| |
Thora-gedeelte
Naso
Naso (neem op),
Num 4:21-7:89, Haftarah: Richt. 13:2-25.
Num. 4:21-7:89 21 En de Eeuwige sprak tot Mozes: 22 Neem ook het aantal
op van de Gersonieten naar hun families en geslachten: 23 van
dertig jaar oud en daarboven tot vijftig jaar oud zult gij hen
tellen , ieder, die dienstplichtig is om arbeid te verrichten in de
tent der samenkomst. 24 Dit zal de dienst van de geslachten der
Gersonieten zijn bij het dienen en het dragen; 25 zij zullen
dragen de tentkleden van de tabernakel en de tent der samenkomst, de
bedekking daarvan en de bedekking van tachasvel, die daar overheen
ligt, het voorhangsel voor de ingang van de tent der samenkomst,
26 de gordijnen van de voorhof en het voorhangsel van de ingang van
de poort van de voorhof, die bij de tabernakel en het altaar rondom
is, met de bijbehorende touwen en al hun dienstgereedschap en alles
wat daaraan te doen is , daarbij zullen zij dienst doen. 27 Naar
het bevel van Aharon en zijn zonen zal de gehele dienst der
Gersonieten verricht worden, bij al hun dragen en bij al hun dienen;
gij zult hun als taak aanwijzen alles wat zij moeten dragen. 28
Dit is de dienst van de geslachten der Gersonieten aan de tent der
samenkomst en hun taak onder leiding van Itamar, de zoon van de
priester Aharon. 29 Wat de Merarieten betreft, hen zult gij tellen
naar hun geslachten en families; 30 van dertig jaar oud en
daarboven tot vijftig jaar oud zult gij hen tellen , ieder, die
dienstplichtig is om de arbeid te verrichten aan de tent der
samenkomst. 31 En dit is hun taak in het dragen, wat betreft al
hun dienst aan de tent der samenkomst: de planken van de tabernakel,
zijn balken, zijn pilaren, zijn voetstukken, 32 de pilaren van de
voorhof rondom met de voetstukken, de pinnen en de touwen al het
bijbehorende gereedschap en alles wat daaraan te doen is; en bij
name zult gij het gereedschap noemen , dat zij moeten dragen. 33
Dit is de dienst van de geslachten der Merarieten naar al hun dienst
aan de tent der samenkomst, onder leiding van Itamar, de zoon van de
priester Aharon. 34 Toen Mozes met Aaron en de hoofden der
vergadering de Kehatieten telde naar hun geslachten en families,
35 van dertig jaar oud en daarboven tot vijftig jaar oud, ieder,
die dienstplichtig was tot de arbeid aan de tent der samenkomst,
36 waren hun getelden naar hun geslachten tweeduizend zevenhonderd
vijftig; 37 dit waren de getelden van de geslachten der Kehatieten,
allen die dienst deden aan de tent der samenkomst, die Mozes met
Aharon telde naar het bevel van de Eeuwige door de dienst van Mozes. 38
De getelden der Gersonieten naar hun geslachten en families, 39
van dertig jaar oud en daarboven tot vijftig jaar oud, ieder, die
dienstplichtig was tot de arbeid aan de tent der samenkomst, 40
hun getelden naar hun geslachten en families waren tweeduizend
zeshonderd dertig. 41 Dit waren de getelden van de geslachten der
Gersonieten, allen die dienst deden aan de tent der samenkomst, die
Mozes met Aaron telde naar het bevel van de Eeuwige. 42 De getelden van
de geslachten der Merarieten naar hun geslachten en families, 43
van dertig jaar oud en daarboven tot vijftig jaar oud, ieder, die
dienstplichtig was tot de arbeid aan de tent der samenkomst, 44
hun getelden naar hun geslachten waren drieduizend tweehonderd. 45
Dit waren de getelden van de geslachten der Merarieten, die Mozes
met Aaron telde naar het bevel van de Eeuwige door de dienst van Mozes.
46 Al de getelden, die Mozes met Aaron en de hoofden van Israel
naar hun geslachten en families telde, namelijk de Levieten, 47
van dertig jaar oud en daarboven tot vijftig jaar oud, ieder, die
dienstplichtig was tot dienen en tot dragen aan de tent der
samenkomst, 48 hun getelden waren achtduizend vijfhonderd
tachtig. 49 Naar het bevel van de Eeuwige door de dienst van Mozes droeg
men ieder op, wat hij te dienen en te dragen had, te weten de
getelden , zoals de Eeuwige Mozes geboden had.
5:1 de Eeuwige sprak tot Mozes: 2
Gebied de Israëlieten, dat zij uit de legerplaats wegzenden alle
melaatsen , allen die een vloeiing hebben, en allen die onrein zijn
door aanraking van een lijk; 3 zowel mannen als vrouwen zult gij
wegzenden ; gij zult hen buiten de legerplaats zenden, opdat zij hun
legerplaats niet verontreinigen, daar Ik toch in hun midden woon. 4
Toen deden de Israelieten aldus en zonden hen weg buiten de
legerplaats; de Israelieten deden, zoals de Eeuwige tot Mozes gesproken
had. 5 de Eeuwige nu sprak tot Mozes: 6 Spreek tot de Israëlieten:
Wanneer iemand, man of vrouw, een of andere zonde doet, die mensen
begaan, en daardoor ontrouw wordt tegenover de Eeuwige, zodat hij een
schuld op zich laadt, 7 dan zullen zij de zonden belijden, die zij
begaan hebben; en daarna de volle waarde van wat hij schuldig is,
vergoeden, vermeerderd met een vijfde, en dat geven aan degene
tegenover wie hij zich schuldig gemaakt heeft. 8 Maar heeft die
man geen losser, aan wie de schuld vergoed zou kunnen worden, dan
zal de schuld die vergoed moet worden, aan de Eeuwige vervallen, ten bate
van de priester, ongeacht de ram der verzoening, waarmee deze over
hem verzoening zal doen. 9 En elke heffing van al de heilige
gaven, die de Israelieten tot de priester brengen , zal voor hem
zijn; 10 maar wat de heilige gaven zelf betreft, die zullen voor
de brenger zijn; alleen wat hij de priester geeft, zal voor deze
zijn. 11 de Eeuwige nu sprak tot Mozes: 12 Spreek tot de Israelieten en
zeg tot hen: Wanneer iemands vrouw zich misgaan zal hebben en hem
ontrouw zal zijn geworden, 13 en een ander met haar
geslachtsgemeenschap zal hebben gehad, zonder dat het aan haar man
bekend werd, daar het verborgen bleef, dat zij zich verontreinigd
had, en er geen getuige tegen haar was, en zij niet betrapt werd,
14 en wanneer dan de geest der jaloersheid over hem komt, zodat hij
jaloers wordt ten aanzien van zijn vrouw, terwijl zij zich
verontreinigd heeft, of wanneer de geest der jaloersheid over hem
komt, zodat hij jaloers wordt ten aanzien van zijn vrouw, terwijl
zij zich niet verontreinigd heeft, 15 dan zal die man zijn vrouw
tot de priester brengen met een offergave voor haar van een tiende
efa gerstemeel, waarover hij geen olie gegoten heeft en waaraan hij
geen wierook toegevoegd heeft, omdat het een spijsoffer der
jaloersheid is, een herinneringsoffer, dat ongerechtigheid in
gedachtenis brengt. 16 Dan zal de priester haar doen naderen en
voor het aangezicht van de Eeuwige stellen, 17 en de priester zal heilig
water nemen in een aarden vat, en de priester zal van het stof dat
op de vloer van de tabernakel ligt, nemen en aan het water
toevoegen. 18 Heeft de priester de vrouw voor het aangezicht van
de Eeuwige gesteld, dan zal hij het hoofdhaar der vrouw losmaken, en op
haar handpalmen het herinneringsoffer, het spijsoffer der
jaloersheid, leggen, terwijl in de hand van de priester zal zijn dat
bittere water, dat de vloek brengt. 19 Dan zal de priester haar
onder ede stellen en tot de vrouw zeggen: Indien geen man met u
gemeenschap heeft gehad, en indien gij geen onreinheid begaan hebt,
terwijl gij uw man toebehoordet, blijf dan ongestraft van dit
bittere water, dat de vloek brengt; 20 maar indien gij u, terwijl
gij uw man toebehoordet , misgaan en u verontreinigd hebt, doordat
een ander dan uw eigen man met u gemeenschap heeft gehad, 21 de
priester zal de vrouw onder een eed van vervloeking stellen, en de
priester zal tot de vrouw zeggen: Dan stelle de Eeuwige u tot een
vervloeking en een verwensing onder uw volk , doordat de Eeuwige uw heup
doe invallen en uw buik doe opzwellen, 22 want dit water, dat de
vloek brengt, zal in uw binnenste komen om uw buik te doen opzwellen
en uw heup te doen invallen. Daarop zal de vrouw zeggen: Amen,
amen. 23 Daarna zal de priester die vervloekingen op een blad
schrijven en in het bittere water afwassen 24 en hij zal de vrouw
het bittere water, dat de vloek brengt, te drinken geven, en het
water , dat de vloek brengt, zal in haar worden tot bitterheid. 25
Dan zal de priester het spijsoffer der jaloersheid van de hand der
vrouw nemen, en dit , na het voor het aangezicht van de Eeuwige bewogen te
hebben, naar het altaar brengen, 26 en de priester zal een handvol
ervan als gedachtenisgave afnemen en die op het altaar in rook doen
opgaan; daarna zal hij de vrouw het water te drinken geven. 27
Heeft hij haar het water te drinken gegeven, dan zal, wanneer zij
zich verontreinigd heeft en zij aan haar man ontrouw is geweest ,
het water, dat de vloek brengt, in haar worden tot bitterheid, zodat
haar buik zal opzwellen en haar heup zal invallen, en die vrouw tot
een vloek onder haar volk zal zijn. 28 Heeft de vrouw zich echter
niet verontreinigd en is zij rein, dan zal zij ongestraft blijven en
zwanger kunnen worden. 29 Dit is de wet op gevallen van
jaloersheid als een vrouw zich misgaan heeft tegenover haar man en
zich verontreinigd heeft, 30 of als over een man de geest der
jaloersheid is gekomen, zodat hij jaloers is ten aanzien van zijn
vrouw; hij zal de vrouw voor het aangezicht van de Eeuwige stellen en de
priester zal heel deze wet op haar toepassen. 31 De man zal vrij
zijn van ongerechtigheid , maar de vrouw zal haar ongerechtigheid
dragen. 6:1 de Eeuwige sprak tot
Mozes: 2 Spreek tot de Israëlieten en zeg tot hen: Wanneer iemand,
man of vrouw , een bijzondere gelofte wil afleggen, de
nazireeergelofte, om zich aan de Eeuwige te wijden , 3 dan zal hij zich
van wijn en bedwelmende drank onthouden, geen azijn van wijn of van
bedwelmende drank drinken noch enige uit druiven bereide drank, en
geen druiven eten, noch verse noch gedroogde. 4 Al de tijd van zijn
nazireeerschap zal hij niets eten, dat van de wijnstok afkomstig is,
van de pitten af tot de toppen der ranken toe. 5 Al de tijd van
zijn nazireeergelofte zal geen scheermes over zijn hoofd komen ;
totdat de tijd, voor welke hij zich aan de Eeuwige gewijd heeft, ten einde
is, zal hij heilig zijn, hij zal zijn hoofdhaar lang laten groeien.
6 Al de tijd, dat hij zich aan de Eeuwige gewijd heeft, zal hij bij geen
dode komen; 7 aan zijn vader noch zijn moeder, aan zijn broeder
noch zijn zuster mag hij zich, na hun sterven, verontreinigen, want
het nazireeerschap zijns Gods is op zijn hoofd. 8 Al de tijd van
zijn nazireeerschap is hij de Eeuwige heilig. 9 Sterft echter geheel
onverwacht iemand in zijn omgeving, zodat hij het hoofdhaar van zijn
nazireeerschap verontreinigt, dan zal hij zijn hoofdhaar afscheren
op de dag van zijn reiniging, op de zevende dag zal hij het
afscheren; 10 op de achtste dag zal hij twee tortelduiven of twee
jonge duiven naar de priester aan de ingang van de tent der
samenkomst brengen. 11 Dan zal de priester de ene tot een
zondoffer en de andere tot een brandoffer bereiden, en hij zal
verzoening over hem doen, omdat hij zich door aanraking van een lijk
heeft bezondigd, en hij zal op diezelfde dag zijn hoofd heiligen.
12 Dan zal hij opnieuw aan de Eeuwige de tijd van zijn nazireeerschap
wijden en een eenjarig schaap tot een schuldoffer brengen; de
voorafgaande tijd zal niet meetellen, omdat zijn nazireeerschap
verontreinigd was. 13 Dit nu is de wet aangaande de nazireeer.
Wanneer de tijd van zijn nazireeerschap ten einde is, dan zal men
hem naar de ingang van de tent der samenkomst brengen, 14 en hij
zal zijn offergave de Eeuwige aanbieden : een gaaf eenjarig schaap als
brandoffer en een gave, eenjarige ooi als zondoffer en een gave ram
als vredeoffer, 15 met een korf ongezuurde broden van fijn meel ,
koeken aangemaakt met olie, en dunne ongezuurde broden bestreken met
olie, met het bijbehorend spijsoffer en de bijbehorende
plengoffers. 16 En de priester zal het voor het aangezicht van
de Eeuwige brengen en zijn zondoffer en zijn brandoffer bereiden; 17 de
ram zal hij toebereiden als vredeoffer aan de Eeuwige, met de korf
ongezuurde broden; ook zal de priester het bijbehorend spijsoffer en
het bijbehorend plengoffer bereiden. 18 Dan zal de nazireeer voor
de ingang van de tent der samenkomst het hoofdhaar van zijn
nazireeerschap afscheren en dat hoofdhaar van zijn nazireeerschap
nemen en het in het vuur onder het vredeoffer werpen. 19 De
priester zal de schouder van de ram nemen, nadat deze gekookt is, en
een ongezuurde koek uit de korf, met een ongezuurde dunne koek, en
deze leggen op de handpalmen van de nazireeer, nadat deze zich het
haar van zijn nazireeerschap heeft afgeschoren ; 20 vervolgens zal
de priester deze voor het aangezicht van de Eeuwige bewegen als een
beweegoffer; het zal een heiligheid voor de priester zijn, met de
beweegborst en de hefschenkel. Eerst daarna zal de nazireeer wijn
mogen drinken. 21 Dit is de wet aangaande de nazireeer. Hetgeen
hij als offergave de Eeuwige belooft op grond van zijn nazireeerschap,
behalve datgene waartoe hij in staat is, overeenkomstig zijn gelofte
die hij belooft, aldus zal hij doen overeenkomstig de wet op zijn
nazireeerschap. 22 de Eeuwige nu sprak tot Mozes: 23 Spreek tot Aharon
en zijn zonen : Zo zult gij de Israëlieten zegenen: 24
de Eeuwige zegene
u en behoede u; 25 de Eeuwige doe zijn aangezicht over u lichten en zij
u genadig; 26 de Eeuwige verheffe zijn aangezicht over u en geve u
vrede. 27 Zo zullen zij mijn naam op de Israëlieten leggen, en Ik
zal hen zegenen. 7:1 Op de dag
nu, dat Mozes gereed was met het oprichten van de tabernakel,
zalfde en heiligde hij die met al zijn toebehoren, benevens het
altaar met al zijn toebehoren; en toen hij deze gezalfd en geheiligd
had, 2 offerden de vorsten van Israel, de hoofden van hun
families, (dit waren de vorsten der stammen, degenen, die aan het
hoofd van de getelden stonden); 3 als hun offergave brachten zij
voor het aangezicht van de Eeuwige: zes overdekte wagens en twaalf
runderen, een wagen voor elke twee vorsten en voor ieder een rund,
en zij brachten ze voor de tabernakel. 4 Toen zeide de
Eeuwige tot Mozes:
5 Neem deze van hen in ontvangst en laat ze dienen voor de dienst
aan de tent der samenkomst; geef ze aan de Levieten , naardat ieder
voor zijn dienst behoeft. 6 Toen nam Mozes de wagens en de runderen
in ontvangst en gaf ze aan de Levieten; 7 twee wagens en vier
runderen gaf hij aan de Gersonieten, naardat zij voor hun dienst
behoefden, 8 en vier wagens en acht runderen gaf hij aan de
Merarieten, naardat zij voor hun dienst behoefden, onder leiding van
Itamar, de zoon van de priester Aharon. 9 Maar aan de Kehatieten
gaf hij niets , omdat op hen rustte de dienst der heilige
voorwerpen, die zij op hun schouder droegen. 10 Ook brachten de
vorsten een wijdingsgave voor het altaar, op de dag dat het gezalfd
werd ; de vorsten brachten hun offergave voor het altaar. 11 En
de Eeuwige zeide tot Mozes: laat op elke dag een vorst zijn offergave voor
de inwijding van het altaar brengen. 12 Die nu op de eerste dag
zijn offergave bracht , was Nachson, de zoon van Amminadab, van de
stam van Juda. 13 Zijn offergave bestond uit een zilveren schotel,
honderd dertig sikkels in gewicht, en een zilveren sprengbekken van
zeventig sikkels, naar de heilige sikkel, beide gevuld met fijn
meel, aangemaakt met olie , tot een spijsoffer; 14 een schaal van
tien sikkels goud, gevuld met reukwerk; 15 een jonge stier, een
ram en een eenjarig schaap tot een brandoffer; 16 een geitebok tot
een zondoffer; 17 en tot een vredeoffer twee runderen, vijf
rammen, vijf bokken en vijf eenjarige schapen. Dit was de offergave
van Nachson, de zoon van Amminadab. 18 Op de tweede dag bracht
Netanel, de zoon van Suar, de vorst van Issakar, zijn offergave.
19 Hij bracht als zijn offergave een zilveren schotel, honderd
dertig sikkels in gewicht, en een zilveren sprengbekken van zeventig
sikkels, naar de heilige sikkel, beide gevuld met fijn meel,
aangemaakt met olie tot een spijsoffer; 20 een schaal van tien
sikkels goud, gevuld met reukwerk; 21 een jonge stier, een ram en
een eenjarig schaap tot een brandoffer; 22 een geitebok tot een
zondoffer; 23 en tot een vredeoffer twee runderen, vijf rammen,
vijf bokken en vijf eenjarige schapen. Dit was de offergave van
Netanel, de zoon van Suar. 24 Op de derde dag de vorst der
Zebulonieten , Eliab, de zoon van Chelon. 25 Zijn offergave
bestond uit een zilveren schotel, honderd dertig sikkels in
gewicht, en een zilveren sprengbekken van zeventig sikkels, naar de
heilige sikkel, beide gevuld met fijn meel, aangemaakt met olie ,
tot een spijsoffer; 26 een schaal van tien sikkels goud, gevuld met
reukwerk; 27 een jonge stier, een ram en een eenjarig schaap tot
een brandoffer; 28 een geitebok tot een zondoffer; 29 en tot een
vredeoffer twee runderen, vijf rammen, vijf bokken en vijf
eenjarige schapen. Dit was de offergave van Eliab, de zoon van
Chelon. 30 Op de vierde dag de vorst der Rubenieten , Elisur, de
zoon van Sedeur. 31 Zijn offergave bestond uit een zilveren
schotel, honderd dertig sikkels in gewicht, en een zilveren
sprengbekken van zeventig sikkels, naar de heilige sikkel, beide
gevuld met fijn meel, aangemaakt met olie , tot een spijsoffer; 32
een schaal van tien sikkels goud, gevuld met reukwerk; 33 een
jonge stier, een ram en een eenjarig schaap tot een brandoffer; 34
een geitebok tot een zondoffer; 35 en tot een vredeoffer twee
runderen, vijf rammen, vijf bokken en vijf eenjarige schapen. Dit
was de offergave van Elisur, de zoon van Sedeur. 36 Op de vijfde
dag de vorst der Simeonieten , Selumiel, de zoon van Surisaddai.
37 Zijn offergave bestond uit een zilveren schotel, honderd dertig
sikkels in gewicht, en een zilveren sprengbekken van zeventig
sikkels, naar de heilige sikkel, beide gevuld met fijn meel,
aangemaakt met olie , tot een spijsoffer; 38 een schaal van tien
sikkels goud, gevuld met reukwerk; 39 een jonge stier, een ram en
een eenjarig schaap tot een brandoffer; 40 een geitebok tot een
zondoffer; 41 en tot een vredeoffer twee runderen, vijf rammen,
vijf bokken en vijf eenjarige schapen. Dit was de offergave van
Selumiel, de zoon van Surisaddai. 27 een jonge stier, een ram en
een eenjarig schaap tot een brandoffer; 28 een geitebok tot een
zondoffer; 29 en tot een vredeoffer twee runderen, vijf rammen,
vijf bokken en vijf eenjarige schapen. Dit was de offergave van
Eliab, de zoon van Chelon. 30 Op de vierde dag de vorst der
Rubenieten , Elisur, de zoon van Sedeur. 31 Zijn offergave bestond
uit een zilveren schotel, honderd dertig sikkels in gewicht, en een
zilveren sprengbekken van zeventig sikkels, naar de heilige sikkel,
beide gevuld met fijn meel, aangemaakt met olie , tot een
spijsoffer; 32 een schaal van tien sikkels goud, gevuld met
reukwerk; 33 een jonge stier, een ram en een eenjarig schaap tot
een brandoffer; 34 een geitebok tot een zondoffer; 35 en tot een
vredeoffer twee runderen, vijf rammen, vijf bokken en vijf
eenjarige schapen. Dit was de offergave van Elisur, de zoon van
Sedeur. 36 Op de vijfde dag de vorst der Simeonieten , Selumiel,
de zoon van Surisaddai. 37 Zijn offergave bestond uit een zilveren
schotel, honderd dertig sikkels in gewicht, en een zilveren
sprengbekken van zeventig sikkels, naar de heilige sikkel, beide
gevuld met fijn meel, aangemaakt met olie , tot een spijsoffer; 38
een schaal van tien sikkels goud, gevuld met reukwerk; 39 een
jonge stier, een ram en een eenjarig schaap tot een brandoffer; 40
een geitebok tot een zondoffer; 41 en tot een vredeoffer twee
runderen, vijf rammen, vijf bokken en vijf eenjarige schapen. Dit
was de offergave van Selumiel, de zoon van Surisaddai. 42 Op de
zesde dag de vorst der Gadieten , Eljasaf, de zoon van Reuel. 43
Zijn offergave bestond uit een zilveren schotel, honderd dertig
sikkels in gewicht, en een zilveren sprengbekken van zeventig
sikkels , naar de heilige sikkel, beide gevuld met fijn meel,
aangemaakt met olie, tot een spijsoffer; 44 een schaal van tien
sikkels goud, gevuld met reukwerk; 45 een jonge stier, een ram en
een eenjarig schaap tot een brandoffer; 46 een geitebok tot een
zondoffer; 47 en tot een vredeoffer twee runderen, vijf rammen,
vijf bokken en vijf eenjarige schapen. Dit was de offergave van
Eljasaf, de zoon van Reuel. 48 Op de zevende dag de vorst der
Efraimieten , Elisama, de zoon van Ammihud. 49 Zijn offergave
bestond uit een zilveren schotel, honderd dertig sikkels in
gewicht, en een zilveren sprengbekken van zeventig sikkels, naar de
heilige sikkel, beide gevuld met fijn meel, aangemaakt met olie ,
tot een spijsoffer; 50 een schaal van tien sikkels goud, gevuld
met reukwerk; 51 een jonge stier, een ram en een eenjarig schaap
tot een brandoffer; 52 een geitebok tot een zondoffer; 53 en tot
een vredeoffer twee runderen, vijf rammen, vijf bokken en vijf
eenjarige schapen. Dit was de offergave van Elisama, de zoon van
Ammihud. 54 Op de achtste dag de vorst der Manassieten , Gamliel,
de zoon van Pedasur. 55 Zijn offergave bestond uit een zilveren
schotel, honderd dertig sikkels in gewicht, en een zilveren
sprengbekken van zeventig sikkels, naar de heilige sikkel, beide
gevuld met fijn meel, aangemaakt met olie , tot een spijsoffer; 56
een schaal van tien sikkels goud, gevuld met reukwerk; 57 een
jonge stier, een ram en een eenjarig schaap tot een brandoffer; 58
een geitebok tot een zondoffer; 59 en tot een vredeoffer twee
runderen, vijf rammen, vijf bokken en vijf eenjarige schapen. Dit
was de offergave van Gamliel, de zoon van Pedasur. 60 Op de
negende dag de vorst der Benjaminieten , Abidan, de zoon van Gidoni.
61 Zijn offergave bestond uit een zilveren schotel, honderd dertig
sikkels in gewicht, en een zilveren sprengbekken van zeventig
sikkels, naar de heilige sikkel, beide gevuld met fijn meel,
aangemaakt met olie , tot een spijsoffer; 62 een schaal van tien
sikkels goud, gevuld met reukwerk; 63 een jonge stier, een ram en
een eenjarig schaap tot een brandoffer; 64 een geitebok tot een
zondoffer; 65 en tot een vredeoffer twee runderen, vijf rammen,
vijf bokken en vijf eenjarige schapen. Dit was de offergave van
Abidan, de zoon van Gidoni. 66 Op de tiende dag de vorst der
Danieten , Achiezer, de zoon van Ammisaddai. 67 Zijn offergave
bestond uit een zilveren schotel, honderd dertig sikkels in
gewicht, en een zilveren sprengbekken van zeventig sikkels, naar de
heilige sikkel, beide gevuld met fijn meel, aangemaakt met olie ,
tot een spijsoffer; 68 een schaal van tien sikkels goud, gevuld
met reukwerk; 69 een jonge stier, een ram en een eenjarig schaap
tot een brandoffer; 70 een geitebok tot een zondoffer; 71 en tot
een vredeoffer twee runderen, vijf rammen, vijf bokken en vijf
eenjarige schapen. Dit was de offergave van Achiezer, de zoon van
Ammisaddai. 72 Op de elfde dag de vorst der Aserieten , Pagiel, de
zoon van Okran. 73 Zijn offergave bestond uit een zilveren
schotel, honderd dertig sikkels in gewicht, en een zilveren
sprengbekken van zeventig sikkels, naar de heilige sikkel, beide
gevuld met fijn meel, aangemaakt met olie , tot een spijsoffer; 74
een schaal van tien sikkels goud, gevuld met reukwerk; 75 een
jonge stier, een ram en een eenjarig schaap tot een brandoffer; 76
een geitebok tot een zondoffer; 77 en tot een vredeoffer twee
runderen, vijf rammen, vijf bokken en vijf eenjarige schapen. Dit
was de offergave van Pagiel, de zoon van Okran. 78 Op de twaalfde
dag de vorst der Naftalieten, Achira, de zoon van Enan. 79 Zijn
offergave bestond uit een zilveren schotel, honderd dertig sikkels
in gewicht, en een zilveren sprengbekken van zeventig sikkels, naar
de heilige sikkel, beide gevuld met fijn meel, aangemaakt met olie ,
tot een spijsoffer; 80 een schaal van tien sikkels goud, gevuld
met reukwerk; 81 een jonge stier, een ram en een eenjarig schaap
tot een brandoffer; 82 een geitebok tot een zondoffer; 83 en tot
een vredeoffer twee runderen, vijf rammen, vijf bokken en vijf
eenjarige schapen. Dit was de offergave van Achira, de zoon van Enan.
84 Dit was de wijdingsgave voor het altaar op de dag dat het
gezalfd werd, geschonken door de vorsten van Israël: twaalf zilveren
schotels, twaalf zilveren sprengbekkens, twaalf gouden schalen, 85
honderd dertig sikkels zilver elke schotel, en zeventig elk
sprengbekken; al het zilver der vaten bedroeg tweeduizend
vierhonderd sikkels, naar de heilige sikkel; 86 twaalf gouden
schalen gevuld met reukwerk, elke schaal tien sikkels, naar de
heilige sikkel; al het goud der schalen bedroeg honderd twintig
sikkels. 87 Al het vee voor het brandoffer bestond uit twaalf
jonge stieren, twaalf rammen , twaalf eenjarige schapen, met het
bijbehorende spijsoffer; daarbij twaalf geitebokken tot een
zondoffer. 88 Al het vee van het vredeoffer bestond uit
vierentwintig jonge stieren, zestig rammen, zestig bokken, zestig
eenjarige schapen. Dit was de wijdingsgave voor het altaar, nadat
het gezalfd was. 89 Wanneer nu Mozes de tent der samenkomst
binnenging om met Hem te spreken, dan hoorde hij een stem, die tot
hem sprak van boven het verzoendeksel, dat op de ark der getuigenis
was, van tussen de beide cherubs, en Hij sprak tot hem.
Richt. 13:2-25 2 Nu was er een man uit Sora, uit het geslacht der
Danieten, Manoach genaamd , wiens vrouw onvruchtbaar was en niet
baarde. 3 En de Engel van de Eeuwige verscheen aan de vrouw en zeide tot
haar: Zie, gij zijt onvruchtbaar en baart niet, maar gij zult
zwanger worden en een zoon baren. 4 Dus neem u in acht en drink
geen wijn of bedwelmende drank en eet niets onreins. 5 Want zie,
gij zult zwanger worden en een zoon baren; geen scheermes zal ooit
op zijn hoofd komen, want van de moederschoot af zal de jongen een
nazireeer Gods zijn; hij zal een begin maken met de verlossing van
Israël uit de macht der Filistijnen. 6 De vrouw nu kwam en zeide
tot haar man : Een man Gods kwam bij mij, die er uitzag als een
engel Gods, zeer vreselijk. Ik heb hem niet gevraagd, vanwaar hij
was, en hij heeft mij zijn naam niet bekendgemaakt. 7 Maar hij
zeide tot mij: Zie, gij zult zwanger zijn en een zoon baren; dus
drink geen wijn of bedwelmende drank en eet niets onreins, want van
de moederschoot af tot de dag van zijn dood zal de jongen een
nazireeer Gods zijn. 8 Toen bad Manoach tot de Eeuwige en zeide: Och,
Adonai, moge de man Gods, die Gij gezonden hebt, nog eens tot ons
komen en ons leren, wat wij met de jongen moeten doen, die geboren
zal worden. 9 En God verhoorde de bede van Manoach , zodat de
Engel Gods wederom tot de vrouw kwam, toen zij in het veld vertoefde
en haar man Manoach niet bij haar was. 10 Daarop liep de vrouw
haastig heen om het haar man mee te delen, en zeide tot hem: Zie, de
man die onlangs tot mij kwam, is mij verschenen. 11 En Manoach
stond op, volgde zijn vrouw, en bij die man gekomen, zeide hij tot
hem: Zijt gij de man, die tot deze vrouw gesproken heeft? En hij
zeide: Ja. 12 Toen zeide Manoach: Wanneer uitkomt, wat gij gezegd
hebt, hoe moeten dan de leefwijze en het werk van de jongen zijn ?
De Engel van de Eeuwige zeide tot Manoach: 13 De vrouw neme zich in acht
voor alles , wat ik haar genoemd heb. 14 Zij mag niets eten, dat
van de wijnstok afkomstig is; wijn of bedwelmende drank mag zij niet
drinken en niets onreins eten. Zij moet alles in acht nemen , wat ik
haar geboden heb. 15 En Manoach zeide tot de Engel van
de Eeuwige: Wij
zouden u gaarne hier houden en een geitebokje voor u bereiden. 16
Maar de Engel van de Eeuwige zeide tot Manoach: Al zoudt gij mij ook hier
houden, van uw spijze zal ik niet eten. Maar indien gij het
bereiden wilt, offer het als een brandoffer aan de Eeuwige. Manoach immers
wist niet, dat het de Engel van de Eeuwige was. 17 Daarop zeide Manoach
tot de Engel van de Eeuwige: Hoe is uw naam, want, wanneer uitkomt, wat
gij gezegd hebt, dan willen wij u eren. 18 Maar de Engel van
de Eeuwige
zeide tot hem: Waarom vraagt gij toch naar mijn naam? Immers, die
is wonderbaar. 19 Daarop nam Manoach een geitebokje en een
spijsoffer en offerde dit op een rots aan de Eeuwige. Toen deed Hij een
wonder , terwijl Manoach en zijn vrouw toezagen. 20 Terwijl de
vlam van het altaar omhoog steeg naar de hemel, voer de Engel van
de Eeuwige op in de vlam van het altaar . Toen Manoach en zijn vrouw dit
zagen, wierpen zij zich op hun aangezicht ter aarde . 21 De Engel
van de Eeuwige verscheen niet meer aan Manoach en zijn vrouw. Toen
begreep Manoach, dat het de Engel van de Eeuwige geweest was. 22 En
Manoach zeide tot zijn vrouw: Wij zullen zeker sterven, want wij
hebben God gezien. 23 Maar zijn vrouw zeide tot hem: Indien
de Eeuwige
ons had willen doden, dan zou Hij geen brandoffer en spijsoffer uit
onze hand hebben aangenomen en Hij zou ons dit alles niet hebben
laten zien en ons nu zulke dingen niet hebben laten horen. 24 De
vrouw baarde een zoon en noemde hem Simson. De jongen groeide op ,
en de Eeuwige zegende hem. 25 En de Geest van de Eeuwige begon hem aan te
drijven in Machane-dan tussen Sora en Estaol.
|
|
> Dit zal de dienst van de geslachten der
Gersonieten zijn bij het dienen en het dragen (4:24). De Levieten die in de
tabernakeldienst werkten werden aangesteld. De Levieten waren uitgekozen
omdat ze ten tijde van het gouden kalf trouw waren gebleven aan Mozes. Trouw
zijn aan God heeft een grote uitwerking die duizende jaren kan duren.
> Naar het bevel van Aaron en zijn zonen zal
de gehele dienst der Gersonieten verricht worden, bij al hun dragen en bij
al hun dienen; gij zult hun als taak aanwijzen alles wat zij moeten dragen
(4:27) Ze kregen instructies en moesten dus in staat zijn om de instructies
op te volgen zoals ze gegeven werden De Thorainstructies zijn aan mensen
gegeven. Als mens kan je ze opvolgen. God heeft je die capaciteit gegeven.
> Gebied de Israelieten, dat zij uit de
legerplaats wegzenden alle melaatsen, allen die een vloeiing hebben, en
allen die onrein zijn door aanraking van een lijk;zowel mannen als vrouwen
zult gij wegzenden; gij zult hen buiten de legerplaats zenden, opdat zij hun
legerplaats niet verontreinigen, daar Ik toch in hun midden woon( 5:2,3) Het
kampement waar ze woonden moest gezuiverd worden/zijn want God wilde met
Zijn aanwezigheid temidden van hen wonen. Onreinheid heeft niet altijd met
zonden te maken.
> Spreek tot de Israelieten: Wanneer iemand,
man of vrouw, een of andere zonde doet, die mensen begaan, en daardoor
ontrouw wordt tegenover de Eeuwige, zodat hij een schuld op zich laadt, dan
zullen zij de zonden belijden, die zij begaan hebben; en daarna de volle
waarde van wat hij schuldig is, vergoeden, vermeerderd met een vijfde, en
dat geven aan degene tegenover wie hij zich schuldig gemaakt heeft.(5:6, 7)
Schade moet je terugvergoeden bij gemaakte schade (+ 1/5 deel)
> en wanneer dan de geest der jaloersheid
over hem komt, zodat hij jaloers wordt ten aanzien van zijn vrouw, terwijl
zij zich verontreinigd heeft, of wanneer de geest der jaloersheid over hem
komt, zodat hij jaloers wordt ten aanzien van zijn vrouw, terwijl zij zich
niet verontreinigd heeft,(5:14)Jaloersheid heeft vat als de vrouw daar zelf
aanleiding voor geeft. Ook als is de ontrouw niet openbaar gekomen. Het is
een geestelijk principe.
> want dit water,
dat de vloek brengt, zal in uw binnenste komen om uw buik te doen opzwellen
en uw heup te doen invallen. Daarop zal de vrouw zeggen: Amen, amen....Heeft
de vrouw zich echter niet verontreinigd en is zij rein, dan zal zij
ongestraft blijven en zwanger kunnen worden.(5:22 en 28) De les van het
bitter water. Als je zuiver voor God leeft zal het vieze water (wat anders
giftig is) geen effect hebben.
> dan zal hij zich van wijn en bedwelmende
drank onthouden, geen azijn van wijn of van bedwelmende drank drinken noch
enige uit druiven bereide drank, en geen druiven eten, noch verse noch
gedroogde. (6:3). Les van de Nazireeër gelofte: Nazireeër mocht geen wijn .
Verder mocht hij in het verlengde ervan helemaal niets van de druif
afkomstig is. De les is als God iets verbiedt, hou je dan ver van de zonde.
Een vergelijking. Vrouw wordt vergeleken met druivenrank. God vraagt een
rein huwelijksleven. Hou je gedachten ver verwijdert van datgene dat er ook
maar een beetje met onreinheid of de opening er naar te maken heeft.
> De Eeuwige zegene u en behoede u; de
Eeuwige doe zijn aangezicht over u lichten en zij u genadig; de Eeuwige
verheffe zijn aangezicht over u en geve u vrede. Zo zullen zij mijn naam op
de Israelieten leggen, en Ik zal hen zegenen.(6:24-27) De zegen van God
geeft grotere verantwoordelijkheid om voor God te leven. Als je door God
gezegend wordt ben je nl. meer in staat om in de wegen van God te wandelen.
> Wanneer nu Mozes de tent der samenkomst
binnenging om met Hem te spreken, dan hoorde hij een stem, die tot hem sprak
van boven het verzoendeksel, dat op de ark der getuigenis was, van tussen de
beide cherubs, en Hij sprak tot hem.(7:89) Als Mozes in de aanwezigheid van
God kwam, op de manier zoals God dat wilde, sprak God met Mozes hoorbaar.
Ofwel hij wist dat het God was en wat God van hem wilde
Links voor bestudering
van het Thoragedeelte:
Nederlands:
http://www.joodsleven.nl/
http://www.nik.nl (onder Over Jodendom,
Parasje van de week)
http://bethhamidrash.org/online/parashat-hashavua/
Engels:
http://ravkooktorah.org/
http://www.machonmeir.net/
http://www.torah.org/learning/torahportion.php3
http://www.chabad.org/parshah/default.asp
http://www.shemayisrael.co.il/parsha/eylevine/Archives.htm
http://israelvisit.co.il/top/previous.shtml
|