Wie wordt er bedoeld met de
knecht van de Eeuwige in Jesaja 53:11? En wat staat er precies Jesaja 53, wat
is de boodschap die Jesaja brengt?.
We bekijken het gedeelte vanuit de Hebreeuwse grondtekst
zoals (Orthodoxe) Joden het lezen. Soms zijn
er best grote verschillen met de bestaande Nederlandse vertalingen. Natuurlijk
kunnen bepaalde woorden meerdere betekenissen hebben. De context laat echter
duidelijk zien wat er wordt bedoelt. Je kunt daarom niet zomaar een tekst uit
zijn context lichten en er een betekenis aan geven los van de context waar de
tekst in staat.
Het gebruik van de term
‘knecht van de Eeuwige’ in de Tenach.
De ‘titel’ knecht (avod /
)
van de Eeuwige wordt diverse keren in de Tenach gebruikt;
Voor Avraham, Itschak en
Ya’akov (Ex. 32:13), Moshé (Num. 12:7) (Deut. 34:5), Kalev (Num. 14:24),
Samuel (1 Sam. 3:10) knecht, David (2 Sam 7:8), Salomo (1 Kon. 3:8) en van
het volk Israël (Ps 136: 22) (Jer. 30:10)
Van het volk Israël wordt
gezegd dat ze bevrijd zijn van het knechtschap aan Egypte, (bevrijd
tot een knecht van de Eeuwige).; Deuteronomium 15:15 Gij zult
gedenken, dat gij een dienstknecht ()
geweest zijt in het land Egypte, en dat de Eeuwige, uw God, u bevrijd heeft;
daarom geef ik u heden dit gebod., Exodus 13:3 Toen zeide Mozes
tot het volk: Gedenkt deze dag, waarop gij uit Egypte, uit het diensthuis (Mydbe
tybm)
, gegaan zijt;
want met een sterke hand heeft de Eeuwige u daaruit geleid. Daarom mag niets
gezuurds gegeten worden.
Betekenis van de
term ‘knecht van de Eeuwige’ in Jesaja.
Vanaf hoofdstuk 41 wordt er
over de ‘knecht van de Eeuwige gesproken. (tussen haakjes de
hoofdstukindelingen in de bijbel waren er oorspronkelijk niet. De christelijke
kerk heeft die indeling gemaakt. De hoofdstukken in de boeken waren een
opeenvolgend geheel). In dit hoofdstuk wordt direct uitleg gegeven wie er hier
met de knecht van de Eeuwige (de knecht des HEREN) in de eerste plaats wordt
bedoeld.
Jesaja 41:8
Maar gij,
Israël, mijn knecht (),
Jakob, die Ik verkoren heb, nakroost van mijn vriend Abraham, 9 gij,
die Ik gegrepen heb van de einden der aarde en geroepen uit haar uithoeken,
tot wie Ik zeide: Gij zijt mijn knecht (),
Ik heb u verkoren en u niet versmaad;
In Jesaja 49 wordt de term
gebruikt om Jesaja mee aan te duiden. Het is duidelijk dat hier met de knecht
van de Eeuwige Jesaja i.p.v. Israël wordt bedoeld.
Jesaja 49:5
Maar nu zegt de
Eeuwige, die mij (Jesaja) van de moederschoot aan vormde tot zijn knecht (),
om Jakob tot Hem terug te brengen en om Israël tot Hem vergaderd te doen
worden (en ik werd geëerd in de ogen van de Eeuwige en mijn God was mijn
sterkte)
Jesaja noemt zich hier een
knecht van de Eeuwige die de taak heeft het volk Israël weer in de wegen van
G’d (de Thora) te laten gaan.
In Jesaja 42 kan het naast
de betekenis van het volk Israël ook de Messias betekenen. Maar dan zeker niet
alleen de Messias maar op de Messias als onderdeel van het volk Israël. De
taak van de Messias wordt ook uitgevoerd door het hele volk Israël:
42:1
Zie, mijn knecht, die Ik
ondersteun; mijn uitverkorene, in wie Ik een welbehagen heb. Ik heb mijn Geest
op hem gelegd: hij zal de volken het recht openbaren. 2 Hij zal niet
schreeuwen noch zijn stem verheffen, noch die op de straat doen horen. 3 Het
geknakte riet zal hij niet verbreken en de kwijnende vlaspit zal hij niet
uitdoven; naar waarheid zal hij het recht openbaren. 4 Hij zal niet kwijnen
en niet geknakt worden, tot hij op aarde het recht zal hebben gebracht; en op
zijn wetsonderricht zullen de kustlanden wachten.
Het volk Israël is
geroepen om een licht voor de natiën te zijn en om de volken de principes van
G’d te lere.
Jesaja 43:10 Gij zijt, luidt het woord van de Eeuwige, mijn getuigen,
en mijn knecht, die Ik verkoren heb, opdat gij het weet en in Mij gelooft en
inziet, dat Ik dezelfde ben; voor Mij is er geen God geformeerd en na Mij zal
er geen zijn. Hier kan het gedeelte ook op de te komen Messias betrekking
hebben (tijdens het Messiaanse rijk (Jes. 11:6), dan wel als onderdeel van het
Joodse volk. Hij zal het Joodse volk leiden in het onderhouden van de Thora en
het leren van de Thora. Het volk Israël heeft de zelfde roeping (voor de
natiën als de Messias (zie Jes. 11) ook heeft voor het volk Israël. Het kan
hier echter niet alleen op de Messias slaan. Dat maakt vers 42:19
duidelijk:
5 Zo zegt God, de Eeuwige,
die de hemel schiep en hem uitspande; die de aarde uitbreidde met alles wat
daaruit ontsproot; die aan de mensen die daarop wonen, de adem gaf en de geest
aan hen die daarop wandelen: 6 Ik, de Eeuwige, heb u geroepen in
gerechtigheid, uw hand gevat, u behoed en u gesteld tot een verbond voor
een volk, tot een licht der natiën: 7 om blinde ogen te openen, om gevangenen
uit de kerker te leiden, uit de gevangenis wie in duisternis gezeten zijn.
8 Ik ben de Eeuwige, dat is mijn naam, en mijn eer zal Ik aan geen ander
geven noch mijn lof aan de gesneden beelden. 9 Het vroegere, zie, het is
gekomen, en nieuwe dingen kondig Ik u aan; voordat zij uitspruiten, doe Ik ze
u horen. 10 Zingt de Eeuwige een nieuw lied, zijn lof van het einde der aarde,
gij die de zee bevaart en haar volheid; gij kustlanden en hun bewoners. 11
Laten de woestijn en haar steden de stem verheffen, de dorpen waar Kedar
woont; laten de rotsbewoners jubelen, laten zij van de top der bergen juichen.
12 Laten zij de Eeuwige eer geven en zijn lof in de kustlanden vermelden. 13
De Eeuwige trekt uit als een held; als een krijgsman doet Hij de strijdlust
ontbranden; Hij heft de strijdkreet aan, ja schreeuwt die uit; Hij betoont
Zich een held tegen zijn vijanden.) 14 Ik heb van oudsher gezwegen, Ik heb
gezwegen en Mij ingehouden; nu zal Ik schreeuwen als een barende vrouw; 15 Ik
zal snuiven en hijgen tegelijk. Ik zal bergen en heuvels verschroeien en al
hun gewas zal Ik doen verdorren; Ik zal rivieren tot land maken en plassen zal
Ik doen opdrogen. 16 En Ik zal de blinden leiden op een weg die zij niet
kenden; op paden die zij niet kenden, zal Ik hen doen treden; Ik zal de
duisternis voor hen uit tot licht maken en de oneffen plaatsen tot een vlakte.
Dit zijn de dingen die Ik doen zal en die Ik niet zal nalaten. 17 Zij zullen
terugdeinzen en diep beschaamd worden, die op gesneden beelden vertrouwen; die
tot gegoten beelden zeggen: Gij zijt onze goden. 18 Gij doven, hoort, en gij
blinden, slaat uw ogen op om te zien. 19 Wie is er blind dan mijn knecht ()
en doof als de bode die Ik zend? Wie is er blind als de volmaakte en blind als
de knecht ()
van de Eeuwige?
De knecht van de Eeuwige
is geroepen om voor de natiën tot een licht te zijn. Het volk Israël heeft dat
in zich. Het wordt echter niet altijd gebruikt waarvoor het moet worden
gebruikt, namelijk opdat de volken de Eeuwige als de enige waarachtige G’d
zouden en zullen zien. (Zie ook verder Jesaja 53:11). Daarom staat er in vers
19 “Wie is er blind dan mijn knecht en doof als de bode die Ik zend? Wie is er
blind als de volmaakte en blind als de knecht van de Eeuwige?” Overduidelijk
wordt er hier niet met 'de knecht des Heeren' die blind wordt genoemd,
gesproken over de Messias ben David.
De Joden hebben het in
zich om de wereld te veranderen en te leren. De vier mensen die het denken van
de vorige eeuw het meest hebben beïnvloed zijn Einstein, Freud, Marx en
Darwin (alle vier zijn ze joods).
Verder wordt het duidelijk
uit de context dat op alle andere plaatsen met de knecht van de Eeuwige het
volk Israël wordt bedoeld. Als de betreffende teksten los uit hun context zou
halen, zou je een andere betekenis kunnen voorstellen. Echter in het hele
verband waarin ze staan laat duidelijk zien hoe het bedoeld is.
Jesaja 43: 9 Alle volken
zijn samen vergaderd en de natiën hebben zich verzameld. Wie onder hen kondigt
dit aan en doet ons het verleden horen? Laten zij hun getuigen voorbrengen,
opdat zij in het gelijk gesteld mogen worden en men het hore en zegge: Het is
waarheid. 10 Gij zijt, luidt het woord van de Eeuwige, mijn getuigen, en mijn
knecht (),
die Ik verkoren heb, opdat gij het weet en in Mij gelooft en inziet, dat Ik
dezelfde ben; voor Mij is er geen God geformeerd en na Mij zal er geen zijn.
Ook hier wordt Israël met
de knecht bedoeld. In vers 9 zie je eenzelfde woordgebruik als in Jes. 53:1.
Jesaja 44:1
Maar nu, hoor, o Jakob, mijn knecht (),
en Israël, die Ik verkoren heb. 2 Zo zegt de Eeuwige, uw Maker en van de
moederschoot aan uw Formeerder, die u helpt: Vrees niet, mijn knecht ()
Ya’akov, en Jesurun, die Ik verkoren heb. ……21 Denk hieraan, Ya’akov;
Israël, want gij zijt mijn knecht ();
Ik heb u geformeerd, gij zijt mijn knecht (),
Israël; gij wordt door Mij niet vergeten. …….45:4 Ter wille van mijn knecht ()
Jakob en van Israël, mijn uitverkorene, riep Ik u bij uw naam, gaf u een
erenaam, hoewel gij Mij niet kendet…… 48:20 Trekt uit Babel, ontvlucht de
Chaldeeen. Verkondigt het met jubelgeklank, doet dit horen, verbreidt het tot
aan het einde der aarde; zegt: De Eeuwige heeft zijn knecht ()
Jakob verlost. …..49:3 En Hij zeide tot mij: Gij zijt mijn knecht, Israël, in
wie Ik Mij zal verheerlijken.
Weer wordt de knecht van
de Eeuwige waar het in het gedeelte vanaf Jesaja 41 om gaat omschreven; heel
duidelijk het volk Israël.
Dan voor het duidelijke
overzicht en verband m.b.t. Jesaja 53 beginnen we hier met Jesaja 52:
Jesaja
52:
1 Waak op, waak op, bekleed u met sterkte, Sion;
bekleed u met uw pronkgewaden, Jeruzalem, heilige stad. Want geen onbesnedene
of onreine zal meer in u komen. 2 Schud het stof van u af, welaan, zet u
neder, Jeruzalem; maak de banden van uw hals los, gevangene, dochter Sions.
3 Want zo zegt de Eeuwige: Om niet zijt gij verkocht, zonder geld zult gij
worden gelost. 4 Want zo zegt Adonai de Eeuwige: Eertijds trok mijn volk naar
Egypte om daar als vreemdeling te vertoeven, en Assur (vijanden van de
wereld) heeft het zonder reden onderdrukt. 5 Thans echter, wat vind Ik
hier? luidt het woord van de Eeuwige. Want om niet is mijn volk weggevoerd,
zijn overheersers maken getier, luidt het woord van de Eeuwige, en
voortdurend, de gehele dag, wordt mijn naam gelasterd.
Hier wordt gesproken
over Sion (waar ook Israël mee wordt aangeduid wat duidelijk te zien) die
zonder reden onderdrukt wordt. Er wordt voorzegd dat geen niet-Jood en/of
iemand die volgens de Thorainstructies in een status van 'onreinheid' is in de
toekomst de stad en de Tempel zal betreden. Iets soortgelijks wordt ook
voorzegd in Ezechiël 44:9 "9 Zo zegt Adonai de Eeuwige: Geen vreemdeling,
onbesneden van hart en onbesneden van lichaam, zal mijn heiligdom binnengaan,
geen vreemdeling onder de Israelieten."
Zie m.b.t.
het zonder reden onderdrukken (vers 4) en het om niet wegvoeren (vers 5) van
het volk Israël ook Jes. 53:4 en1. Duidelijk is het dat het
hier over het volk Israël gaat (en niet specifiek over de Messias ben David).
De volken hadden zelf geen reden om het volk Israël dat allemaal aan te doen.
6 Daarom zal mijn volk
te dien dage mijn naam kennen, dat Ik het ben, die spreek: Zie, hier ben Ik. 7
Hoe liefelijk zijn op de bergen de voeten van de vreugdebode, die vrede
aankondigt, die goede boodschap brengt, die heil verkondigt, die tot Sion
spreekt: Uw God is Koning. 8 Hoor, uw wachters verheffen de stem, zij jubelen
tezamen, want met eigen ogen zien zij, hoe de Eeuwige naar Sion wederkeert. 9
Breekt uit in gejuich, jubelt eenparig, puinhopen van Jeruzalem, want de
Eeuwige heeft zijn volk getroost, Hij heeft Jeruzalem verlost. 10
De Eeuwige heeft zijn heilige
arm ontbloot voor de
ogen van alle volken en alle einden der aarde zullen zien het heil van onze
God.
Hier komt in naar
voren dat het volk Israël (vers 6) verdrukt zou worden. Daar worden ze van
bevrijd. In Jesaja 53 wordt door op verder gegaan. Ook de ‘arm van de Eeuwige’
kom je ook weer in hfst 53 tegen. In die gedeelten zie duidelijk het
doorlopende element van de profetie waarin duidelijk wordt dat het over het
volk Israël gaat.
11 Vertrekt, vertrekt,
gaat uit vandaar; raakt het onreine niet aan, gaat weg uit haar midden,
reinigt u, gij die de vaten van de Eeuwige draagt. 12 Want niet overhaast
zult gij uittrekken en niet in vlucht heengaan: de Eeuwige immers gaat voor u
heen en uw achterhoede is de God van Israël. 13 Zie, mijn knecht zal
voorspoedig zijn, hij zal verhoogd, ja, ten hoogste verheven zijn. 14 Zoals
velen zich over u ontzet hebben (zozeer misvormd, niet meer menselijk was zijn
verschijning, en niet meer als die der mensenkinderen zijn
gestalte) 15 zo zal hij vele volken doen
opspringen, om hem zullen koningen verstommen, want wat hun niet
verteld was, zien zij, en wat zij niet gehoord hadden, vernemen zij.
In vers 11 wordt het volk Israël, om zodra
het mogelijk is, opgeroepen de landen te verlaten waarheen ze verstrooid zijn.
HaShem (de Eeuwige) zal hen begeleiden als ze dan terug naar Eretz Israel
zullen keren.
In vers 13 wordt er
over gesproken dat de knecht van de Eeuwige voorspoedig zal zijn en verhoogd
zal worden (uit de benarde onderdrukte positie). Ook vers 14 heeft hetzelfde
thema en verwijst o.a. naar vers 2-4. Nu op het moment (wat nu beschreven
wordt) dat Israël wordt verhoogt zien de koningen/leiders van de naties
tot hun schrik wat de feitelijk situatie is en wat ze al die jaren met het
volk Israël hebben gedaan. Ze beginnen met verbijstering te spreken. (Zie ook
Micha 7:16 “De volken zullen het zien en beschaamd worden, beroofd van al hun
kracht; zij zullen de hand op de mond leggen, hun oren zullen doof worden”.).
Jesaja 53:1
Wie gelooft, wat wij gehoord hebben, en aan wie is de arm van de Eeuwige
geopenbaard? 2 Want als een loot schoot hij op voor zijn aangezicht, en als
een wortel uit dorre aarde;
hij had gestalte noch luister, dat wij hem zouden hebben aangezien, noch
gedaante, dat wij hem zouden hebben begeerd.
De arm van de Eeuwige is
een terugverwijzing naar 52:10 “De Eeuwige heeft zijn heilige arm ontbloot” en
is duidelijk een verwijzing naar de fysieke verlossing van Israël (zie
hierboven). In de tijd van de verlossing zal er gezegd worden. door de volken.
Wie zou er geloofd hebben dat zo'n vertrapt, gehaat en veracht volk door Gods
arm verlost zou worden. Dat werd ook gezegd toen het Joodse volk in slavernij
in Egypte was.
In Hos 14:5-8 wordt Israël
ook vergeleken met een boom die uitloopt “ 5 Ik zal zijn als de dauw voor
Israël, hij zal bloeien als een lelie, en zijn wortelen uitstrekken als de
Libanon. Zijn loten zullen uitlopen; zijn pracht zal zijn als die van een
olijfboom en zijn geur als die van de Libanon. 7 Zij die in zijn schaduw
wonen, zullen weer koren verbouwen. Ja, zij zullen bloeien als een wijnstok,
beroemd als de wijn van de Libanon. 8 Efraïm, wat heb Ik nog met de afgoden te
doen? (Ik verhoor hem en zie hem aan.) Ik ben als een altijdgroene cypres, aan
Mij is uw vrucht te danken.”
3 Hij was veracht en
van mensen verlaten, een man van smarten en vertrouwd (gewend aan) met ziekte,
In de
geschiedenis van de laatste (2000 jaar) ballingschap was het Joodse volk een
geplaagd, vervolgd en veracht volk wat veel onheil over zich heen kreeg. Het
kan niet gaan om Jezus want die zou volgens de Christelijke overlevering nooit
ziek zijn geweest.
In Jesaja 1:4-7 wordt
dit beeld in vers 3 ook al voor het volk Israël gebruikt; “Wee het zondige volk, de
natie, beladen met ongerechtigheid, het gebroed van boosdoeners, de verdorven
kinderen. Zij hebben de Eeuwige verlaten, de Heilige Israëls versmaad, zich
achterwaarts gewend. Waar wilt gij nog meer geslagen worden, dat gij voortgaat
met af te wijken? Het gehele hoofd is ziek, het gehele hart vol krankheid;
Van de voetzool af tot de schedel is er niets gaaf; wonden, striemen en
verse kwetsuren, die niet uitgedrukt zijn noch verbonden noch met olie
verzacht. Uw land is een woestenij; uw steden zijn met vuur verbrand; uw
akker, daarvan eten vreemden voor uw ogen: een woestenij, als door vreemden
onderstboven gekeerd.” Israël was inderdaad vertrouwd met ziekte en smarten.
Zij ondergingen het.
In Jesaja 42:22 wordt er ook al over het volk Israël gesproken
als verachtelijk en verlaten "Maar dit is een volk, beroofd en
uitgeplunderd; men heeft hen allen in kerkerholen geboeid, in gevangenissen
zijn zij weggeborgen; zij werden ten roof en er was geen redder; tot
plundering en er was niemand die zeide: Geef terug."
ja, als iemand, voor
wie men het gelaat zouden verbergen; hij was veracht en wij hebben hem niet
geacht.
Zie Jes. 49:3, 7,8,13,14
die de inleiding zijn op dit gedeelte ” En Hij zeide tot mij: Gij zijt mijn
knecht, Israël, in wie Ik Mij zal verheerlijken….. 7 Zo zegt de Eeuwige, de
Verlosser Israëls, zijn Heilige, over hem die veracht is van mensen, over
hem wie de natiën heersen, over een knecht van regeerders: Koningen zullen
dit zien en opstaan; vorsten, en zich nederbuigen, ter wille van de Eeuwige,
die getrouw is, de Heilige Israëls, die u verkoren heeft. 8 Zo zegt de
Eeuwige: Ten tijde des welbehagens heb Ik u verhoord, en ten dage des heils
heb Ik u geholpen; Ik zal u behoeden en u stellen tot een volk van een verbond
om het land weder te herstellen, om verwoeste eigendommen weer tot een erfdeel
te maken…… 13 Jubelt, gij hemelen, en juich, gij aarde, breekt uit in gejubel,
gij bergen, want de Eeuwige heeft zijn volk getroost en Zich over zijn
ellendigen ontfermd. 14 Maar Sion zegt: De Eeuwige heeft mij verlaten en
Adonai heeft mij vergeten.” Verder ook Jesaja 54:6,7 “6 Want als een
verlaten en diep bedroefde vrouw heeft u de Eeuwige geroepen, als een
vrouw uit de jeugdtijd, nadat zij versmaad werd, zegt uw God.7 Een kort
ogenblik heb Ik u verlaten, maar met groot erbarmen zal Ik u tot Mij nemen;”
Beide keren wordt Israël bestempeld als een afzichtelijk iemand (waar G’d weer
naar zal omzien zoals we dat ook verder zullen lezen)
4 Maar in waarheid,
het waren onze ziekten die hij op zich nam, en onze smarten die hij droeg;
maar wij beschouwden hem als een geplaagde, een door God geslagene en
verdrukte.
In Ezech 36:6-9,15 wordt
ook gesproken dat Israël de smaad van de volken droeg “ 6 daarom, profeteer
over het land van Israël en zeg tot de bergen en de heuvels, tot de
beekbeddingen en de dalen: zo zegt Adonai de Eeuwige: zie, Ik spreek in mijn
naijver en in mijn grimmigheid: omdat gij de smaad der volken gedragen hebt,
7 daarom, zo zegt Adonai de Eeuwige, zweer Ik: voorwaar, de volken die
rondom u wonen, zullen zelf hun smaad dragen. 8 Maar gij, bergen van
Israël, zult uw takken voortbrengen en uw vruchten dragen voor mijn volk
Israël, want nabij is zijn komst. 9 Want zie, Ik kom bij u en keer Mij tot u,
gij zult bewerkt en bezaaid worden….15 Ik zal u de hoon der volken niet meer
doen horen, de smaad der natiën zult gij niet meer dragen, en gij zult
uw volk niet meer van kinderen beroven, luidt het woord van Adonai de
Eeuwige.”
5 Hij werd gepijnigd
door/vanwege onze rebelse zonden en onderdrukt door onze ongerechtigheden; de
straf op hem was tot onze vrede, en door zijn wonden, werden we genezen. 6
Wij hebben allemaal gedwaald als schapen, en gingen ieder van ons zijn eigen
weg, en de Eeuwige liet op hem neerkomen de ongerechtigheid van ons allemaal.
Op dit moment dat de
koningen spreken is het lot van Israël gekeerd (daardoor zien de koningen wat
zij (en hun volken) hebben gedaan met Israël. G’d heeft de verdrukking van
Israël (door de natie) gebruikt om hen te laten bekeren naar G’d. Nu bekeerd
naar G’d zullen ze de volken de wegen van G’d gaan leren en zullen ze een
licht voor de volken zijn. Dat is tot hun behoud.
7 Hij werd vervolgd en
getroffen maar hij deed zijn mond niet open; als een lam dat ter slachting
geleid wordt, en als een ooi dat stil is voor zijn scheerders, zo deed hij
zijn mond niet open
Het beeld van Israël als
schapen ter slachting vindt je ook in Ps 44:12,14-15 en 22 en verder in Zach.
11:11. Psalm 44 “12 Gij hebt ons overgeleverd als slachtvee, ons onder de
volken verstrooid..14 Gij hebt ons gesteld tot smaad voor onze naburen, tot
spot en hoon voor wie ons omringen; 15 Gij hebt ons tot een spreekwoord onder
de volken gesteld, Gij doet de natiën over ons het hoofd schudden.,…22
Waarlijk, om Uwentwil worden wij de ganse dag gedood, wij worden gerekend als
slachtschapen”. Zach. 11:11 “Dus werd het te dien dage verbroken; zo hebben
de ellendigste onder de schapen, die op mij letten, bemerkt, dat dit een woord
van de Eeuwige was”. Tijdens de 'Shoa' (Holocaust) werd het Joodse volk
inderdaad als schapen ter slachting de gaskamers in gedreven praktisch zonder
dat ze weerstand boden tegen hun onderdrukkers.
8
Nu hij weggenomen is
uit verdrukking en gericht, wie kan zo’n generatie zich indenken? Want hij was
afgesneden uit het land der levenden, de plaag op hen (
lamo) dat waren
de zonden van mijn volk.
Nu Israël verhoogt is uit
verdrukking en gericht is hun situatie in ellende bijna niet meer voor te
stellen. Het onderstreepte woord hen wordt door (een vooringenomen
standpunt door de meeste christelijke vertalers) met hem vertaald. Dat
kan het echter absoluut niet betekenen. Lamo
betekend
hen in plaats van hem. Het gaat dus duidelijk over een groep mensen in plaats
van over één persoon. De vertalers vertalen dit woord op alle andere plaatsen
trouwens wel gewoon met hen. Zie o.a. Jes. 48:21 “….Hij deed voor hen
water
uit de rots stromen ….”, Hab. 2:7 “..zodat gij hun
worden
zult..”, Ps 2:4 “Die in de hemel zetelt, lacht; Adonai spot met hen”.etc.
etc.
9 En hij gaf zijn graf
aan de goddelozen; en aan de rijken vanwege zijn (manieren van)dood
(executies)
Wat de goddelozen
(criminelen) en rijken betreft. In die tijd liepen die 2 categorieën dagelijks
het gevaar om gedood te worden. De goddelozen van wegen hun daden, de rijken
vanwege hun geld. Israël daarvoor echter (ten opzichte van hun verdrukkers)
zonder reden. De zin in het hebreeuws kan ook als volgt vertaald worden: Hij (het
volk Israël) aanvaarde het om begraven te worden tussen de goddelozen.
want hij deed geen
onrecht en er was geen bedrog in zijn mond.
Tegen hun haters,
hun vervolgers en hun onderdrukkers hadden ze niets gedaan wat een reden voor
de daden van die haters, vervolgers en onderdrukkers zou zijn. In Zefanja
3:12-17 wordt verder ook gesproken over het Israël als rechtvaardige. Ook de
ondergane gerichten worden genoemd. “12 En Ik zal in uw midden overlaten een
ellendig en gering volk, en wie schuilen bij de naam van de Eeuwige. 13
Het overblijfsel van Israël zal geen onrecht doen noch leugen spreken, en in
hun mond zal geen bedrieglijke tong gevonden worden, want zij zullen
weiden en nederliggen, zonder dat iemand hen verschrikt. 14 Jubel, dochter van
Sion; juich, Israël; verheug u en wees vrolijk van ganser harte, dochter van
Jeruzalem! 15 De Eeuwige heeft uw gerichten weggenomen, Hij heeft uw vijand
weggevaagd. De Koning Israëls, de Eeuwige, is in uw midden; gij zult geen
kwaad meer vrezen. 16 Te dien dage zal tot Jeruzalem gezegd worden: Vrees
niet, Sion, laten uw handen niet slap worden. 17 De Eeuwige, uw God, is in uw
midden, een held, die verlost. Hij zal Zich over u met vreugde verblijden; Hij
zal zwijgen in zijn liefde; Hij zal over u juichen met gejubel.”
10 De Eeuwige wilde
hem verbrijzelen en Hij maakte hem ziek;
Hier wordt de reden van de
oordelen van uit G’ds kant bezien. G’d wilde hen tot inkeer laten komen ten op
zichte van Hem (dat gaf overgens de vervolgers nog geen vrijbrief om hun daden
uit te voeren. G’d heeft het in die zin tijdelijk toegelaten om het volk
Israël tot inkeer te brengen. Het volk heeft trouwens zelf hun straf gedragen
zoals dat staat in Jes. 40: 1,2 “ Troost, troost mijn volk, zegt uw God.2
Spreekt tot het hart van Jeruzalem, roept het toe, dat zijn lijdenstijd
volbracht is, dat zijn ongerechtigheid geboet is, dat het uit de hand van de
Eeuwige dubbel ontvangen heeft voor al zijn zonden”. Ja zelfs meer dan dat
(vanwege de goddeloosheid van de volken)
als
zijn ziel schuld zou bekennen,
Als is een voorwaarde. Het
Hebreeuwse woord ‘im’ (Ma)wordt
echt bedoeld om een voorwaarde weer te geven. Hier wordt gesproken dat de
voorwaarde van herstel de belijdenis van zonde (en bekering) was. Zie Jesaja
1:18-20 “18 Komt toch en laat ons tezamen richten, zegt de Eeuwige; al waren
uw zonden als scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw; al waren zij rood
als karmozijn, zij zullen worden als witte wol.19 Als gij gewillig zijt en
luistert, zult gij het goede des lands eten; 20 maar als gij weigert en
weerspannig zijt, zult gij door het zwaard worden verteerd, want de mond van
de Eeuwige heeft het gesproken.
zou hij nakomelingen
(fysieke kinderen
/zera
zien en een lang leven hebben
Het Hebreeuwse woord wat
hier voor nakomelingen wordt gebruikt ‘tzera’ ()
kan alleen fysieke nakomelingen betekenen. Anders zou het woord ‘Bnei’ (ynb)
worden gebruikt. Bij de geschiedenis van Avraham komt dat duidelijk naar voren
als G’d zegt dat niet Eliezer (zijn geestelijke nakomeling) maar een fysieke
zoon zal erven.Zie Genesis 13:15 want het gehele land, dat gij ziet, zal Ik u
en uw nageslacht (/zera)
voor altoos geven. 16 En Ik zal uw nageslacht maken als het stof der aarde,
zodat, indien iemand het stof der aarde zou kunnen tellen, ook uw nageslacht
te tellen zou zijn.) Gen.15:3-63 En Avram zeide: Zie, mij hebt Gij geen
nakroost (/zera)
gegeven, en nu moet een onderhorige mijn erfgenaam/zoon ‘Ben’ (nb)
zijn. 4 En zie, het woord van de Eeuwige kwam tot hem: Deze zal uw erfgenaam
niet zijn, maar uw lijfelijke zoon, die zal uw erfgenaam zijn.)
en de wil van de
Eeuwige zal door zijn hand voortgang hebben
Zie Deut.30:8-10,19-20
“8 Gij zult weer naar de stem van de Eeuwige luisteren en al zijn geboden
volbrengen, die ik u heden opleg.9 De Eeuwige, uw God, zal u in overvloed het
goede schenken bij al het werk uwer handen, in de vrucht van uw schoot, in de
vrucht van uw vee, in de vrucht van uw bodem, want de Eeuwige zal weer behagen
in u hebben, u ten goede, zoals Hij behagen had in uw vaderen,10 wanneer gij
naar de stem van de Eeuwige, uw God, luistert door zijn geboden en inzettingen
te onderhouden, die in dit wetboek geschreven staan; wanneer gij u tot de
Eeuwige, uw God, bekeert met geheel uw hart en met geheel uw ziel…..
19 Ik neem heden
de hemel en de aarde tegen u tot getuigen; het leven en de dood stel ik u
voor, de zegen en de vloek; kies dan het leven, opdat gij leeft, gij en uw
nageslacht, 20 door de Eeuwige, uw God, lief te hebben, naar zijn stem te
luisteren en Hem aan te hangen, want dat is uw leven en waarborg voor een
langdurig wonen in het land, waarvan de Eeuwige uw vaderen, Avraham, Itschak
en Ya’akov, gezworen heeft, dat Hij het hun geven zou. “. Zie ook het volgende
vers waarin gesproken wordt dat Israël velen tot rechtvaardigheid zal brengen.
Verder Ex.19:5,6 5 Nu dan, indien gij aandachtig naar Mij luistert en mijn
verbond bewaart, dan zult gij uit alle volken Mij ten eigendom zijn, want de
ganse aarde behoort Mij. 6 En gij zult Mij een koninkrijk van priesters zijn
en een heilig volk. Dit zijn de woorden die gij tot de Israëlieten spreken
zult.
11 Hij zou zien (het
doel) en tevreden zijn met zijn zielennood. Door zijn kennis zal mijn knecht (()),
de rechtvaardige, velen tot
rechtvaardigheid brengen
Nu op dit moment (dat
Israël weer verhoogt is) zien ze het doel van de oordelen en tevreden zijn
omdat het hun teruggedreven heeft naar G’d. Tussen haakjes : er staat hier
‘door zijn kennis’ (en niet door zijn bloed). Nu komen ze toe aan hun taak:
Het zijn van licht voor de volken, het zijn van Zijn getuigen die het
wetsondericht (onderwijzen van de Thora) aan de volken zullen geven (Jes.
42:1-4 (zie boven)) Jesaja 43:10 Gij zijt, luidt het woord van de Eeuwige,
mijn getuigen, en mijn knecht, die Ik verkoren heb, opdat gij het weet en in
Mij gelooft en inziet, dat Ik dezelfde ben; voor Mij is er geen God geformeerd
en na Mij zal er geen zijn 11 Ik, Ik ben de Eeuwige, en buiten Mij is er geen
Verlosser. 12 Ik heb verkondigd, verlost en doen horen, en ben geen vreemde
onder u; gij toch zijt mijn getuigen, luidt het woord van de Eeuwige, en Ik
ben God. Jesaja 44:8 Weest niet verschrikt en vreest niet. Heb Ik het u niet
van oudsher doen horen en verkondigd? Gij zijt mijn getuigen: is er een
God buiten Mij? Er is geen andere Rots, Ik ken er geen. Zach. 8:
23 Zo zegt de
Eeuwige der heerscharen: In die dagen zullen tien mannen uit volken van
allerlei taal vastgrijpen, ja vastgrijpen de slip van een Judeese man, en
zeggen: wij willen met u gaan, want wij hebben gehoord, dat God met u is.
en hun ongerechtigheden
zou hij dragen. 12 Daarom zal Ik hem een deel geven onder velen en hij zal van
de machtigen buit verdelen omdat hij zijn ziel heeft uitgestort in de dood, en
werd geteld onder de goddelozen, en hij de zonden van velen gedragen heeft en
hij voor de goddelozen gebeden heeft
Zie ook nu Ezech 34:27,
29-30 “27 het geboomte des velds zal zijn vrucht geven en het land zijn
opbrengst. Veilig zullen zij in hun land leven. En zij zullen weten, dat Ik de
Eeuwige ben, wanneer Ik de stangen van hun juk verbreek en hen bevrijd
uit de macht van wie hen knechten….29 Ik zal voor hen een plantengroei doen
opschieten, waarvan men overal spreekt, zodat niemand in het land meer door
honger zal worden weggerukt en zij de smaad der volken niet langer te
dragen hebben. 30 En zij zullen weten, dat Ik de Eeuwige, hun God, met
hen ben, en dat zij, het huis Israëls, mijn volk zijn, luidt het woord van
Adonai de Eeuwige” . Verder bidden de joden dagelijks voor hun vijanden. Zie
het joodse gebedenboek.
Jesaja 54:1
Jubel, gij onvruchtbare, die niet gebaard hebt; breek uit in gejubel en juich,
gij die geen weeën gekend hebt, want de kinderen der eenzame zijn talrijker
dan de kinderen der gehuwde, zegt de Eeuwige. 2 Maak de plaats voor uw tent
wijd, en men spanne de kleden uwer woningen uit, wees er niet karig mee, maak
uw touwen lang en sla uw pinnen vast. 3 Want naar rechts en links zult gij
uitbreiden en uw nageslacht zal de volken in bezit nemen en de verwoeste
steden bevolken. 4 Vrees niet, want gij zult niet beschaamd staan; word niet
schaamrood, want gij zult niet te schande worden; ja, gij zult de schande van
uw jeugd vergeten en aan de smaad van uw weduwschap niet meer denken. 5 Want
uw man is uw Maker, Eeuwige der heerscharen is zijn naam; en uw losser is de
Heilige Israëls, God der ganse aarde zal Hij genoemd worden. 6 Want als een
verlaten en diep bedroefde vrouw heeft u de Eeuwige geroepen, als een vrouw
uit de jeugdtijd, nadat zij versmaad werd, zegt uw God. 7 Een kort
ogenblik heb Ik u verlaten, maar met groot erbarmen zal Ik u tot Mij nemen; 8
in een uitstorting van toorn heb Ik mijn aangezicht een ogenblik voor u
verborgen, maar met eeuwige goedertierenheid ontferm Ik Mij over u, zegt uw
Losser, de Eeuwige.
Ook met deze aansluitende
teksten komt het duidelijk naar voren dat het niet om 1 persoon gaat maar om
het volk Israël als knecht van de Eeuwige die geleden heeft (54:7). Natuurlijk
daar vallen de Messiassen daar ook onder als onderdeel van hun volk. Ze
behoren immers ook tot het Joodse volk. Binnen het joods denken zijn er 2
Messiasbeelden. De Messias ben David en de Messias ben Jozef. Deze moet je
niet met elkaar verwarren. De Messias ben Joseph wordt meer bedoeld als volk
die door G’d voor een bepaalde bediening is geroepen. Meerdere personen kunnen
bijvoorbeeld een Messias ben Joseph zijn. Alle personen die onrechtvaardig
lijden / en of sterven worden als een Messias ben Joseph gezien. Dat is echter
heel iets anders dan de Messias ben David die als persoon een bepaalde eigen
roeping heeft. Soms worden deze termen (in de christelijke theologie) zomaar
gebruikt zonder de achtergrond en betekenis van deze namen (binnen het Joodse
denken) te bekijken. Dan kom je tot oneigenlijke conclusies.
Dan verder het gedeelte uit
Jes. 54 waar verder over de knecht van de Eeuwige wordt gesproken en waarin
duidelijk te zien is dat er het volk Israël mee bedoeld wordt.
9 Dit is Mij als in de dagen
van Noach: zoals Ik gezworen heb, dat de wateren van Noach niet meer over de
aarde zouden komen, zo heb Ik gezworen, dat Ik niet meer toornig op u zal zijn
noch u zal dreigen.
10 Want bergen mogen wijken en heuvelen wankelen, maar mijn
goedertierenheid zal van u niet wijken en mijn vredesverbond zal niet
wankelen, zegt uw Ontfermer, de Eeuwige. 11 Gij, ellendige, door storm
voortgedrevene, ongetrooste, zie, Ik leg uw stenen in blinkend erts, Ik
grondvest u op lazuurstenen, 12 Ik maak uw tinnen van robijnen, uw poorten van
karbonkelstenen en uw gehele omwalling van edelsteen. 13 Al uw zonen zullen
leerlingen van de Eeuwige zijn, en het heil uwer zonen zal groot zijn; 14
door gerechtigheid zult gij bevestigd worden. Weet u verre van
onderdrukking, want gij hebt niet te vrezen, en van verschrikking, want zij
zal tot u niet naderen. 15 Valt men heftig aan, dan gaat dat van Mij niet
uit; wie u aanvalt, zal over u vallen. 16 Zie, Ik ben het, die de smid
geschapen heb, welke het kolenvuur aanblaast en naar zijn kunst het wapen
vervaardigt, maar Ik ben het ook, die de verderver geschapen heb om te
vernielen. 17 Elk wapen dat tegen u gesmeed wordt, zal niets uitrichten, en
elke tong die zich voor het gericht tegen u keert, zult gij in het ongelijk
stellen. Dit is het deel van de knechten van de Eeuwige en hun recht
van Mijnentwege, luidt het woord van de Eeuwige.
Zoals we reeds zagen wordt
het volk Israël ook wel de knecht van de Eeuwige genoemd. Daarnaast wordt het
volk Israël in de Tenach ook de (eerstgeboren) zoon van G’d genoemd. Ex 4: 22
Dan zult gij tot Farao zeggen: Zo zegt de Eeuwige: Israël is mijn eerstgeboren
zoon; 23 daarom zeg Ik u: laat mijn zoon gaan, opdat hij Mij diene;
Hos. 11:1 Toen Israël een
kind was, heb Ik het liefgehad, en uit Egypte heb Ik mijn zoon geroepen.
2 Hoe meer men hen riep, des te meer dwaalden zij weg: aan de Baals offerden
zij en aan de gesneden beelden brachten zij reukoffers. 3 En Ik leerde Efraïm
lopen; Ik nam hen op mijn armen, maar zij erkenden niet dat Ik hen genas. 4
Met mensenbanden trok ik hen, met koorden der liefde; Ik was hun als degenen
die het juk van hun kinnebak hieven. Ik neigde Mij tot hem, gaf hem te eten.
5 Zal hij niet naar het land Egypte terugkeren? Ja, Assur zal zijn koning
zijn, omdat zij geweigerd hebben zich te bekeren.
Verder wordt Salomo (als
onderdeel van zijn volk) genoemd dat hij is als een zoon voor G’d (die de
fysieke tempel zal bouwen). Een zoon van G’d is iemand die de wil van G’d
uitvoert. 2 Sam. 7:12 Wanneer uw dagen vervuld zijn en gij bij uw vaderen te
ruste zijt gegaan, dan zal Ik uw nakomeling, uw eigen zoon, na u doen
optreden, en Ik zal zijn koningschap bevestigen. 13 Die zal mijn naam een
huis bouwen, en Ik zal zijn koninklijke troon voor immer bevestigen. 14
Ik zal hem tot een vader zijn, en hij zal Mij tot een zoon zijn.