om er te
wonen Ps. 132:13 “Want de Eeuwige heeft Sion verkoren, Hij heeft het Zich ter
woning begeerd”.
Ook kunnen bepaalde
geboden van de Thora alleen maar in Israël worden opgevolgd. In Deut. 4:5-40
geeft Moshè aan dat alle geboden eigenlijk er voor bestemd zijn om in het land
Israël uitgevoerd te worden. Zionisme is dus een Thora principe. Het huidige
Israël is verre van perfect maar zeker een stap een de richting van de
volledige verlossing zo zegt HaRav Tzvi Yehuda HaCohen Kook. In de Talmud
Ketubot 110b staat “Onze rabbijnen leerden Ieder zou altijd in het land Israël
moeten wonen, zelfs eerder in een stad waar de meeste inwoners afgoden
dienaars zijn dan in een stad buiten Israël waar de meeste inwoners
Israëlieten zijn, want van ieder die in het land Israël leeft wordt
verondersteld dat hij een God heeft maar van ieder die buiten Israël leeft
wordt verondersteld dat hij geen God heeft; want er staat geschreven (in Lev.
25:38) “38
Ik ben de Eeuwige, uw God, die u uit het land
Egypte heb geleid, om u het land Kanaän te geven, opdat Ik u tot een
God zou zijn.”. Dit
leert dat iemand die buiten Israël leeft wordt gezien als iemand die afgoden
aanbidt. En zo gaat dat gedeelte verder.
4)
De Thora:
Het is het geheel van de Joodse leer; Dat is de geschreven thora (Thora
SheBiktav) en de mondelinge Thora (Thora She-B’al Peh). Deze heeft Mozes
gegeven aan Jozua die het weer doorgaf aan de oudsten die het weer aan de
profeten doorgaven die het weer aan de mannen van de grote vergadering
doorgaven. In Pirké Avot 1:1 staat Moshé ontving de thora van de Sinai en gaf haar
opgeschreven en mondeling verklaard ter verdere overlevering aan Jehosjoea’ en
Jehosjoea’ aan de raad der oudsten, deze aan de profeten; de profeten gaven
haar ter overlevering aan ‘de mannen van de grote vergadering’. Deze hebben
drie stellingen verkondigd: A) Wees voorzichtig bij het oordeelvellen. B).
Leid veel leerlingen op. C) Stel beperkingen vast voor wat volgens de Thora
geoorloofd is.
De mondelinge Thora
spreekt over details van de schriftelijk Thora (bijvoorbeeld over invulling
shabbat, manier van slachten, offers, tefillin, rechtspraak). In de 2e
eeuw van de gewone jaartelling werd de mondelinge Thora op schrift gesteld (Mishna)
om verlies door de verstrooiing te voorkomen. De Gemara is hier een commentaar
op. Mishna en Gemara vormen samen de Talmud.
De Thora is
richtingaangevend voor alle mensen. Bij Thorastudie hoort ook het
bestuderen van alle commentaren. De mens kan de Thora houden. Het is mogelijk,
want de mens is naar Gods beeld geschapen.
De Thora is een ‘codeboek’ om God in heel de schepping te vinden.
Doordat de Eeuwige de mens de opdracht geeft
Zijn instructies op te volgen, zijn we instrumenten en partners van God om de
schepping te vervolmaken. De mens is dus een wezenlijk onderdeel om God in
deze wereld te laten zien.
De mondelinge Thora bevat
geen nieuwe geboden die niet in de geschreven Thora staan. Het bestaat uit de
uitleg hoe de geboden in de geschreven Thora uitgevoerd moeten worden. Als er
bijvoorbeeld in de geschreven Thora staat dat je op Shabbat niet mag werken,
legt de mondelinge Thora uit wat er onder werk wordt verstaan en wat niet. Ook
profeten als Jesaja en Jeremia maken melding van instructies uit de
Mondelinge Thora. Zie de betreffende studie.
God heeft de interpretatie
van de Thora in handen van mensen heeft gelegd. (De Thora is niet meer in de
hemel maar is op aarde). Het is de verantwoordelijkheid van het Sanhedrin om
te bepalen hoe de
Thora in hedendaagse situaties correct moet worden toegepast (dat heet
halacha). Deut. 17:
9-11: ‘En als je komt bij de priesters, de Levieten en bij de rechter die in
die dagen de autoriteit is, vraag dan en zij zullen je de gerechtelijke
uitspraak mededelen. Handel dan ook naar de uitspraak die ze je vanaf de
plaats, die de Eeuwige zal uitkiezen, zullen mededelen en let er op het
precies te doen zoals zij je zullen instrueren. Volgens de verklaring van de
Thora die zij je instrueren en volgens het vonnis dat zij je zullen zeggen moet
je handelen; wijk niet naar rechts noch naar links af van de uitspraak die zij
je mededelen’. De Joodse ‘vaders’ hebben vanuit dit principe bepaalde
bakens gezet om de Thora niet te overtreden.
De geschreven Thora
behandelt slechts het ‘frame’. Het zijn als het waren de grote lijnen.
Vergelijk het met een krant. Knip de hoofdlijnen er uit en plak ze op papier. Dan heb je een vel met alleen de hoofdlijnen (zonder de details). Zo
is de geschreven Thora. De mondelinge Thora is de toelichting op wat er in de
geschreven Thora staat. Zonder die toelichting op ‘de hoofdlijnen’ kun je die
hoofdlijnen dus eigenlijk niet houden. Je hebt dat kader nodig. Terugkomend op
het Shabbats gebod moet je een kader hebben om te bepalen wie een
gebodsovertreder is en wie niet. Wat voor de een werk is, is het voor de ander
niet. Als G’d de doodstraf op een overtreding stelt moet je duidelijke richtlijnen
hebben op grond waarvan iemand als overtreder wordt gezien.
Soms heb je de mondelinge
Thora ook nodig om de geschreven instructies uit te kunnen voeren. Als bijvoorbeeld
geschreven staat dat bij jongetjes de voorhuid moet worden besneden moet je
wel weten hoe het moet en wat er precies moet gebeuren. Wat moet weggesneden
worden, wat is besnijden precies. In de geschreven Thora staat dat niet
beschreven in de mondelinge Thora wel.
De mondelinge Thora moest
mondeling doorgegeven worden. De kinderen moesten (zoals ook in de geschreven
thora staat; Deut. 6: 4 Hoor, Israël: de Eeuwige is onze G’d; de Eeuwige is
één! 5 Gij zult de Eeuwige, uw G’d, liefhebben met geheel uw hart en met
geheel uw ziel en met geheel uw kracht. 6 Wat ik u heden gebied, zal in uw
hart zijn, 7 gij zult het uw kinderen inprenten en daarover spreken,
wanneer gij in uw huis zit, wanneer gij onderweg zijt, wanneer gij nederligt
en wanneer gij opstaat.) mondeling de instructies van G’d
De mondelinge thora is
uiteindelijk rond 200 na de gewone jaartelling door Rabbijn Jehoeda Hanassi op
papier gezet (blijkbaar waren de andere rabbijnen het er mee eens dat dit de
inhoud van de mondelinge thora was) omdat door de verstrooiing het gevaar
ontstond dat de inhoud anders verloren zou gaan. Hij hield de rangschikking
aan waar Rabbijn Akiva en Rabbijn Meir al mee waren begonnen. Deze op schrift
gestelde Mondelinge Thora heet de Mishna. Samen met het commentaar op deze
Mishna (de Gemara) heet het de Talmoed. Ondanks dat de mondelinge Thora op
schrift staat is het nog steeds de bedoeling dat de mondelinge Thora,
mondeling aan anderen geleerd wordt. Je hebt dus een Rabbijn nodig om het te
leren.
Een Joodse gedachte is dat
de Thora 70 gezichten heeft, dat wil zeggen dat je vanuit 70 verschillende gezichtspunten naar een tekst
kunt kijken
en deze uitleggen.
De Thora is de belichaming
van het Joodse geloof. Het bevat de grenzen van zijn verbond met God.
Dit is
het wat een Jood een Jood maakt.
Halacha, dat wil zeggen:
Praktische toepassing van de geboden in de geschreven/mondelinge Thora.
Rabbijn Donin legt uit: Letterlijk betekent het zoiets als: ‘de weg waarop je gaat, de manier waarop
het gaat’. Hoe pas je de Thora in je leven van vandaag toe. Halacha is
praktisch, niet filosofisch. Het beschrijft de rechten en plichten van het
volk. Op het eerste gezicht lijkt het soms ook over niet-religieuze zaken te
gaan. De halacha bevat alle terreinen van het leven en brengt dus alle
dingen die we doen op een hoger plan. Het concretiseert, omdat het gericht
is op daden. ‘De halacha dient om concreet te maken wat anders abstract
blijft, terwijl het ook dient om te heiligen wat anders zonder betekenis
blijft.’ (tussen haakjes: Halacha kan niet zonder Aggada (het verhalende
praktische leven in relatie) en Aggada kan niet zonder Halacha. Halacha is een
weg om de Joodse levensstijl te behouden. Een gevaar van het bestuderen en
toepassen van halacha is het verlies aan spirituele kwaliteit. Maar zonder
halacha verliest agadah (geloof) zijn karakter/inspiratiebron. Daden zijn
belangrijk !. In de geschiedenis is gebleken dat zonder het nauwkeurig leven
volgens de halacha assimilatie plaatsvond.
De reden voor die geboden
zijn:
Om gehoorzaamheid aan / het dienen van God tot uitdrukking te brengen. Heilig
zijn voor God. Het is een invulling van het dienen van God met alles wat er in
je is. Deut. 10:12 Nu dan, Israël, wat vraagt de Eeuwige, uw God, van u dan de
Eeuwige, uw God, te vrezen door in al zijn wegen te wandelen; Hem lief te
hebben; de Eeuwige, uw God, te dienen met uw ganse hart en met uw ganse ziel.
Deut. 4:
5 Zie, ik heb u
inzettingen en verordeningen geleerd, zoals de Eeuwige, mijn God mij geboden
had, opdat gij aldus zoudt doen in het land, dat gij in bezit gaat nemen. 6
Onderhoudt ze dan naarstig, want dat zal uw wijsheid en uw inzicht zijn in de
ogen der volken, die bij het horen van al deze inzettingen zullen zeggen:
Waarlijk, dit grote volk is een wijze en verstandige natie. 7 Immers welk
groot volk is er, waaraan de goden zo nabij zijn als de Eeuwige, onze God,
telkens als wij tot Hem roepen? 8 En welk groot volk is er, dat inzettingen
en verordeningen heeft zo rechtvaardig, als heel deze wet, die ik u heden
voorleg? In Ex. 19:
6 staat “ En gij
zult Mij een koninkrijk van priesters zijn en een heilig volk”. Lev. 19:2
“Heilig zult gij zijn, want Ik, de Eeuwige, uw God, ben heilig.”
Sommige geboden zijn voor
ons volkomen onbegrijpelijk. Joden noemen deze hukim (choekiem). Ook al
begrijp je een mitswe niet, de ultieme reden om het toch te doen is het
simpele feit dat God het wil! Niet begrijpen is nooit een reden voor niet
doen.Judaïsme is, zo leert Rabbijn Chaim HaLevy Donin te vergelijken met een
grote legpuzzel met een mooie plaat erop. Een puzzelstukje op zich heeft geen
betekenis, het stelt niets voor. Maar zonder dat stukje in de puzzel mis je een
gedeelte van de mooie plaat. Elk stukje is nodig om de plaat zijn volle
betekenis te geven. Het is daarom goed het totaal te zien: halacha is een
geheel. Alles hoort bij elkaar: gebed, kashrut, tsedaka… Het doel van de
halacha is: Israël moet heilig zijn, want God is heilig.
Het volk Israël (en
iedereen) kan zich aan de Thora houden Deut. 30: 11-14: ‘Want dit gebod,
dat ik je heden voorschrijf, is niet iets bovennatuurlijks voor je en het is
niet iets dat ver verwijderd is. Het is niet in de hemel, zodat je zou moeten
zeggen: ‘Wie stijgt er voor ons naar de hemel, haalt het voor ons en laat het
ons horen, zodat wij het kunnen doen?’ Ook is het niet aan de overkant van de
zee, zodat je zou moeten zeggen: ‘Wie steekt er voor ons over naar de overkant
van de zee, haalt het voor ons en laat het ons horen, zodat wij het kunnen
doen?’ Integendeel, volkomen binnen je bereik is het gebod, zowel om het met
je mond te belijden als om het met overgave van je hart te doen.’ De Thora
is dichtbij, bereikbaar!
De instructies van de Thora gelden voor eeuwig. Deut.
4:40 Onderhoud dan zijn inzettingen en zijn geboden, die ik u heden opleg,
opdat het u en uw kinderen na u wel ga en opdat gij lang leeft in het land,
dat de Eeuwige, uw God, u geven zal voor altijd.
In de Thora staan
613 ge- en verboden.
Hier volgt een lijst van van de geboden uit de Thora naar de
lijst die door de Rambam is opgesteld. De Rambam heeft de geboden die in de Thora staan
namelijk gecodificeerd
(dat is gerangschikt).
De Rambam is een verkorte naam voor Rabbijn Moshe ben Maimon, of Maimonides.
Hij is geboren in Córdoba op 30 maart 1135/1138 en overleden in Fostat/Caïro op 13 dec.
1204. Hij was een van de eersten die de Joodse wet codificeerde. Het
veertiende deel van
de Mishneh Thora,
een belangrijk werk van zijn hand, behandelt de gehele Joodse wet, het geloof
in en het in de praktijk brengen ervan. De Rambam
verdeelt de 613 Mitswot (ge/verboden) in 14 ‘boeken’, met 83 hoofdstukken.
Zijn volgorde gebruiken wordt hier gevolgt. Tussen haakjes: Met betrekking tot de Mitswot zijn er
ook nog diverse halachische regels ter uitvoering en extra 'bescherming' van de mitswot. Die
regels worden in
deze lijst niet genoemd. Verder bestaan er naast de Mitswot (ge/verboden) ook
nog vele Minhags. Minhags zijn gewoonten die in bepaalde groeperingen,
stromingen en
families in gebruik zijn. Die gebruiken worden door hun nakomelingen ook
aangehouden uit respect voor voorouders en voorgangers. Ook deze Minhags worden hier
niet genoemd.
Als je een exemplaar van de
Mishneh Torah van de Rambam, waarin al de 613
Mitswes uitgebreid worden toegelicht, in het Engels per email wil ontvangen, stuur ons dan even een
e-mail.
If you would like to get
by e-mail a copy of the Mishne Thora of Maimonides in English send us an
e-mail
Wat ook niet in de lijst van Maimonides genoemd wordt is de
mitswe van het wonen in het land Israël (Deut. 4:22 “maar gij zult die overtrekken en dat goede land
in bezit nemen”. Num 33:53 “Gij zult het land in bezit nemen en daarin wonen,
want aan u heb Ik het land gegeven om het in bezit te nemen). Maimonides
leerde, zo legt Rav Zvi Yehuda HaCohen Kook bij monde van Rabbijn David Samson
uit, dat het niet alleen een Mitzwe is om als Jood in Israël te wonen maar dat
het een Mitzwe is waarop heel de Thora is gebaseerd. Alle mitswot zijn ervoor
bestemd om in Eretz Israël uitgevoerd te worden. "....en gij zult
het (land Israël) in bezit nemen en daarin wonen; dan zult gij naarstig
onderhouden al de inzettingen en de verordeningen, die ik u heden voorhoud.
Dit zijn de inzettingen en de verordeningen, die gij naarstig zult onderhouden
in het land dat de Eeuwige, de God uwer vaderen, u gegeven heeft om het te
bezitten, zolang gij op de aardbodem leeft."(Deut 11:31b-12:1). Daarnaast
staat als nummer 4 en 5 vermeld de mitswe van het heiligen van de Naam van de
Eeuwige en een verbod op het ontheiligen ervan. Volgens de Joodse wijzen is
gebaseerd op een pasoek uit de Tenach (Ezech. 36) het verblijf van het Joodse
volk in de verstrooing de grootste ontheiliging van de Naam van de Eeuwige.
Als een Israeliet terugkeert naar het land Israël wordt daarmee de naam van de
Eeuwige geheiligd.
Voor alle volledigheid. Rabbijn Daniel Mann van het Eretz
Hemdat Instituut schrijft: 'Volgens bijna alle hedendaagse meningen is het in
de huidige tijd een mitswe om te wonen in het land Israel (Yeshivat Eretz
Yisrael).' Wel wordt er volgens alleen nog gediscussieerd of dat het een gebod
uit de Thora (Ramban, Aanvullingen bij Sefer HaMitzwot, Asei 4) is of dat het
een rabbijnse instelling betreft'
Veel (van de hier genoemde) Mitswot uit de Thora kunnen nu op dit moment (nog)niet
opgevolgd worden omdat de Tempel er op dit moment niet is (denk aan de geboden over de
Tempel, offeranden, en een aantal voor priesters en levieten). Daarnaast zijn
de geboden waarvoor Israël een theocratische regering nodig heeft op
dit moment ook niet
toepasbaar. Andere geboden (vooral landbouwkundige) zijn weer alleen van
toepassing in het land Israël (daarom kan een Israëliet zich vandaag het beste
aan de Mitswot houden in het land Israël). Volgens
Rabbijn Israël Meir (die wordt de Chafetz Chayim genoemd) kunnen er op dit moment 77 positieve en 194 negatieve
mitzwot buiten Israël uitgevoerd worden. In de lijst gebruiken we de CC
codering. Deze codering verwijst naar de indeling van de Chafetz Chayim;
CCA betekent een positieve mitzwe (die nu ook buiten Israël
uitgevoerd kan worden)
CCN is de negatieve mitzwe (die nu ook buiten Israël
uitgevoerd kan worden).
CCI betekent dat deze mitswe alleen in de Staat Israël
uitgevoerd kan worden.
De mitswes zonder codering zijn nu op de een of andere manier
op dit moment nog niet, of gedeeltelijk nog niet uit te voeren.
Over G’d
1.
Weet en geloof dat G’d bestaat (Ex. 20:2; Deut. 5:6) (CCA
1).
2.
Je mag niet geloven dat er meerdere goden bestaan
naast de Eeuwige Zelf (Ex. 20:3) (CCN 8).
3.
Spreek geen G’dslastering uit. Daar staat de doodstraf
op (Ex. 22:27) (negatief).
4.
Heilig de Naam van G’d (Lev. 22:32) (positief).
5.
Ontheilig de Naam van G’d niet (Lev. 22:32) (CCN 155).
6.
Geloof en
weet dat G’d Één is, een complete Eenheid (Deut. 6:4)
(CCA 2).
7.
Heb G’d lief (Deut. 6:5) (CCA 3).
8.
Vrees G’d en dien Hem (Deut. 6:13; 10:20) (CCA 4).
9. Je mag
G’d niet verzoeken (Deut. 6:16) (negatief).
10.
Wandel in Zijn goede en rechtvaardige wegen (volg Zijn instructies op)
(Deut. 28:9) (CCA 6).
Thora
11.
Eert de oud(er)en en de
wijzen (Lev. 19:32) (CCA 17).
12.
Leer/bestudeer de Thora en
onderwijst hem (Deut. 6:7) (CCA 14).
13.
Hang G’d aan (Deut. 10:20) (CCA 16).
14.
Voeg niets aan de Thora toe,
zowel aan de geschreven Thora als aan de door traditie overgeleverde
interpretatie (:de Mondelinge Thora; die terug
gaat
op Mozes, die heeft deze
op Sinaï ontvangen) (Deut. 13:1) (CCN 159).
15.
Doe ook niets van de Thora af
(Deut. 13:1) (CCN 160)
(daarbij hoort ook weer de Mondelinge Thora;
deze gaat terug op Mozes, die heeft deze op Sinaï ontvangen)
16.
Iedereen moet een Thorarol
voor zichzelf schrijven (Deut. 31:19) (CCA15).
Tekenen en
symbolen
17.
Iedere man moet besneden (Brit
Mila) zijn, ieder mannelijke nakomeling moet besneden worden (Gen. 17:12;
Lev. 12:3) (CCA47).
18.
Maak gedenkkwasten (Tsietsiet)
met blauwpurperen (Techelet) draad aan de hoeken van je kleding (Num. 15:38) (CCA10).
19.
Bind een gebedsriem (Tefillin)
om het hoofd (Deut. 6:8) (CCA9).
20.
Bind een gebedsriem (Tefillin)
om je arm (Deut. 6:8) (CCA8).
21.
Bevestig een Messuza op je deurposten en poorten van je huis (Deut.
6:9) (CCA12). Het gaat dan eigenlijk om het perkamentrolletje met de
betreffende handgeschreven teksten uit de Thora. Deut. 6: 4- 9 en 11: 13- 20.
Gebeden en zegeningen
22.
Dien G'd / Bid tot G´d (Ex. 23:25; Deut.
6:13) (CCA7) Het woord ‘dienen’ in de Thora moet je volgens de Talmud vertalen
met ‘bidden tot’.
23.
Lees het ‘Shema Yisrael’
iedere morgen en iedere avond (Deut. 6:7) (CCA11).
24.
Spreek de
zegeningen(dankgebed) na de maaltijden (Birkat haMazon) uit (Deut.
8:10) (CCA13).
25.
Leg geen steen neer / richt
geen steen op voor aanbidding (van afgoden) (Lev. 26:1) (CCN 161).
Liefhebben en broederschap
26.
Heb alle mensen van het
Verbond (van G’d met Israël) lief (Lev. 19:18) (CCA60).
27.
Kijk niet toe wanneer iemand
in gevaar verkeert, maar biedt daadwerkelijk hulp aan (Lev. 19:16) (CCN 82).
28.
Roddel niet over iemand en
verspreid geen laster (lashon hara) (betekent letterlijk boze tong) rond
(Lev. 25:17) (CCN 48).
29.
Verspreid geen leugens/onwaarheden
over iemand (ook lashon hara) (Lev. 19:16) (CCN 77).
30.
Wees in je hart niet
haatdragend (Lev. 19:17) (CCN 78).
31.
Neem geen wraak (Lev. 19:18)
(CCN 80).
32.
Heb / draag geen wrok (Lev.
19:18) (CCN 81).
33. Zet geen Israëliet
te schande / Beschaam
geen Israëliet (Lev. 19:17) (CCN 79).
34.
Vervloek geen andere
Israëliet (Lev. 19:14) (CCN 45).
35.
Geef eenvoudige zielen (personen)
geen reden te vallen. Daar valt ook onder het aanleiding geven om te zondigen
(Lev. 19:14) (CCN 76).
36.
Berisp iemand die zondigt
(Lev. 19:17) (CCA72).
37.
Ontlast je buurman van zijn
lasten en help hem zijn dieren af te laden / te lossen (Ex. 23:5) (CCA 70).
38.
Bied hulp met het opnieuw
opbinden van de lading op het dier van je buurman (Deut. 22:4) (CCA 71).
39.
Laat een dier, wanneer het
gevallen is door de zware last, niet hulpeloos liggen (Deut. 22:4) (CCN 183).
De armen en de
ongelukkigen
40.
Onderdruk of benauw geen wees
of een weduwe. Laat hen niet lijden (Ex. 22:21) (CCN 51).
41.
Oogst niet de gehele oogst
van het land (Lev. 19:9; Lev. 23:22) (negatief) (CCI 6).
42.
Laat een ongeoogste hoek
staan, op je land of boomgaard, voor de armen (Lev. 19:9) (positief) (CCI 1).
43.
Raap
de resten van de oogst,
die je bij het oogsten op de grond hebt laten vallen, niet op (Lev. 19:9) (negatief)
(CCI 7).
44.
Laat de resten van de oogst
voor de armen liggen (Lev. 19:9) (positief) (CCI 2).
45.
Oogst
niet de onvolledige
trossen (ol´loth) van de wijngaard
(Lev. 19:10) (negatief)
(CCI 8).
46.
Laat de onvolledige trossen (ol´loth)
van de wijngaard voor de armen hangen (Lev. 19:10; Deut. 24:21) (positief) (CCI
3).
47.
Raap de op de grond gevallen
druiven (peret) niet op (Lev. 19:10) (negatief) (CCI 9).
48.
Laat een gevallen druif (peret)
voor de armen liggen (Lev. 19:10) (positief) (CCI 4).
49.
Keer niet terug om een
vergeten schoof van het land op te halen. Dit zelfde principe geldt ook bij
fruitbomen (Deut. 24:20) (negatief) (CC10).
50.
Laat de vergeten schoven voor
de armen liggen. Dit zelfde principe geldt ook bij fruitbomen (Deut. 24:19) (positief)
(CCI 5)
51.
Houd je niet in wanneer je
een arme onderhoudt en geef hem wat hij nodig heeft (Deut. 15:7) (CCN 62).
52.
Geef liefdadigheids gaven (tsedeka)
naar je vermogen (Deut. 15:11) (CCA 38).
Behandeling van de niet-Joden (geer resp. goyiem)
53.
Heb de Geer (prozeliet) lief (Deut. 10:19) (CCA 61).
54.
Spreek geen kwaad over de Geer (prozeliet) (Ex. 22:20) (CCN 49).
55.
Licht de Geer (prozeliet) niet op (Ex. 22:20) (CCN 50).
56.
Trouw niet met een niet-Jood (Deut. 7:3) (CCN 19).
57.
Vorder de schuld van een vreemdeling/buitenlander
in
(Deut. 15:3) (positief).
58.
Leen een vreemdeling met rente (Deut. 23:21) (positief).
Huwelijk, scheiding en familie
59.
Eer je vader en moeder (Ex.
20:12) (CCA 41).
60.
Sla je vader of moeder niet
(Ex. 21:15) (CCN 44).
61.
Vervloek je vader of moeder
niet (Ex. 21:17) (CCN 46).
62.
Respecteer/vrees je vader en
moeder (Lev. 19:3) (CCA 42).
63.
Wees vruchtbaar en
vermenigvuldig je (Gen. 1:28) (CCA 43).
64.
Een gecastreerde (eunuch)
mag niet met een Joodse vrouw trouwen (Deut. 23:2) (CCN 136).
65.
Een onwettig kind (bastaard/mamzer)
mag niet met een Joodse vrouw trouwen (Deut. 23:3) (CCN 137).
66.
Een Ammoniet of een Moabiet
zal nooit met een Joodse vrouw mogen trouwen (Deut. 23:4) (negatief).
67.
Sluit geen nakomeling van Esav (Ezau), vanaf de derde generatie, buiten de
gemeenschap van Israël (Deut. 23:8-9) (negatief).
68.
Sluit geen Egyptenaar, vanaf
de derde generatie, buiten de gemeenschap van Israël (Deut. 23:8-9) (negatief).
69.
Er mogen geen prostituees in
Israël zijn. Dit betekent dat er geen geslachtgemeenschap mag plaatsvinden
buiten een huwelijk, (dat is gesloten door een formele huwelijkssluiting (kiddushin)
en door middel van een huwelijks verklaring (ketubah)) (Deut. 23:18) (CCN
133).
70.
Trouw een vrouw door middel
van de Kiddushin (formele huwelijkssluiting (door rabbijn)) (Deut.
24:1) (CCA 44).
71.
De pas getrouwde man mag 1
jaar vrij hebben om met zijn vrouw van het huwelijk te kunnen genieten (Deut.
24:5) (positief).
72.
De bruidegom wordt 1 jaar
uitgesloten van gemeenschappelijke arbeid als militaire dienst, het bewaken van
de poorten en andere gelijkwaardige verplichtingen. (Deut. 24:5) (negatief).
73.
Onthoud geen voedsel, kleding
en echtelijke rechten aan je vrouw (Ex. 21:10) (CCN 42).
74.
Als een vrouw verdacht wordt
van overspel, zal er gehandeld worden op de manier, zoals het in de Thora
beschreven staat (Num. 5:30) (positief).
75.
Degene die de eer van zijn vrouw omlaag haalt (door haar vals te
beschuldigen van een onrein leven voor haar huwelijk) is verplicht zijn hele
leven lang bij deze vrouw blijven (Deut. 22:19) (positief).
76.
Een man mag niet scheiden van
de vrouw die hij schriftelijk beschuldigd heeft van onreinheid in de periode
van voor haar huwelijk (Deut. 22:19) (negatief).
77.
Scheiding mag alleen middels
officiële scheidingspapieren (een Get; dat is een scheidbrief)
plaatsvinden (Deut. 24:1) (positief).
78.
Een man mag niet met zijn ex-vrouw
hertrouwen, wanneer zij na de scheiding hertrouwd is geweest (Deut. 24:4) (CCN
134).
79.
Wanneer een vrouw kinderloos
weduwe wordt, mag ze alleen met haar zwager hertrouwen (Deut. 25:5) (CCN 135).
80.
Trouw met de weduwe van je
overleden broer wanneer zij kinderloos waren (Deut. 25:5) (CCA 45).
81.
Wanneer de zwager weigert te
trouwen moet de weduwe van zijn overleden broer, hem vrijstellen van de hier
boven genoemde zwagerwet (Deut. 25:7-9) (CCA 46).
Verboden sexuele relaties
82.
Onthoud je bij verwante
familieleden van dingen, als kussen, omhelzen, lonken en aanrakingen, die tot
incest kunnen leiden (Lev. 18:6) (CCN 110).
83.
Pleeg geen incest met je
moeder (Lev. 18:7) (CCN 112).
84.
Pleeg geen mannelijke
geslachtsverkeer (sodomie) met je vader (Lev. 18:7) (CCN 111).
85.
Pleeg geen incest met je
vaders vrouw (Lev. 18:8) (CCN 113).
86.
Pleeg geen incest met je zus
(Lev. 18:9) (CCN 127).
87.
Pleeg geen incest met de
dochter van je vaders vrouw (Lev. 18:9) (CCN 128).
88.
Pleeg geen incest met de
dochter van je zoon (Lev. 18:10) (CCN 119).
89.
Pleeg geen incest met de
dochter van je dochter (Lev. 18:10) (CCN 119)
90.
Pleeg geen incest met je
dochter (CCN 120). Dit gebod staat niet letterlijk zo in de Thora, maar het is
uit andere geboden op te maken.
91.
Pleeg geen incest met de zus
van je vader (Lev. 18:12) (CCN 129).
92.
Pleeg geen incest met de zus
van je moeder (Lev. 18:13) (CCN 130).
93.
Pleeg geen incest met de
vrouw van je vaders broer (Lev. 18:14) (CCN 125).
94.
Pleeg geen mannelijke
geslachtsverkeer met je vaders broer (Lev. 18:14) (CCN 114).
95.
Pleeg geen incest met de
vrouw van je zoon (Lev. 18:15) (CCN 115).
96.
Pleeg geen incest met de
vrouw van je broer (Lev. 18:16) (CCN 126).
97.
Pleeg geen incest met je
vrouw’s dochter (Lev. 18:17) (CCN 121).
98.
Pleeg geen incest met de
dochter van je vrouw’s zoon (Lev. 18:17) (CCN 122).
99.
Pleeg geen incest met de
dochter van je vrouw’s dochter (Lev. 18:17) (CCN 123).
100.
Pleeg geen incest met
je vrouw’s dochter (Lev. 18:18) (CCN 131).
101.
Heb geen gemeenschap
met een vrouw in haar menstruatie periode (Lev. 18:19) (CCN 132).
102.
Heb geen gemeenschap
met een vrouw van een ander (Lev. 18:20) (CCN 124).
103.
Heb geen mannelijke
geslachtsverkeer (sodomie) met een man (Lev. 18:22) (CCN 116).
104.
Heb geen gemeenschap
met een dier (Lev. 18:23) (CCN 117).
105.
Een vrouw mag geen
gemeenschap hebben met een dier (Lev. 18:23) (CCN 118).
106.
Castreer geen man(netje).
Geen man, geen mannetje van een dier; huisdier, wild dier of gevogelte (Lev.
22:24) (CCN 143).
Tijden en hoogtijdagen (feesten)
107.
De nieuwe maan(d) dient op
een heilige manier bepaald te worden. De maanden en jaren zullen uitsluitend
bepaald c.q. uitgerekend worden door het Joodse (religieus) Hoger Gerechtshof
(Sanhedrin) (Ex. 12:2) (positief).
108.
Reis op de Shabbat niet
buiten de grenzen van je woon/verblijfplaats (Ex. 16:29) (CCN 7).
109.
Heilig de Shabbat (Ex. 20:8)
(CCA 19).
110.
Werk niet (doe geen
melacha) op de Shabbat (Ex. 20:10) (CCN 6).
111.
Rust op de Shabbat (Ex.
23:12; 34:21) (CCA 20).
112.
Vier de verplichte feesten;
Pesach, Shavuot en Sukkot (Ex. 23:14) (positief).
113.
Verblijd/verheug je op de
feesten (Deut. 16:14) (CCA 21).
114. Verschijn in de
Tempel op de feesten
(Deut. 16:16) (positief).
115.
Verwijder alle gist (chamets)
op de vooravond van Pesach uit je huis (Ex. 12:15) (CCA 22).
116.
Rust op de 1e dag van de
Pesach (Ex. 12:16; Lev. 23:7) (CCA 25).
117.
Werk niet (doe geen
melacha) op de 1e dag van de Pesach (Ex. 12:16; Lev. 23:6-7) (CCN 147).
118.
Rust op de 7e dag van de
Pesach (Ex. 12:16; Lev. 23:8) (CCA 27).
119.
Werk niet (doe geen
melacha) op de 7e dag van de Pesach (Ex. 12:16; Lev. 23:8) (CCN 148).
120.
Eet ongezuurde broden (matses)
op de 1e avond van Pesach (Ex. 12:18) (CCA 23).
121. Er mag geen gist (chamets)
in je bezit zijn tijdens alle dagen Pesach. Dit geldt voor iedere Israëliet.
(Ex. 12:19) (CCN 3).
122.
Eet tijdens Pesach geen voedsel wat
gist (chamets)
bevat (Ex. 12:20) (CCN
5).
123.
Eet tijdens Pesach geen
gist (chamets)
(Ex. 13:3) (CCN 4).
124.
De
gist (chamets)
mag tijdens Pesach
niet in iemands huis aanwezig zijn Ex. 13:7) (CCN 2).
125. Vertel
tijdens de eerste avond van
Pesach over de uittocht uit Egypte
en spreek er met elkaar
over (Ex. 13:8) (CCA
24).
126.
Eet geen
gist (chamets)
na de middag van de 14e
Nissan (Deut. 16:3) (CCN 104).
127.
Tel de 49 dagen vanaf het
oogsten van de Omer (eerste schoof van de gerste oogst) (tijdens Pesach) tot
Shavuot (Wekenfeest) (Lev. 23:15) (CCA 26).
128.
Rust op Shavuot (Lev. 23:21)
(CCA 28).
129.
Werk niet (doe geen
melacha) op de Shavuot (Lev. 23:21) (CCN 149).
130.
Rust op Rosh Hashana (nieuwjaarsfeest)
(Lev. 23:24) (CCA 29).
131.
Werk niet (doe geen
melacha) op de Rosh Hashana (Lev. 23:25) (CCN 150).
132.
Luister naar het geluid van
de shofar (ramshoorn) tijdens Rosh Hashana (Num. 29:1) (CCA 30).
133.
Vast op Yom Kippur (Grote
Verzoendag) (Lev. 23:27) (CCA 32).
134.
Eet of drink niet tijdens Yom
Kippur (Lev. 23:29) (CCN 152).
135.
Werk niet (doe geen
melacha) tijdens Yom Kippur (Lev. 23:31) (CCN 151).
136.
Rust op Yom Kippur (Lev.
23:32) (CCA 31).
137.
Rust op de 1e dag van de
Sukkot (loofhuttenfeest) (Lev. 23:35) (CCA 34).
138.
Werk niet (doe geen
melacha) op de 1e dag van de Sukkot (Lev. 23:35) (CCN 153).
139.
Rust op de 8e dag van Sukkot
(Shemini Atzeret) (Lev. 23:36) (CCA 37).
140.
Werk niet (doe geen
melacha) op de Shemini Atzeret (Lev. 23:36) (CCN 154).
141.
Neem tijdens de Sukkot een
palmtak met 3 verschillende planten (Lev. 23:40) (CCA 36).
142.
Woon de 7 dagen van Sukkot in
een loofhut (Sukkah) (Lev. 23:42) (CCA 35).
142.
Woon de 7 dagen van Sukkot in
een loofhut (Sukkah) (Lev. 23:42) (CCA 35).
Spijs/Voedingswetten
143. Je moet in staat zijn
reine dieren,
aan de hand van kenmerken,
van onreine dieren te onderscheiden (Lev. 11:2) (positief).
144.
Eet geen vlees van
onreine dieren (Lev. 11:4) (CCN 93).
145. Je moet in staat zijn
reine vissen,
aan de hand van kenmerken,
van onreine vissen te onderscheiden (Lev. 11:9) (positief).
146.
Eet geen onreine vissen
(Lev. 11:11) (CCN 95).
147. Je moet in staat zijn
rein gevogelte,
aan de hand van kenmerken,
van onrein gevogelte te onderscheiden (Deut. 14:11) (positief).
148.
Eet geen onrein
gevogelte (Lev. 11:13) (CCN 94).
149. Je moet in
staat zijn aan de hand van kenmerken
reine sprinkhanen van onreine te onderscheiden (Lev.
11:21) (positief).
150.
Eet geen worm die je in
het fruit vindt (Lev. 11:41) (CCN 98).
151.
Eet geen kruipende dieren (wemelend
gedierte, dat op de aarde zich beweegt) (Lev. 11:41-42) (CCN 97).
152.
Eet geen ongedierte (wemelend
gedierte, dat op de aarde wriemelt) (Lev. 11:44) (CCN 100).
153.
Eet geen wemelend
gedierte uit het water (Lev. 11:43 and 46) (CCN 99).
154.
Eet geen gevleugelde
insecten (Deut. 14:19) (CCN 96).
155.
Eet geen vlees van
verscheurde dieren (terefah/treifa) (Ex. 22:30) (CCN 87).
156.
Eet niet het vlees van
dieren die uit zichzelf zijn gestorven (Deut. 14:21) (CCN 86).
157.
Slacht het vee, hert en
gevogelte dat gegeten moet worden volgens de slachtvoorschriften (shechita)
(Deut. 12:21) (CCA 48).
158.
Eet geen ledemaat wat
genomen is van een levend dier (Deut. 12:23) (CCN 90).
159.
Slacht het jong van een
dier niet op dezelfde dag als zijn ouder (Lev. 22:28) (CCN 108).
160.
Neem geen moedervogel
weg tezamen met het(/de) jong(en) (Deut. 22:6) (CCN 189).
161.
Wanneer je een nest
leeghaalt, moet je de moedervogel laten gaan (Deut. 22:6-7) (CCA 74).
162.
Eet geen vlees van een
os die tot steniging veroordeeld was (Ex. 21:28) (negatief).
163.
Kook geen vlees in de
melk (Ex. 23:19) (CCN 91).
164.
Eet geen vlees tegelijk
met melk (Ex. 34:26; 23:19) (CCN 92).
165.
Eet niet van de dijader
(die kromp) (Gen. 32:32) (CCN 1).
166.
Eet geen talgvet (dat
o.a. de ingewanden bedekt (chelev); dat zijn verboden diervetten (Lev.
7:23) (CCN 88).
167.
Eet geen bloed (Lev.
7:26) (CCN 89).
168.
Bedek het bloed van de
gejaagde/neergeschoten dieren (geen huisdieren maar bijvoorbeeld een hert) en
gevogelte (Lev. 17:13) (CCA 49).
169.
Eet en drink niet als
een veelvraat en een donkaard (rebellerend tegen zijn vader en moeder) (Lev.
19:26; Deut. 21:20) (CCN 106).
Zakelijke handelwijzen/praktijken
170.
Benadeel de ander niet
bij koop en verkoop (Lev. 25:14) (CCN 47).
171.
Je mag bij een lening
aan een Israëliet geen rente vragen (Lev. 25:37) (CCN 54).
172.
Leen niet iets met
rente. Dit zou de lener tot zonden brengen (Deut. 23:20) (CCN 55).
173.
Doe niet mee aan
woekerpraktijken tussen de lener en geldschieter; niet als borg, niet als
getuige, niet als schrijver/opsteller die de contracten tussen de lener en de
woekeraar opmaakt (Ex. 22:24) (CCN 53).
174.
Leen aan arme mensen
(Ex.22:24; Deut. 15:8) (CCA 62). Het wordt gezien als verplichting ondanks dat
er staat “indien”.
175.
Eis van een arme man niet dat
hij de schuld aflost wanneer jij weet dat hij je niet kan betalen. Dwing hem
niet (Ex.22:24) (CCN 52).
176.
Neem geen zaken in onderpand
waarmee een persoon zijn eten mee moet bereiden (Deut. 24:6) (CCN 58).
177.
Neem niets met geweld in
onderpand (Deut. 24:10) (CCN 59).
178.
Neem niet iets in onderpand
als de eigenaar dat voorwerp nodig heeft (Deut. 24:12) (CCN 61).
179.
Geef het verpande voorwerp
weer aan de eigenaar terug (Deut. 24:13) (CCA 63).
180.
Neem niets in onderpand van
een weduwe (Deut. 24:17) (CCN 60).
181.
Fraudeer niet tijdens het
afwegen of afmeten van iets (Lev. 19:35) (CCN 83).
182.
Wees er van overtuigt dat
jouw gewichten en je weegschaal correct zijn (Lev. 19:36) (positief).
183.
Heb geen onnauwkeurige
meetinstrumenten en gewichten in je bezit (Deut. 25:13-14) (CCN 84).
Werknemers, bedienden en slaven
184.
Treuzel niet met het
uitbetalen van salarissen (Lev. 19:13) (CCN 38).
185.
Het is de ingehuurde
werker toegestaan van de producten die hij gemaaid, geoogst heeft te eten
(Deut. 23:25-26) (CCA 65).
186.
De ingehuurde werker
mag niet meer van de door hem gemaaide, geoogste producten nemen dan dat hij
opkan (Deut. 23:25) (CCN 187).
187.
De ingehuurde werker
mag niet van de producten eten wat nog niet geoogst is (Deut. 23:26) (CCN
186).
188.
Betaal het salaris van
de werknemer uit op de juiste tijd (Deut. 24:15) (CCA 66).
189.
Behandel een Hebreeuwse
huurling/contractant juridisch juist in overeenstemming met de wetten die op
hem van toepassing zijn (Ex. 21:2-6) (positief).
190.
Verplicht een
Hebreeuwse dienstknecht niet het werk van een slaaf te doen (Lev. 25:39) (negatief).
191.
Verkoop een Hebreeuwse
dienstknecht niet als een slaaf (Lev. 25:42) (negatief).
192.
Behandel een Hebreeuwse
dienstknecht niet streng (Lev. 25:43) (negatief).
193.
Sta niet toe dat een goy zijn
Hebreeuwse huurling/contractant die aan hem is verkocht bruut behandeld (Lev.
25:53) (negatief).
194.
Stuur een Hebreeuwse huurling/contractant
nooit weg met lege handen als hij vrijgesteld wordt van dienst (Deut. 15:13) (negatief).
195.
Wees vrijgevig wanneer
de Hebreeuwse huurling/contractant wordt vrijgesteld aan het eind van zijn
termijn (Deut. 15:14) (positief).
196.
Koop een Hebreeuwse
slavin die nog maagd is vrij (Ex. 21:8) (positief).
197.
Verkoop de Hebreeuwse slavin,
die nog maagd is, niet door aan een andere eigenaar (Ex. 21:8) (negatief).
198. Neem
een Hebreeuwse slavin, die nog maagd is, aan (Ex. 21:8-9) (positief).
199. Behoudt
een Kanaänitische slaaf voor
altijd (Lev. 25:46) (positief).
200.
Lever geen slaaf uit
aan de eigenaar, wanneer de slaaf gevlucht is naar Israël en de eigenaar van
buiten Israël komt (Deut. 23:16) (negatief).
201.
Doe zo´n slaaf geen
onrecht aan (Deut. 23:17) (negatief).
202.
Muilkorf een dier niet
wanneer het op het land werkt, zodat hij ervan kan eten en ervan kan genieten
(Deut. 25:4) (CCN 188).
Geloften, eden en zweren
203.
Een man moet doen wat
hij gezegd heeft (Deut. 23:24) (CCA 39).
204.
Zweer niet onnodig (Ex.
20:7) (CCN 29).
205.
Breek geen eed en zweer
niet vals (Lev. 19:12) (CCN 31).
206.
Handel bij het
annuleren van een gelofte volgens de regels die in de Thora zijn uiteengezet
(Num. 30:2-17) (CCA 40).
207.
Verbreek geen gelofte
(Num. 30:3) (CCN 184).
208.
Zweer alleen bij de
Naam van HaShem (Deut. 10:20) (positief).
209.
Vertraag niet in het
vervullen van geloften, gebrachte geloften of het vrijwillige offeren (Deut.
23:22) (CCN 185).
De Shabbatsjaren en Jubeljaren
210.
Laat je land tijdens het
Shabbatsjaar rusten (Ex. 23:11; Lev. 25:2) (positief) (CCI 20).
211.
Tijdens het Shabbatsjaar mag je het land niet bewerken (Ex. 23:11) (positief)
(Lev. 25:2) (CCI 21).
212.
Tijdens het Shabbatsjaar mag
je de grond niet bezaaien/bewerken (Lev. 25:4) (negatief) (CCI 22).
213. Bewerk
de bomen niet (denk bijv. aan snoeien) tijdens het Shabbatsjaar (Lev. 25:5) (negatief)
(CCI 23).
214.
Het is niet toegestaan
tijdens het Shabbatsjaar de oogst, die spontaan is opgekomen, te oogsten (Lev.
25:5) (negatief) (CCI 24).
215.
Het is niet toegestaan
tijdens het Shabbatsjaar fruit te oogsten op dezelfde manier als het in de
andere jaren wordt gedaan (Lev. 25:5) (negatief) (CCI 25).
216.
Blaas de Shofar om het
Shabbatsjaar in te luiden (Lev. 25:9) (positief).
217.
Scheld in het 7e jaar
de schuld kwijt aan mensen waaraan jij geleend hebt (Deut. 15:2) (CCA 64).
218.
Eis geen uitgeleende
zaken terug nadat het Shabbatsjaar voorbij is (Deut. 15:2) (CCN 57).
219.
Schroom niet om,
vanwege de instelling van het Shabbatsjaar, aan armen uit te lenen (Deut.
15:9) (CCN 56).
220.
Verzamel de mensen
zodat zij de Thora zullen horen (voorlezen) bij de afsluiting van het 7e jaar
(Deut. 31:12) (positief).
221.
Tel de jaren van het
Jubeljaar per jaar en per cyclussen van 7 jaren. (Lev. 25:8) (positief).
222.
Heilig het Jubeljaar
door te rusten en het land braak te laten liggen (Deut. 31:12) (positief)
223.
Tijdens het Jubeljaar
mag het land niet gecultiveerd en bemest worden. Ook de bomen mogen niet
worden bewerkt (Lev. 25:11) (negatief).
224.
Het is niet toegestaan
tijdens het Jubeljaar de oogst, die spontaan is opgekomen, te oogsten op
dezelfde manier als dat in de andere jaren wordt gedaan (Lev. 25:11) (negatief).
225.
Het is niet toegestaan
tijdens het Jubeljaar fruit te oogsten op dezelfde manier als dat in de andere
jaren wordt gedaan (Lev. 25:11) (negatief).
226.
Geef tijdens het Jubeljaar de
oorspronkelijke grondbezitters hun grond terug (Lev. 25:24) (positief).
De rechtbanken rechtsgang
227.
Stel in iedere
gemeenschap van Israël rechters en gezagsdragers aan (Deut. 16:18) (positief).
228.
Je mag geen rechter
aanstellen, die de Thora niet goed kent, ook niet als hij een specialist is in
andere takken van wetenschap (Deut. 1:17) (CCN 64).
229.
Oordeel (voer de wet
uit) in zaken van koop en verkoop (Lev. 25:14) (CCA 67).
230.
Spreek recht in geval
van wettelijke aansprakelijkheid bij betaalde opslag (Ex. 22:9) (positief).
231.
Oordeel (voer de wet uit) in zaken van vermissing/verlies waarbij de lener
aansprakelijk is (Ex. 22:13-14) (positief).
232.
Beslis over zaken m.b.t.
erfenissen/erfgoed (Num. 27:8-11) (CCA 73).
233.
Spreek recht in geval
van schade door een onbedekte kuil (Ex. 21:33-34) (positief).
234.
Spreek recht in geval
van letsel veroorzaakt door dieren (Ex. 21:35-36) (positief).
235.
Spreek recht in geval van
schade door vee bij het betreden van verboden terrein (Ex. 22:4) (positief).
236.
Spreek recht in geval
van schade veroorzaakt door brand (Ex. 22:5) (positief).
237.
Spreek recht in geval van schade bij verlenen van gratis opslagruimte (Ex.
22:6-7) (positief).
238.
Oordeel (voer de wet uit) in
andere zaken tussen een aanklager en een verdediger (Ex. 22:8) (positief).
239. Vervloek
een rechter niet (Ex. 22:27) (CCN 63).
240.
Degene die over bewijs
beschikt, moet getuigen tijdens een rechtszaak (Lev. 5:1) (positief).
241.
Leg geen valse
getuigenis af (Ex. 20:13) (CCN 39).
242. Een
getuige mag niet als rechter handelen in een zaak waarin hij bewijs heeft
aangedragen (Num. 35:30) (negatief).
243.
Een overtreder/misdadiger
mag niet getuigen (Ex. 23:1) (CCN 75).
244.
De rechtbank mag de
verklaring van een nabij familielid van de aangeklaagde niet accepteren bij
een grote overtreding (waarop de doodstraf staat) (Deut. 24:16) (CCN 74).
245. Hoor
geen verklaringen aan van de ene partij, als de andere partij niet aanwezig is
(Ex. 23:1) (CCN 65).
246.
Onderzoek de getuige grondig
(Deut. 13:15) (positief).
247.
Beslis niet over een zaak op
grond van één getuigenverklaring (Deut. 19:15) (CCN 73).
248.
Maak een beslissing op grond
van de meerderheid, als er sprake is van een meningsverschil, tussen de leden
van het Sanhedrin (Joodse Gerechtshof), over de rechtsuitspraak (Ex. 23:2) (positief).
249.
Beslis geen grote zaken (waarbij
de doodstraf wordt geëist), op grond van de meerderheid waarbij er maar een
meerderheid is van één persoon (Ex. 23:2) (negatief).
250. Breng tijdens
een grote zaak, als je eerst voor een vrijspraak pleitte, later geen
argumenten in die voor veroordeling pleiten (Ex. 23:2) (negatief).
251.
Behandel de partijen, in een
proces, met gelijke onpartijdigheid (Lev. 19:15) (positief).
252.
Doe geen rechtsuitspraak die
onrechtvaardig is (Lev. 19:15) (CCN 69).
253.
Trek belangrijke/invloedrijke
mensen niet voor in een rechtszaak (Lev. 19:15) (CCN 70).
254.
Neem geen steekpenningen aan
(Ex. 23:8) (CCN 71).
255.
Wees niet bang voor slechte mensen in een rechtszaak (Deut.
1:17) (CCN 72).
256.
Trek de arme, uit
medelijden, niet voor bij een rechtszaak (Ex. 23:3; Lev. 19:15) (CCN 66).
257.
Verdraai niet het recht van
vreemdelingen (geeriem) of wezen (Deut. 24:17) (CCN 68).
258.
Verdraai niet het recht van
een wetsovertreder (Ex. 23:6) (CCN 67).
259.
Spreek geen recht op grond
van één mening, maar op grond van bewijs aangedragen door minimaal twee
ooggetuigen (Ex. 23:7) (negatief).
260. Voer geen oordeel uit
bij een doodslager voordat hij terecht heeft gestaan in de rechtszaak
(Num. 35:12) (negatief).
261.
Aanvaard de uitspraken iedere
Hoger Gerechtshof in Israël (Deut. 17:11) (positief).
262.
Rebelleer niet tegen de
uitspraken van het Gerechtshof (Deut. 17:11) (CCN 158).
Letsels/Verwondingen en schade
263.
Maak op het dak(terras) een
borstwering/hek (Deut. 22:8) (CCA 75).
264.
Laat niets onbeheerd achter
waar iemand zich aan zou kunnen verwonden/bezeren (Deut. 22:8) (CCN 190).
265.
Redt het leven van een
aangevallene, ook als dit ten koste gaat van het leven van de aanvaller (Deut. 25:12) (positief).
266. Heb geen medelijden
met de aanvaller/achtervolger, hij moet gedood worden voor hij de achtervolgde
bereikt en dood of ontkleedt (Deut. 25:12) (negatief).
Eigendom en eigendomsrecht
267.
Verkoop in Israël nooit
voorgoed
(een stuk) land (Lev. 25:23)
(negatief).
268.
Verander de bestemming van
een open land of veld (rond de steden) van de Levieten niet; Verkoop het niet
voorgoed, zodat het altijd gelost kan worden (Lev. 25:34) (negatief).
269. Als iemand een huis in een ommuurde stad verkoopt, dan heeft
hij tot een vol jaar na de verkoopdatum het recht om dat terug te kopen (Lev.
25:29) (positief).
270.
Verwijder geen grens(afscheidings)palen (de omheining van een stuk eigendom)
(Deut. 19:14) (CCN 85).
271.
Zweer niet vals bij het
ontkennen van iemands eigendomsrecht (Lev. 19:11) (CCN 30).
272.
Ontken niet onterecht iemands
eigendomsrecht (Lev. 19:11) (CCN 36).
273.
Vestig je nooit in Egypte
(Deut. 17:16) (CCN 192).
274.
Steel nooit iemands
persoonlijke eigendommen (Lev. 19:11) (CCN 34).
275.
Breng gestolen goederen terug
naar de eigenaar (Lev.5:23) (CCA 68).
276.
Breng verloren goederen terug
naar de eigenaar (Deut. 22:1) (CCA 69).
277.
Druk geen gevonden goederen
achterover (Deut. 22:3) (CCN 182).
Wetten met betrekking tot criminaliteit
278.
Doodt geen onschuldig persoon
(Ex. 20:13) (CCN 32).
279. Je mag geen Israëliet
kidnappen (Ex. 20:13) (CCN 33). Volgens de Talmud refereert dit vers naar het
stelen van een persoon (samen met Lev. 19:11 wat
over bezittingen gaat)
280. Je mag niet iemand
met geweld beroven (Lev. 19:13) (CCN 35).
281. Je mag niet iemand
bedriegen (Lev. 19:13)
(CCN 37).
282. Je mag niet iets
begeren wat van een ander is (Ex. 20:14) (CCN 40).
283. Heb geen lust naar
wat van een ander is
(Deut. 5:18) (CCN 41).
284.
Geef niet toe aan slechte
gedachten en beelden/blikken (Num. 15:39) (CCN 156).
Straffen en schadeloosstelling
285. Het Gerechtshof
zal de doodstraf, door onthoofding met een zwaard, laten uitvoeren .
(Ex. 21:20; Lev. 26:25) (positief).
286. Het Gerechtshof
zal de doodstraf, door
wurging,
laten uitvoeren (Lev.
20:10) (positief).
287. Het Gerechtshof
zal de doodstraf, door
de brandstapel,
laten uitvoeren (Lev.
20:14) (positief).
288. Het Gerechtshof zal
de doodstraf, door
steniging, laten
uitvoeren (Deut.
22:24) (positief).
289.
Het lichaam van de
terechtgestelde dient in het openbaar aan (een) hout opgehangen te worden
(Deut. 21:22) (positief).
290.
Het lichaam van de
terechtgestelde mag ´s nachts niet aan (het) hout blijven hangen (Deut. 21:23)
(negatief).
291.
Het lichaam van de
terechtgestelde dient dezelfde dag nog worden te begraven (Deut. 21:23) (positief)
292. Voor een
moordenaar mag je geen
losgeld aannemen (Num. 35:31) (negatief).
293.
Verban de persoon die
een moord zonder opzet heeft gepleegd (Num. 35:25) (positief).
294.
Sticht /stel in 6
vrijsteden voor de personen die een moord zonder opzet hebben gepleegd (Deut.
19:3) (positief).
295.
Neem geen losgeld aan
van de onopzettelijke moordenaar om hem van zijn verbanning te laten vrij
komen (Num. 35:32) (negatief).
296.
Breek de nek van de vaars
zoals dat staat voorgeschreven (wanneer men iemand op het open veld vindt, die
vermoord is door een onbekende dader (Deut. 21:4) (positief).
297. Bewerk
en bezaai het veld, waar de nek van de vaars is gebroken, niet (Deut.
21:4) (negatief).
298. Een
dief moet compensatie betalen of (in bepaalde gevallen) de doodstraf krijgen
(Ex. 21:16; Ex. 21:37; Ex. 22:1) (positief).
299.
Iemand die een lichamelijke
letsel toebrengt, moet een geldelijke compensatie betalen (Ex. 21:18-19) (positief).
300.
Leg
de verleider
(van een niet-verloofde maagd)
een straf op van 50 shekel en voer de andere van
toepassing zijnde bepalingen uit (Ex. 22:15-16) (positief).
301.
De schender van de
niet-verloofde maagd moet met haar trouwen (Deut. 22:28-29) (positief).
302.
De persoon die met een meisje
gemeenschap heeft en, in overeenstemming met de wet, met haar moet trouwen, mag nooit
van haar scheiden (Deut. 22:29) (negatief).
303.
Voer op de Shabbat geen straf
uit (Ex. 35:3) (want sommige straffen moeten met vuur worden uitgevoerd) (negatief).
304.
Straf de schuldigen met het
toedienen van slagen (Deut. 25:2) (positief).
305.
Overschrijd het aantal door
de wet vastgestelde slagen niet. Bij alleen verdenking mag je niet slaan
(Deut. 25:3) (CCN 43).
306.
Spaar de overtreder,
bij veroorzaken van schade,
niet bij het uitvoeren van voorgeschreven straffen (Deut. 19:13) (negatief).
307. Straf de valse
getuige met dezelfde straf als hij met zijn valse getuigenis wilde veroorzaken
bij de tegenpartij (Deut. 19:19) (positief).
308.
Straf de persoon die een
overtreding onder dwang heeft begaan niet (Deut. 22:26) (negatief).
Profetieën
309.
Luister naar de woorden van
een profeet in iedere generatie die niet afdoet of toevoegt aan wat in de
Thora staat (Deut. 18:15) (positief).
310. Profeteer niet
leugenachtig/vals (Deut. 18:20) (CCN 175).
311. Weerhoudt
je niet om een valse profeet
ter dood te brengen en wees niet bang van hem (Deut. 18:22) (negatief).
Afgoderij, afgodendienaars en afgodische praktijken
312.
Maak geen (uitgesneden)
afbeelding (van een afgod). Maak het zelf niet en laat het niet door een ander
maken (Ex. 20:4) (CCN 9).
313.
Maak geen (uitgesneden)
afbeelding voor versiering, ook al wordt het niet aanbeden (Ex. 20:20) (CCN
144).
314.
Maak geen afgoden/afgodsbeelden,
ook niet voor anderen (Ex. 34:17; Lev. 19:4) (CCN 10).
315. Gebruik/bezit
geen versieringen of enige object wat bestemd is voor of afkomstig is van
afgoderij (Deut. 7:25) (CCN 17).
316.
Maak geen gebruik van een
afgod of van bijbehorende objecten/versieringen, offeranden of plengoffers
(Deut. 7:26) (CCN 18).
317.
Drink geen wijn van
afgodendienaars (Deut. 32:38) (CCN 15).
318.
Aanbid geen afgod op de
manier zoals het gewoonlijk aanbeden wordt (Ex. 20:5) (CCN 12).
319.
Buig je niet neer voor
een afgod, ook niet als dat niet de gewoonlijke manier van aanbidding ervan is
(Ex. 20:5) (CCN 11).
320.
Profeteer niet in de
naam van een afgod (Ex. 23:13; Deut. 18:20) (CCN 27).
321.
Luister niet naar
iemand die in de naam van een afgod profeteert (Deut. 13:4) (CCN 22).
322.
Breng de kinderen van
Israël niet op een dwaalspoor die tot afgoderij leidt (Ex. 23:13) (CCN 14).
323.
Verleidt geen Israëliet
tot afgoderij (Deut. 13:12) (CCN 23).
324.
Vernietig afgoderij en
alles wat er bij hoort (Deut. 12:2-3) (positief).
325.
Heb de aanzetter tot
afgoderij niet lief (Deut. 13:9) (CCN 24).
326.
Blijf de aanzetter tot
afgoderij haten (Deut. 13:9) (CCN 25).
327.
Ontzie de aanzetter tot
afgoderij niet van de doodstraf, maar zie toe op zijn executie (Deut. 13:9) (negatief).
328.
Een persoon die hij probeerde
tot afgoderij aan te zetten, mag niet pleiten voor vrijspraak van de aanzetter
(Deut. 13:9) (CCN 26).
329.
Een persoon die aangezet is
tot afgoderij, mag geen bewijs van de schuld van de aanzetter achterhouden
(Deut. 13:9) (negatief).
330.
Zweer niet in de naam van een
afgod tegenover zijn aanbidders en breng zijn aanbidders niet in een positie
dat zij dat doen (Ex. 23:13) (CCN 13).
331.
Wek niet iemands
interesse op voor afgoderij (Lev. 19:4) (CCN 16).
332.
Neem geen inzettingen van
afgodendienaars over, noch hun gewoonten (Lev. 18:3; Lev. 20:23) (CCN 21).
333.
Laat geen kinderen door
het vuur van Molech gaan (Lev. 18:21) (negatief).
334.
Doe geen moeite om een
praktiserende tovenares in leven te laten (Ex. 22:17) (negatief).
335.
Doe niet aan waarzeggerij (onein)
(door tijden goed of slecht te benoemen aan de hand van astrologie) (Lev.
19:26) (CCN 166).
336.
Doe niet aan voorzeggingen (nachesh)
die gebaseerd zijn op tekenen en voortekenen door gebruik van talismannen en
bezweringen (Lev. 19:26) (CCN 165).
337. Raadpleeg geen geesten (ovoth) (Lev. 19:31) (CCN 170).
338.
Maak geen gebruik van
tovenaars (yid'onim) (Lev. 19:31) (CCN 171).
339.
Praktiseer geen magisch
gebruik van kruiden, stenen en andere objecten die mensen gebruiken (kisuf)
(Deut. 18:10) (CCN 168).
340.
Praktiseer geen magische
praktijken (kessem) (Deut. 18:10) (CCN 167).
341.
Doe niet aan bezweren (van
slangen en schorpioenen) (chover chaver) (Deut. 18:11) (CCN 169).
342.
Ondervraag geen (waarzeggende)geest
(ob) (Deut. 18:11) (CCN 172).
343.
Zoek geen contact met doden (meetiem)
(Deut. 18:11) (CCN 174).
344.
Raadpleeg geen tovernaar (yid´oni)
(Deut. 18:11) (CCN 173).
345.
Verwijder je gehele baard
niet, zoals de afgodendienaars dat doen(Lev. 19:27) (CCN 177).
346.
Scheer de rand van je
hoofdhaar niet rond af, zoals afgodische priesters dat doen (Lev. 19:27) (CCN
176).
347.
Maak geen insnijdingen in je
vlees als uiting van rouw zoals afgodendienaars dat doen (Lev. 19:28; Deut.
14:1) (CCN 28).
348.
Tatoeëer je lichaam niet,
zoals afgodendienaars dat doen (Lev. 19:28) (CCN 163).
349.
Maak geen kale plek voor een
dode (Deut. 14:1) (CCN 164).
350.
Plant geen boom ter
aanbidding (Deut. 16:21) (negatief).
351.
Richt geen paal (pilaar) op
voor aanbidding (Deut. 16:22) (CCN 162).
352.
Bewijs afgodendienaars geen
genade (Deut. 7:2) (CCN 20).
353.
Sluit geen verbond met de 7
(Kanaänitische afgodische) volken (Ex. 23:32; Deut. 7:2) (negatief).
354.
Er mogen geen afgodendienaars
zich in ons land (Eretz Israël) vestigen (Ex. 23:33) (negatief) (CCI 26).
355.
Dood
de bewoners van een stad die afgodisch is geworden en verbrand deze stad
(Deut. 13:16-17) (positief).
356.
Herbouw een stad die
afdwaalde tot afgoderij nooit (Deut. 13:17) (negatief).
357.
Je mag geen gebruik maken van
de bezittingen van de stad die afdwaalde tot afgoderij (Deut. 13:18) (negatief).
Landbouw en veeteelt
358.
Kruis geen dieren van
verschillende soorten met elkaar (volgens de Talmud geldt dit ook voor vogels)
(Lev. 19:19) (CCN 142).
359. Bezaai een stuk land
niet met verschillende zaden
(Lev. 19:19) (CCN 107).
360.
Eet na het planten van een
fruitdragende boom de eerste 3 jaar niet van zijn vruchten (Lev. 19:23) (CCN
105).
361. In
het vierde jaar na het planten van de fruitdragende boom zijn de vruchten
heilig, zoals de 2e tienden, en moeten in Jeruzalem opgegeten worden (Lev.
19:24) (positief) (CCI 16).
362.
Zaai geen graan of kruiden in
een wijngaard (Deut. 22:9) (negatief).
363.
Eet
niet
van andere gewassen, die
gezaaid zijn in een wijngaard (Deut. 22:9) (negatief).
364.
Laat onder één juk nooit
verschillende soorten dieren samenwerken (Deut. 22:10) (CCN 180).
Kleding
365.
Een man mag geen
vrouwenkleding dragen (Deut. 22:5) (CCN 179).
366.
Een vrouw mag geen
mannenkleding dragen (Deut. 22:5) (CCN 178).
367.
Draag geen kleding die van
wol en linnen tezamen gemaakt is (Deut. 22:11) (CCN 181).
Eerstgeborene
368. Je moet de
eerstgeboren jongen vrij kopen (Pidyon ha-Ben) (Ex. 13:13; Ex. 34:20; Num. 18:15) (CCA
54).
369.
Koop de eerstgeborene
van een ezel vrij (Ex. 13:13; Ex. 34:20) (CCA 55).
370.
Breek de nek van de
eerstgeborene van een ezel, als hij niet is vrijgekocht (Ex. 13:13; Ex. 34:20)
(CCA 56).
371.
Koop de eerstgeborene
van een rein dier niet vrij (Num. 18:17) (CCN 109).
Priesters (Cohaniem) en Levieten
372.
De priesters moeten tijdens
hun werk als priester priesterlijke kleding dragen (Ex. 28:2) (positief).
373.
Je mag de mantel van de
Hogepriester nooit verscheuren (Ex. 28:32) (negatief).
374.
De priester mag niet op elk
moment het Heiligdom binnengaan (bijv. op momenten dat hij geen dienst heeft)
(Lev. 16:2) (negatief).
375.
Een gewone priester mag zich
niet verontreinigen door een lijk aan te raken anders dan van zijn naaste
familieleden (Lev. 21:1-3) (CCN 141).
376.
De gewone priesters mogen
zichzelf verontreinigen aan hun overleden naaste familieleden door bij de
begrafenis aanwezig te zijn en ze moeten net als de andere Israëlieten treuren
om hun dode familieleden (Lev. 21:3) (CCA 59).
377.
Als een priester zichzelf in
het mikwe heeft ondergedompeld (om zich te reinigen van onreinheid) mag hij
die dag tot na zonsondergang geen dienst doen in het Heiligdom (Lev. 21:6) (negatief).
378.
Een priester mag niet met
een vrouw trouwen die is gescheiden (Lev. 21:7) (CCN 140).
379.
Een priester mag niet trouwen
met een prostituee (Lev. 21:7) (CCN 138).
380.
Een priester mag niet met een
onteerde/ontwijde vrouw trouwen (Lev. 21:7) (CCN 139).
381. Betoon eer aan een
priester en geef hem
voorrang in alle zaken die heilig zijn (Lev. 21:8) (CCA 50).
382.
De Hogepriester zal zichzelf
niet verontreinigen door een lijk aan te raken, ook niet die van zijn naaste familieleden (Lev. 21:11) (negatief).
383.
Een Hogepriester zal niet
onder hetzelfde dak met een lijk verblijven (Lev. 21:11) Vanuit de traditie is
geleerd dat de Hogepriester die dat doet het verbod “en tot enig lijk van een
gestorven persoon zal hij niet komen” en het verbod “zal hij zich niet
verontreinigen” overtreed (negatief).
384.
Een Hogepriester zal met een
maagd trouwen (Lev. 21:13) (positief).
385.
Een Hogepriester zal geen
weduwe trouwen (Lev. 21:14) (negatief).
386.
Een Hogepriester mag niet
samenleven/wonen met een weduwe, ook zonder huwelijksband omdat hij haar dan
onteerd (Lev. 21:15) (negatief).
387.
Iemand met een lichamelijk/fysiek
gebrek zal niet (in het Heiligdom) dienen (Lev. 21:17) (negatief).
388.
Een priester met een
tijdelijk gebrek zal er niet dienen (Lev. 21:21) (negatief).
389.
Een persoon met een fysiek
gebrek mag niet het Heiligdom in komen dan tot het altaar (Lev. 21:23) (negatief).
390.
Een priester die onrein is
mag niet in het Heiligdom dienen (Lev. 22:2-3) (negatief).
391.
De onreine moet buiten de
legerplaats (de plaats van Gods Shechina) gestuurd worden, dat is weg van het
Heiligdom (Num. 5:2) (positief).
392.
De priester die onrein is,
mag de legerplaats niet betreden (dit verwijst naar de plaats waar de Shechina
aanwezig is) (Num. 5:2-3)(negatief).
393.
De priesters zullen Israël
zegenen (Num. 6:23) (CCA 58).
394.
Set een gedeelte van het deeg
voor de priester apart (Num. 15:20) (CCA 57).
395.
De Levieten zullen geen
werkzaamheden doen die voor de priesters bestemd zijn. De priesters zullen
geen werkzaamheden doen die voor de Levieten bestemd zijn (Num. 18:3) (negatief).
396.
Degenen die niet via de
mannelijke lijn van Aharon afstammen, zullen niet dienen in het Heiligdom
(Num. 18:4-7) (negatief).
397.
De Levieten zullen dienen in
het Heiligdom (Num. 18:23) (positief).
398.
Geef de Levieten steden om in
te wonen. Deze steden zullen ook dienen als vluchtstad/vrijstad (Num. 35:2) (positief).
399.
Geen persoon uit de stam van Levi zal een deel van het land van Israël
ontvangen (Deut. 18:1) (negatief).
400.
Een persoon uit de stam van
Levi zal niet delen in buit (bij de verovering van het land Israël) (Deut.
18:1) (negatief).
401.
De priesters zullen het
Heiligdom om beurten dienst doen, maar op de feesten zullen zij allemaal samen
dienst doen (Deut. 18:6-8) (positief).
Teruma
(offers), tienden en belastingen
402.
Een onbesneden persoon mag
niet eten van de offergaven (teruma), datzelfde is ook van toepassing
op andere heilige zaken (Ex. 12:44-45 and Lev. 22:10) (negatief).
403. Verander
niets aan de volgorde van het apart zetten van offergaven (teruma) en
tienden. Het apart zetten dient als volgt te gebeuren: Eerst de eerste oogst,
dan de offergaven (teruma) en tenslotte de tweede tienden. (Ex. 22:28)
(negatief) (CCI 19).
404.
Geef een halve shekel per
jaar (aan het Heiligdom ter voorziening van de publieke offeranden) (Ex.
30:13) (positief).
405.
Een priester die onrein is
mag niet van de offergaven (teruma) eten (Lev. 22:3-4) (negatief).
406. Iemand
die geen priester is, als ook
de vrouw en de ongetrouwde dochter van een priester mogen niet van de
offergaven (teruma) eten (Lev. 22:10) (negatief).
407.
Bezoekers van de priester of
zijn (ingehuurde) bedienden mogen niet van de offergaven (teruma) eten
(Lev. 22:10) (negatief).
408.
Eet geen producten waar de
offergaven en tienden nog niet van zijn afgezonderd (tevel) (Lev.
22:15) (negatief) (CCI 18).
409.
Zonder tienden af van je productie (een tiende van je
productie na het apart zetten van de offergaven (teruma)) voor de
Levieten (Lev. 27:30; Num. 18:24) (positief) (CCI 12).
410.
Geef tienden van je
veestapel (Lev. 27:32) (positief).
411.
Je mag niets van je
tienden verkopen (Lev. 27:32-33) (negatief).
412.
De Levieten moeten een
tiende van de tienden, die zij van de Israëlieten hebben ontvangen, apart
zetten en deze aan de priesters (kohaniem) geven (dat wordt genoemd de
teruma van de tienden) (Num. 18:26) (positief) (CCI 13).
413. Je mag van de
2e tienden van
graanproducten niet
buiten Jeruzalem eten (Deut. 12:17) (negatief).
414. Je mag van de
2e tienden van de wijnoogst
niet
buiten Jeruzalem nuttigen (Deut. 12:17) (negatief).
415. Je mag van de
2e tienden van de olie buiten Jeruzalem
niet
nuttigen (Deut. 12:17) (negatief).
416.
Vergeet de Levieten
niet (niet aan hun lot overlaten) (Deut. 12:19); maar de giften (rechten) die
hen toebehoren moeten hen gegeven worden zodat ze zich er op ieder feest mee
kunnen verblijden (negatief).
417.
Zet de 2e tienden apart in
het 1e, 2e , 4e en 5e jaar van de Shabbatsjaar-cyclus die door de eigenaar in
Jeruzalem gegeten kan worden. (vandaag de dag wordt het wel apart gezet, maar
niet in Jeruzalem gegeten) (Deut. 14:22) (positief) (CCI 14)
418.
Zet de 2e tienden apart
in het 3e en 6e jaar van de Shabbatsjaar-cyclus voor de armen (vandaag de dag
wordt het wel apart gezet, maar het is niet meer verplicht om deze aan de
armen te geven) (Deut. 14:28-29) (positief) (CCI 15).
419.
Geef de priester de
verschuldigde delen van de karkassen van het geslachte vee (Deut. 18:3) (CCA
51) (volgens de Talmud is dat vandaag de dag buiten Israël niet verplicht doch
wel toegestaan, sommigen doen het ook daadwerkelijk.)
420.
Geef het eerste van de vacht
aan de priester (Deut. 18:4) (CCA 52). (volgens de Talmud is dat vandaag de
dag buiten Israël niet verplicht doch wel toegestaan, sommigen doen het ook
daadwerkelijk.)
421.
Zet het ‘teruma
gdola’ (het grote hef offer, dat is een klein deel van de oogst van je
graan, wijn en olie apart voor de priester (Deut. 18:4) (positief) (CCI 11).
422.
Gebruik niets van je 2e
tienden dan voor eten en drinken (Deut. 26:14) (negatief). Alles wat er buiten
die categorie valt, wordt gekwalificeerd met het zinnetje “gegeven aan de
doden”.
423.
Wanneer je in toestand
van onreinheid bent, mag je niets van de 2e tienden eten, voordat deze tienden
losgekocht zijn (Deut. 26:14) (negatief).
424.
Eet niet van de 2e
tienden als je rouwt (Deut. 26:14) (negatief).
425.
Spreek een verklaring
uit als je de 2e tienden naar het Heiligdom brengt (Deut. 26:13) (positief) (CCI
17).
De Tempel, het
Heiligdom en Heilige voorwerpen
426.
Bouw geen altaren van (uit)gehouwen
steen (Ex. 20:22) (negatief).
427. Beklim
geen altaar met een trap (Ex. 20:23) (negatief).
428.
Bouw het Heiligdom (Ex. 25:8)
(positief).
429.
Verwijder de (draag)stokken
van de Ark niet (Ex. 25:15) (negatief).
430.
Zet elke Shabbat de
toonbroden en het wierook voor de Eeuwige (Ex. 25:30) (positief).
431.
Steek lichten in het
Heiligdom aan (Ex. 27:21) (positief).
432.
De borstplaat mag niet van de
efod los gemaakt worden (Ex. 28:28) (negatief).
433. Offer
reukwerk twee keer per dag (Ex. 30:7) (positief).
434.
Offer geen vreemd reukwerk of
offerandes op het gouden altaar (Ex. 30:9) (negatief).
435.
De priester moet zijn handen
en voeten wassen als hij dienst gaat doen (Ex. 30:19) (positief).
436.
Bereid zalfolie en zalf
daarmee de Hogepriesters en koningen Ex. 30:31) (positief)
437.
Bereid geen olie voor gewoon
gebruik met dezelfde formule (Ex. 30:32-33) (CCN 145).
438.
Zalf geen vreemde met deze
zalfolie (Ex. 30:32) (negatief).
439. Stel niet iets samen
met dezelfde samenstelling als het reukwerk
(Ex. 30:37) (CCN 146).
440.
Degene, die foutief, onwettig
gebruik maakt van heilige zaken, zal de waarde van het gebruikte moeten
vergoeden vermeerderd met 1/5 van de waarde (Lev. 5:16) (positief).
441.
Verwijder de as van het
altaar (Lev. 6:3) (positief).
442.
Het vuur op het altaar van
het brandoffer moet altijd branden (Lev. 6:6) (positief).
443.
Je moet het vuur op het brandofferaltaar altijd brandend houden (Lev. 6:6) (negatief).
444.
De priester(kohen) mag het
Heiligdom niet met los/slordig haar betreden (Lev. 10:6) (negatief).
445.
De priester(kohen) mag het
Heiligdom niet met gescheurde kleding betreden (Lev. 10:6) (negatief).
446.
De priester(kohen) mag het
Heiligdom tijdens de dienst niet verlaten (Lev. 10:7) (negatief).
447.
Een bedwelmd persoon(dronken)
mag het Heiligdom niet betreden en ook geen beslissingen nemen in wetszaken
(Lev. 10:9-11) (negatief).
448. Heb eerbied voor
het Heiligdom (Lev.
19:30) (dit geldt vandaag de dag voor de synagogen) (CCA 18).
449. Als
de Ark gedragen moet worden,
moet hij op de schouders gedragen worden (Num. 7:9) (positief).
450.
Onderhoudt de 2e Pesach (Num.
9:11) (positief).
451. Je moet op de
2e Pesach het vlees van het
Pesachlam met ongezuurde broden (matzes) en bittere kruiden eten (Num. 9:11) (positief).
452. Laat geen vlees
van het Pesachlam op de 2e Pesach tot de
morgen over (Num. 9:12) (negatief).
453.
Breek geen bot
van het Pesachlam op de 2e
Pesach (Num. 9:12) (negatief).
454.
Blaas de trompetten bij
het brengen van offeranden in tijden van nood (Num. 10:9-10) (positief).
455.
Houdt voortdurend de
wacht over het gebouw (Num. 18:2) (positief).
456. Laat het Heiligdom niet onbewaakt (Num. 18:5) (negatief).
457.
Een offerande (asham/schuldoffer)
moet gebracht worden door degene die een overtreding heeft begaan met
betrekking tot heilige dingen of iets geroofd heeft, of gemeenschap heeft
gehad met een ondertrouwde huurlinge of vals ontkent dat iets bij hem
gedeponeerd is waarbij hij valselijk heeft gezworen dat het bij hem niet gedeponeerd
is. Dit heet een schuldoffer voor een bewuste overtreding (positief).
458. Je mag niet iets
vernietigen van het Heiligdom, synagogen of leerhuizen.
Wis/verwijder nooit de
heilige namen (van G’d). Ook heilige geschriften mogen niet vernietigd worden
(Deut. 12:2-4) (CCN 157).
Offerandes en offers
459.
Zet de eerstelingen van de
reine dieren apart en offer ze (Ex. 13:2; Deut. 15:19) Op dit moment worden ze
niet geofferd (CCA 53).
460.
Slacht het Pesachlam (Ex.
12:6) (positief).
461.
Eet het vlees van het Pesach
offer op de avond van de 15e Nissan (Ex. 12:8) (positief).
462.
Eet het vlees van het
Pesachlam niet rauw gekookt (Ex. 12:9) (negatief).
463.
Laat niets van het vlees van
het Pesachlam tot de volgende morgen liggen (Ex. 12:10) (negatief).
464.
Geef geen vlees van het
Pesachlam aan een Israëliet die afvallig is geworden(Ex. 12:43) (negatief).
465.
Geef het vlees van het
Pesachlam niet aan een vreemdeling (goy) die onder jullie woont (Ex.
12:45) (negatief).
466.
Eet geen vlees van een
Pesachlam van een andere plaats waar ook het Pesach wordt gevierd (Ex. 12:46)
(negatief).
467.
Breek geen van de botten van
het Pesachlam (Ex. 12:46) (negatief).
468.
Een man die niet besneden is
mag niet van het Pesachlam eten (Ex. 12:48) (negatief).
469. Je mag het Pesachlam
niet slachten als er nog gist (chamets) in het huis is.
(Ex. 23:18; Ex. 34:25) (negatief).
470.
Laat nooit een deel van het
Pesachlam, wat op het altaar verbrand zou moeten worden, tot de volgende dag
liggen, wat het ongeschikt zou maken om nog verbrand (geofferd) te worden.
(Ex. 23:18; Ex. 34:25) (negatief).
471.
Trek niet op naar het
Heiligdom om een van de feesten te vieren zonder een offerande mee te brengen
(Ex. 23:15) (negatief).
472.
Breng de eerstelingen
(de vruchten van de 1e oogst) naar het Heiligdom (Ex. 23:19) (positief).
473.
Het vlees van een
schuld- en zondoffer dient gegeten te worden (Ex. 29:33) (positief).
474.
Iemand die geen
nakomeling van Aharon is, mag niet van het vlees van de heilige offeranden
eten (Ex. 29:33) (negatief).
475.
Onderhoudt de
instructies van het
brandoffer (Olah) (Lev. 1:3) (positief).
476.
Onderhoudt de
instructies van het meeloffer (Lev. 2:1) (positief).
477.
Offer geen honing of
gist/zuurdeeg met gist (Lev. 2:11) (negatief).
478.
Iedere offerande dient
gezouten te worden (Lev. 2:13) (positief).
479.
Offer niet iets wat
ongezouten is (Lev. 2:13) (negatief).
480.
Een Gerechtshof zal een
offerande offeren als ze zich hebben vergist bij een juridische uitspraak
(Lev. 4:13) (positief).
481.
Een persoon zal, als hij
gezondigd heeft door het begaan van een onbewuste overtreding (waarvoor
hij bij het bewust doen ervan met uitroeiing uit zijn volk gestraft zou worden),
een zondoffer (chatat) brengen (Lev. 4:27-28) (positief).
482. De grootte van
de te offeren offerande mag naar draagkracht gekozen worden (Lev. 5:7) (positief).
483. Van het
gevogelte dat als zondoffer wordt gebracht mag je het kopje niet volledig van
het rompje scheiden (Lev. 5:8) (negatief).
484.
Voeg geen olijfolie toe
aan een zondoffer van meel (Lev. 5:11) (negatief).
485.
Voeg geen wierook toe
aan een ondoffer van meel (Lev. 5:11) (negatief).
486.
Een persoon die
twijfelt of hij een zonde begaan heeft waar hij een zondoffer voor moet
brengen dient een schuldoffer (asham) te brengen (Lev. 5:17-19) (positief).
487.
Het restant van het
meeloffer dient opgegeten te worden (Lev. 6:9) (positief).
488. Zorg ervoor dat
het restant van het
meeloffer niet gist/gegist wordt (Lev. 6:10) (negatief).
489.
De Hogepriester dient
dagelijks een meeloffer te offeren (Lev. 6:13) (positief).
490.
Eet niet van een
meeloffer dat door de priesters wordt/is gebracht (Lev. 6:16) (negatief).
491.
Onderhoudt de
instructies van het zondoffer (Lev. 6:18) (positief).
492.
Eet geen vlees van de
zondofferanden, waarvan het bloed in het Heiligdom is gebracht en is
gesprenkeld naar het Voorhangsel (Lev. 6:23) (negatief).
493.
Onderhoudt de
instructies van het schuldoffer (asham) (Lev. 7:1) (positief).
494.
Onderhoudt de instructies van het vredeoffer (zebach sh´lamim) (Lev.
7:11) (positief).
495.
Verbrand het vlees dat
van een heilig offer is overgebleven (Lev. 7:17) (positief).
496.
Eet niet van offeranden
waarvan buiten de vastgestelde tijd is gegeten (Lev. 7:18). De straf daarop is
uitroeiing uit het volk (negatief).
497.
Eet niet van heilige
dingen die onrein zijn geworden (Lev. 7:19) (negatief).
498.
Verbrand het vlees van
de heilige offerande, dat onrein is geworden (Lev. 7:19) (positief).
499.
Een persoon die in
staat van onreinheid is mag niet van heilige dingen eten (Lev. 7:20) (negatief).
500.
De dochter van een
priester, die haarzelf ontheiligd heeft, zal niet eten van de heilige dingen,
niet van het hef offer, noch van de borst, noch de schouder van
vrede-offeranden (Lev. 10:14, Lev. 22:12) (negatief).
501.
Een vrouw mag na een
bevalling pas offeren als zij weer in staat van reinheid is (Lev. 12:6) (positief).
502.
Een lepralijder ((lijder
aan tsara’at)
zal een offer brengen als hij/zij rein geworden is (Lev. 14:10) (positief).
503.
Een
man die aan een vloeiing lijdt, zal een offerande brengen als hij na zijn
vloeiing weer rein is (Lev. 15:13-15) (positief).
504.
Een vrouw die aan een
vloeiing lijdt, zal een offerande brengen wanneer zij na haar vloeiing weer
rein is (Lev. 15:28-30) (positief).
505.
Onderhoudt de instructies van
Yom Kippur (Grote Verzoendag), betreffende de dienst op die dag, betreffende
de offerande, betreffende de belijdenissen, betreffende het wegzenden van een
geitenbok etc. (Lev. 16:3-34) (positief).
506.
Slacht geen dieren, die
als offerande zijn apart gezet, buiten het Heiligdom (Lev. 17:3-4) (negatief).
507.
Eet niet van het vlees
van een offerande van wat over gebleven is (buiten de daarvoor vastgestelde
tijd). (Lev. 19:8) (negatief).
508. Heilig geen
gebrekkige dieren als offerande
(Lev. 22:20). Deze tekst verbiedt dat zulke dieren voor
offerande apart gezet worden. (negatief).
509.
Elk dier dat geofferd
wordt moet zonder gebrek zijn (Lev. 22:21) (positief).
510.
Beschadig geen (veroorzaak
geen gebrek aan) vee wat apart gezet is voor offerande (Lev. 22:21) (negatief).
511.
Slacht geen gebrekkige
dieren ter offerande (Lev. 22:22) (negatief).
512.
Verbrand
geen ledematen van vee met een gebrek op het altaar (Lev. 22:22) (negatief).
513.
Sprenkel geen bloed van
vee met een gebrek op het altaar (Lev. 22:24) (negatief).
514.
Offer geen gebrekkige
vee op het altaar dat van goyiem (niet-Israëlieten) afkomstig is (Lev.
22:25) (negatief).
515.
Vee mag pas geofferd
worden als de dieren minimaal acht dagen oud zijn (Lev. 22:27) (positief).
516.
Laat geen vlees van het
dankoffer tot de volgende morgen liggen (Lev. 22:30) (negatief).
517.
Offer het Omer-meeloffer
op de morgen na de eerste dag van Pesach tezamen met een lam (Lev. 23:10) (positief).
518.
Eet
geen brood gemaakt van het nieuwe graan vóórdat de Omer van gerst is
geofferd op de tweede dag van Pesach (Lev. 23:14) (CCN 101).
519.
Eet geen geroosterd
koren van het nieuwe graan vóórdat de Omer van gerst is geofferd op de
tweede dag van Pesach (Lev. 23:14) (CCN 102).
520.
Eet geen verse
graankorrels van het nieuwe graan vóórdat de Omer van gerst is geofferd
op de tweede dag van Pesach (Lev. 23:14) (CCN 103).
521.
Breng op Shavuot broden
met de
bijbehorende
offeranden die dan
gelijktijdig (in
die zin van gezamelijk offer) met de broden geofferd worden (Lev.
23:17-20) (positief).
522.
Offer een extra offer
met Pesach (Lev. 23:36) (positief).
523.
Iemand die een gelofte
doet voor de Eeuwige, bestaande in de vastgestelde waarde van personen, ter ere
van de Eeuwige, moet geld naar waarde, die betreffende gedeelte in de Thora
opgetekend staat, betalen (Lev. 27:2-8) (positief).
524.
Als een offerdier
verwisseld wordt voor een ander dier, moeten beide dieren apart gezet worden
voor de Eeuwige (Lev. 27:10) (positief).
525. Verwissel
geen dier, dat apart gezet is voor offerande, voor een ander dier (Lev. 27:10)
(negatief).
526.
Iemand die een gelofte doet
voor de Eeuwige, bestaande in de vastgestelde waarde van een dier dat onrein
is, zal hij de waarde van dat dier betalen (Lev. 27:11-13) (positief).
527. Als iemand
zijn huis als iets heiligs ter ere van de Eeuwige wijdt, zal hij een bedrag
betalen dat door de priester wordt vastgesteld (Lev. 27:11-14) (positief).
528.
Wanneer iemand een deel
van zijn grondbezit als iets heiligs ter ere van de Eeuwige wijdt, zal hij
naar schatting het bedrag, wat in het betreffende gedeelte van de Thora staat
voorgeschreven, betalen. (Lev. 27:16-24) (positief).
529.
Offer geen dier, wat
voor een bepaald soort offer is apart gezet, voor een ander soort offer (Lev.
27:26) (negatief).
530. Beslis met
betrekking tot toegewijd bezit wat heilig is voor de Eeuwige en wat de
priester toekomt.
(Lev. 27:28) (positief).
531.
Verkoop geen stuk land
wat aan de Eeuwige gewijd is (Lev. 27:28) (negatief).
532.
Los geen stuk land wat
aan de Eeuwige gewijd is (Lev. 27:28) (negatief).
533.
Belijdt tegenover de Eeuwige
iedere zonde die je gepleegd hebt, op het moment dat je een offer brengt en op
andere momenten(Num. 5:6-7) (CCA 33).
534.
Als een vrouw van overspel
verdacht wordt, mag er aan het meeloffer geen olie toegevoegd worden (Num.
5:15) (negatief).
535.
Voeg er ook geen wierook aan
toe (Num. 5:15) (negatief).
536.
Breng de dagelijkse offers (twee
lammetjes als brandoffer) (Num. 28:3) (positief).
537.
Breng iedere Shabbat een
extra offer van twee lammetjes (Num. 28:9) (positief).
538.
Offer een extra offer met
nieuwe maan(Maand) (Num. 28:11) (positief).
539.
Breng een extra offer met
Shavuot (Num. 28:26-27) (positief).
540.
Offer een extra offer op Rosh
Hashana (Num. 29:1-6) (positief).
541.
Offer een extra offer op Yom Kippur (Num. 29:7-8) (positief).
542.
Offer een extra offer met
Sukkot (Num. 29:12-34) (positief).
543. Offer een aanvullende
offer op Shemini Atzeret (wat een op zichzelf staand feest is) (Num. 29:35-38) (positief).
544.
Breng op het eerste feest,
nadat zij werden ingesteld, alle offers, vrijwillig of verplicht (Deut.
12:5-6) (positief).
545.
Offer geen offerandes buiten
het Heiligdom (Deut. 12:13) (negatief).
546.
Offer alle offers in het
Heiligdom (Deut. 12:14) (positief).
547. Je mag, voor
offerande apart gezet, vee loskopen als het dier gebreken blijkt te hebben
waardoor het niet geofferd mag worden. Daarna mag het door ieder gegeten
worden. (Deut. 12:15)
(positief).
548. De eersteling, zonder
gebrek, mag niet buiten Jeruzalem gegeten worden (Deut. 12:17) (negatief)
549. Je zal het vlees van
het brandoffer niet
eten (Deut. 12:17). Dit verbod geldt voor iedere overtreder om niet te
genieten van iets van de heilige zaken. Als hij dat toch doet, begaat hij een
overtreding (negatief).
550.
De priesters mogen niet eten
van het vlees van het zond- of schuldoffer buiten het plein van het Heiligdom
(Deut. 12:17) (negatief).
551.
Eet geen vlees van offeranden,
die in mindere mate heilig zijn, voordat het bloed op het altaar is gesprengd
(Deut. 12:17) (negatief).
552.
De priester mag niet van het
eerstelingen eten voordat deze gebracht zijn op het plein van het Heiligdom
(Deut. 12:17 en 18) (negatief).
553.
Neem de moeite om de
offeranden van buiten het land van Israël naar het Heiligdom te brengen (Deut.
12:26) (positief).
554.
Wanneer dieren, die apart
gezet zijn om te offeren, met opzet gebrekkig zijn gemaakt, mag men niet van
dat vlees eten (Deut. 14:3) (negatief).
555. Je mag niet werken
met vee wat voor offerande is apart gezet (Deut. 15:19) (negatief).
556. Je mag de dieren, die
voor offerande zijn apart gezet, niet scheren
(Deut. 15:19) (negatief).
557.
Je mag geen deel van het
feestoffer, dat gebracht is op de 14e Nissan, achterlaten tot de 3e dag (Deut.
16:4) (negatief).
558.
Offer geen dier met een
tijdelijk gebrek (Deut. 17:1) (negatief).
559.
Breng geen geldelijk offer
dat verdiend is met prostitutie door vrouwen of mannen (Deut. 23:19) (negatief).
560.
Lees, bij het brengen van de
eerstelingen, de voorgeschreven verklaring voor van Deut. 26:5-10 (positief).
Reinheid en onreinheid
561.
Acht soorten van kruipende dieren brengen je, door contact, in staat van
onreinheid (wezel, muis, hagedis (of boomkikker / kameleon), egel, koach/waraan,
salamander (volgens Rashi slak), blindslang en mol) (Lev. 11:29-30) (positief).
562. Voedsel wordt
verontreinigd als het in contact komt met onreine dingen.
(Lev. 11:34) (positief).
563.
Iemand die het karkas van een
dier aanraakt, wat uit zichzelf is gestorven, komt in staat van onreinheid
(Lev. 11:39) (positief).
564.
Een vrouw op haar
kraambed is in dezelfde staat van onreinheid als een menstruerende vrouw (Lev.
12:2-5) (positief).
565.
Een lijder aan lepra (tsara’at)
is in staat van
onreinheid en verontreinigt (Lev. 13:2-46) (positief).
566.
Een lepralijder (lijder aan
tsara’at)
dient door middel van
(volgens de voorschriften) universele herkenningstekens herkenbaar te zijn.
Ook alle andere mensen in staat van onreinheid dienen dit aan te geven (Lev.
13:45) (positief).
567.
Een kledingstuk van de
lepralijder (lijder aan
tsara’at)
is in staat van onreinheid en
het verontreinigt (Lev. 13:47-49) (positief).
568.
Het huis van een
lepralijder (lijder aan
tsara’at)
verontreinigt (Lev. 14:34-46)
(positief).
569.
Een man met een
vloeiing verontreinigt (Lev. 15:1-15) (positief).
570.
Teelvocht van een man
verontreinigt (Lev. 15:16) (positief).
571. Reiniging van
alle verontreinigingen gebeurt door onderdompeling in het water van een
ritueel bad (mikwe)
(Lev. 15:16) (positief).
572.
Een menstruerende vrouw
is in staat van onreinheid en verontreinigt anderen (Lev. 15:19-24) (positief).
573.
Een vrouw, die
vloeiingen heeft, verontreinigt (Lev. 15:25-27) (positief).
574.
Voer de inzettingen met
betrekking tot de rode vaars uit, zodat de as ervan altijd
aanwezig is (Num. 19:9) (positief).
575.
Een lijk verontreinigt
(Num. 19:11-16) (positief).
576.
Het reinigings(sprenkel)
water brengt de reine in staat van onreinheid en reinigt de onreine van
verontreiniging door een dood lichaam (Num. 19:19-22) (positief).
Lepra en lepralijders
577.
Verwijder het haar van de
plek niet (Lev. 13:33) (negatief).
578. Het reinigen van een
melaatse, (lijder aan tsara’at) (het maakt niet uit of het nu een mens
is of een huis), vindt plaats door cederhout, hyssop, scharlaken draad, twee
vogels en levend stromend water (Lev. 14:1-7) (positief).
579.
De melaatse (lijder aan
tsara’at) zal al zijn haar afscheren (Lev. 14:9) (positief).
580.
Je mag de verschijnselen van
de tsara’at niet operatief verwijderen (Deut. 24:8) (negatief).
De koning
581.
Vervloek en verwens
geen leider van het volk, dat is de koning of het hoofd van de regering van
het land van Israël (Ex. 22:27) (negatief).
582.
Stel een koning aan
(Deut. 17:15) (positief).
583. Je mag niet een
niet-Israëliet (goy) als koning aanstellen
(Deut. 17:15) (negatief).
584.
De koning mag niet een
overdreven hoeveelheid paarden aanschaffen/hebben (Deut. 17:16) (negatief).
585.
De koning mag niet een
overdreven hoeveelheid vrouwen nemen (Deut. 17:17) (negatief).
586.
De koning mag niet een
overdreven hoeveelheid goud of zilver verkrijgen/verzamelen (Deut. 17:17) (negatief).
587.
De koning zal een rol van de Thora voor zichzelf schrijven naast het exemplaar dat ieder al voor zichzelf
moet schrijven. Hij moet er dus twee schrijven (Deut. 17:18) (positief).
Nazireeërs
588.
Een Nazireeër mag geen
wijn drinken, noch iets wat met wijn gemengd is en naar wijn smaakt en ook als
de wijn of de mix zuur geworden, is het voor de Nazireeër verboden (Num. 6:3)
(negatief).
589.
Hij mag geen verse
druiven eten (Num. 6:3) (negatief).
590.
Hij mag geen gedroogde
druiven (rozijnen/krenten) eten (Num. 6:3) (negatief).
591.
Hij mag niet van de
pitten van druiven eten (Num. 6:4) (negatief).
592.
Hij mag de schil van
een druif niet eten (Num. 6:4) (negatief).
593.
Een Nazireeër is het
toegestaan zijn haar te laten groeien (Num. 6:5) (positief).
594.
Een Nazireeër mag zijn
haar niet af (laten) knippen (Num. 6:5) (negatief).
595.
Hij mag niet in een afgedekte
ruimte (gebouw) komen waar een lijk aanwezig is (Num. 6:6) (negatief).
596.
Een Nazireeër mag zichzelf
niet in staat van onreinheid brengen door een overleden persoon (bij een lijk
aanwezig zijn) (Num. 6:7) (negatief).
597.
Een Nazireeër zal zijn haar
afknippen/scheren wanneer hij zijn offers breng bij de afronding (het
beëindigen) van de periode van zijn Nazireeërschap of als hij in staat van
onreinheid is gekomen (Num. 6:9) (positief).
Oorlogen
598.
Degene die in oorlog
verwikkeld is, moet niet bang zijn voor zijn vijanden of in paniek raken
tijdens het de strijd (Deut. 3:22, 7:21, 20:3) (negatief).
599. Zalf een
speciale priester (om) bij een oorlog (de soldaten toe te spreken)
(Deut. 20:2) (positief).
600.
In een toegestane
oorlog (die zich onderscheidt van een gedwongen oorlog), moeten de instructies
/ procedures, die in de Thora beschreven staan, waargenomen worden (Deut.
20:10) (positief).
601.
Laat geen individu van
de 7 Kanaänitische volken (De Chittieten, de Emorieten, de Kanaänieten, de
Perizzieten, de Chiwwieten en de Jeboesieten) in leven (Deut. 20:16) (negatief).
602.
Roei de 7 Kanaänitische
volken, vanuit het land van Israël, uit (Deut. 20:17) (positief).
603. Je mag geen
vruchtdragende bomen
vernietigen. Het mag niet in oorlogstijd en het mag ook niet door
onnadenkendheid (Deut. 20:19-20) (CCN 191).
604. Behandel
een vrouw, die je gevangen
hebt genomen en mooi vindt, volgens de voorschriften van de Thora (Deut.
21:10-14) (positief).
605.
Verkoop deze vrouw niet
(die je gevangen hebt genomen en mooi vindt) (Deut. 21:14) (negatief).
606.
Verlaag deze vrouw (die
je gevangen hebt genomen en mooi vindt) niet tot het niveau van slavin (Deut.
21:14) (negatief).
607.
Sluit geen (vredes)verbond
met de Ammonieten en de Moabieten als je een oorlog tegen hen voorbereid,
zoals je dat wel dient te doen bij een oorlog tegen andere volken (Deut. 23:7)
(negatief).
608.
Iemand die in staat van
onreinheid is, mag het kamp van de Levieten niet betreden (Deut. 23:11) (CCN
193) (Volgens de Talmud wordt daar in de huidige situatie de Tempelberg mee
bedoeld).
609.
Zorg voor een plaats, buiten het kamp, voor sanitaire doeleinden (Deut. 23:13)
(positief).
610.
Houdt die plek sanitair
schoon (Deut. 23:14-15) (positief).
611.
Herinner je altijd wat
Amalek gedaan heeft (Deut. 25:17) (CCA 76).
612.
Het kwaad dat Amalek
ons heeft aangedaan, mag niet vergeten worden (Deut. 25:19) (CCN 194).
613.
Vernietig het zaad, de
nakomelingen, van Amalek (Deut. 25:19) (CCA 77).
De instructies van de Thora gelden voor eeuwig.
Deut. 4:40 Onderhoud dan zijn inzettingen en zijn geboden, die ik u heden
opleg, opdat het u en uw kinderen na u wel ga en opdat gij lang leeft in het
land, dat de Eeuwige, uw God, u geven zal voor altijd.
Als je een exemplaar van de Mishneh Torah van de
Rambam in het Engels per email wil ontvangen, stuur ons dan even een
e-mail.
Daily Halacha verzorgd door Yeshiva.org.il
(dagelijkse behandeling van halachische vragen
die voorgelegd worden aan
de rabbijnen van Yeshiva.org.il)
Bronnen:
Mishne Thora van Maimonides,
deel 14
http://www.jewfaq.org/613.htm
http://ohr.edu/yhiy/article.php/974
To
be a Jew, geschreven door Rabbijn Chaim HaLevy Donin
Torat Eretz Yisrael, The Teachings of HaRav Yehuda HaCohen Kook,
geschreven door HaRav David Samson
Understanding Judaism, geschreven door Rabbi Mordechai Katz
De 613 Mitswot in het engels:
http://www.jewfaq.org/613.htm
http://ohr.edu/yhiy/article.php/974
Een goed boek in het engels over de Mitswot is: To be a Jew,
geschreven door Rabbijn Donin. Voor degenen die problemen met engels hebben
kunnen per mail een nederlandstalig uittreksel ban het boek ontvangen als zij
het boek hebben gekocht.
Laat het even weten als je behoefte hebt aan zo'n uittreksel.