‘Verborgen’ Messias
teksten:
Hier volgt een aantal teksten (er zijn er in totaal zo’n 328)
die door sommigen als Messiaans worden beschouwd op de een of andere manier.
Dit wordt zo gezien met behulp van systematische theologie. Dat wil zeggen dat
er vanuit een bepaald gegeven en een bepaalde stelling achteraf teksten in het
Oude Testament gezocht zijn die deze stelling lijken te onderbouwen. Zelfs de
vertalers van het Oude Testament zijn bij het vertalen soms zo te werk gegaan
zo vinden de Orthodoxe Joden.
Als je de teksten in hun verband gaat bekijken kom je tot heel andere
conclusies zo vinden wij.
Een cursus Hebreeuws zou in dit kader
ook heel zinvol te zijn om zelf met eigen ogen de grondtekst te lezen en zo
ook de vertaalfouten te zien. Ben je nog niet zover dan helpt het al om een
aantal vertalingen naast elkaar te zetten. Neem dan ook eens een Joodse
vertaling, bijv. de Artscroll Tanach ISBN: 1-57819-109-2 (eenvoudig te
bestellen via Artscroll
http://www.artscroll.com/stonetanach.html of via
Samech boeken in Amsterdam (020-6421424). Het is een Hebreeuws/Engelse Bijbel
met korte verklaringen.
We bekijken de teksten en kijken gewoon wat er staat in en
vanuit de context in de Hebreeuwse grondtekst. Het belangrijkste wat je erin
zal zien is dat sommige teksten in hun context (in het Hebreeuws) een heel
andere betekenis kunnen hebben dat wat je altijd wellicht veronderstelt hebt.
Daar moet je rekening mee houden en voor open staan als je de teksten gaat
bekijken.
Dit is een verslag van een studie die een aantal
bijbelgetrouwe gelovigen met elkaar hebben gedaan. Met verschillende
(tegenover elkaar staande) visies zijn we begonnen open naar de teksten te
kijken, zoekend naar Gods waarheid.
Gen.
1:26a En God zeide: Laat Ons mensen maken naar ons beeld, als onze gelijkenis.
Deze
tekst wordt door sommigen gezien als bewijs voor een drie-eenheid van G’d
omdat er gesproken wordt over ons. Dit is echter een veronderstelling want het
kan, evenals in de hierbij volgende teksten ten eerste slaan de Eeuwige die
tezamen met behulp van de engelen het scheppingswerk deed. Zie 1 Kon. 22:19
“Ik zag de Eeuwige op zijn troon zitten, terwijl het ganse heer des hemels aan
zijn rechterhand en aan zijn linkerhand stond”, Jes. 6:1,2,8 “In het sterfjaar
van koning Uzzia zag ik de Here zitten op een hoge en verheven troon en zijn
zomen vulden de tempel. 2 Serafs stonden boven Hem; ieder had zes vleugels:
met twee bedekte hij zijn aangezicht, met twee bedekte hij zijn voeten en met
twee vloog hij….8 Daarop hoorde ik de stem des Heren, die zeide: Wie zal Ik
zenden en wie zal voor Ons gaan? En ik zeide: Hier ben ik, zend mij.” En
verder Job 1:6 en Job 15:8. Er wordt trouwens verder gewoon enkelvoud gebruikt
als het over het scheppen gaat (27 “En God schiep de mens naar zijn beeld”).
Als tweede kan het ook het ‘koninklijk’ meervoud aanduiden zoals ook onze
koningin dat gebruikt. Kortom: Het vers is zeker geen ontegenzeggelijk bewijs
voor een meer-eenheid. Daarentegen staat er juist: Deut. 6:4 “Hoor, Israël:
de Eeuwige is onze God; de Eeuwige is één!
Gen
22:13, 14 Toen sloeg Avraham zijn ogen op en daar zag hij een ram achter
zich, met zijn horens verward in het struikgewas. En Avraham ging en nam de
ram en offerde hem ten brandoffer in plaats van zijn zoon. En Avraham noemde
die plaats: De Eeuwige zal erin voorzien; waarom nog heden gezegd wordt: Op de
berg van de Eeuwige zal erin voorzien worden..
Door
sommigen wordt vertaald. ‘Op de berg des Heren zal er in voorzien worden
wijzend op de dood van Jezus. Dat kan echter zo nooit bedoeld zijn want Jezus
is niet gekruisigd op de berg Sion maar op Golgotha, buiten de stad. En een
offer is volgens Leviticus 1-6 alleen ‘geldig’ om G’d te naderen als het op de
juiste plaats geslacht wordt en het bloed op de juiste manie gesprenkeld
wordt. Er staat beter vertaald zoiets als: En Avraham noemde de naam dier
plaats: de Eeuwige voorziet; waarvan heden gezegd wordt: op den berg des
Eeuwigen verschijnt Hij (zal het gezien worden). Het komt neer op: de Eeuwige
zal verkiezen, en voor Zich uitzien naar deze plaats, om daar Zijne goddelijke
majesteit te doen rusten en om daar offers te doen brengen; zodat men in de
tijd van de Tempel daarvan zeggen zal: op die berg zal de Eeuwige verschijnen
aan Zijn volk. Je kan het ook zo lezen: Op de berg van de Eeuwige zal gezien
worden dat er een dier in plaats van een mens geofferd wordt. De Eeuwige zal
deze offerande gebruiken, om elk jaar Israël te vergeven en hen te redden van
de straffen. Grote verzoendag. Let wel m.b.t. Grote Verzoendag; De dag zelf
heeft verzoening in zich (ook als er niet geofferd kan worden doordat de
tempel er niet is). Verder gelden de Thora-instructies voor eeuwig dus ook de
instructies voor Grote verzoendag en de betreffende offeranden. Een
voorzegging voor de dood van de Messias kan deze tekst dus niet genoemd
worden. Ook niet vanuit de context.
Ps.
22: 13 zij sperren hun muil tegen mij
open; een verscheurende, brullende leeuw.14 Als water ben ik uitgestort en al
mijn beenderen zijn ontwricht; mijn hart is geworden als was, het is gesmolten
in mijn binnenste; 15 verdroogd als een scherf is mijn kracht, mijn tong
kleeft aan mijn gehemelte; in het stof des doods legt Gij mij neer. 16 Want
honden hebben mij omringd, een bende boosdoeners heeft mij omsingeld, die mijn
handen en voeten doorboren. 17 Al mijn beenderen kan ik tellen; zij kijken
toe, zij zien met leedvermaak naar mij.
18 Zij verdelen mijn klederen onder elkander en werpen het lot over mijn
gewaad.
Letterlijk staat er in vers 16 echter: “Want honden hebben mij omsingeld en
een bende kwaaddoeners hebben mij omsloten, als een leeuw zijn ze op mijn handen
en voeten. De meeste niet-joodse vertalers vertalen het woord “ca’ari” met
doorboren (vanuit een christelijke interpretatie) wellicht omdat Mattheus vers
18 een voorzegging van Jezus noemt. Het woord caari met doorboren te vertalen
is echter echt fout. Op alle andere plaatsen in het Oude Testament waar
dit woord ook word gebruikt wordt het inderdaad juist (met leeuw) vertaald.
Zie o.a. Ps 17:12 “Hij gelijkt op een leeuw die begeert te verscheuren, en op
een jonge leeuw, in een schuilhoek gedoken.” en Ps 35:17 “Hoelang, Here, zult
Gij toezien? Verlos toch mijn ziel van hun verwoestingen, mijn eenzame, van de
jonge leeuwen.” Nogmaals spreekt ook deze tekst (op de juiste manier vertaald)
in zijn context duidelijk over David die door vijanden vervolgd wordt en niet
over de Messias die moe(s)t komen.
Jesaja 7:
1 Het geschiedde nu in de
dagen van Achaz, de zoon van Jotam, de zoon van Uzzia, de koning van Juda, dat
Resin, de koning van Aram, met Pekach, de zoon van Remaljahu, de koning van
Israel, tegen Jeruzalem ten strijde trok; maar hij kon in de strijd daartegen
de overhand niet behalen. 2 Toen men het koningshuis van David berichtte:
Aram is neergestreken op Efraim, beefde zijn hart en ook het hart van zijn
volk, zoals de bomen van het woud beven voor de wind. 3 Toen zeide de Eeuwige
tot Jesaja: Ga Achaz tegemoet, gij en uw zoon Sear-jasub naar het einde van de
waterleiding van de bovenste vijver, naar de weg van het Vollersveld, 4 en
zeg tot hem: tracht rustig te blijven, vrees niet, uw hart versage niet voor
deze twee rokende stompen brandhout: voor de brandende toorn van Resin en Aram
en de zoon van Remaljahu. 5 Omdat Aram kwaad tegen u beraamd heeft, Efraim en
de zoon van Remaljahu, door te zeggen: 6 Wij zullen optrekken tegen Juda, het
schrik aanjagen, het voor ons veroveren en de zoon van Tabeal daarin koning
maken; 7 zegt de Here Here aldus: Het zal niet bestaan en het zal niet
geschieden; 8 maar Damascus blijft het hoofd van Aram en het hoofd van
Damascus blijft Resin (binnen nog vijfenzestig jaar zal Efraim verbroken
worden, zodat het geen volk meer is) 9 en Samaria blijft het hoofd van Efraim
en het hoofd van Samaria blijft de zoon van Remaljahu. Indien gij niet
gelooft, voorwaar, gij wordt niet bevestigd. 10 En de Eeuwige ging voort tot
Achaz te spreken: 11 Vraag voor u een teken van de Eeuwige, uw God, diep in
het dodenrijk of boven in den hoge.12 Maar Achaz zeide: Ik zal er geen
vragen, en de Eeuwige niet verzoeken.13 Toen zeide hij: Hoort toch, gij huis
van David! Is het u niet genoeg mensen te vermoeien, dat gij ook mijn God
vermoeit? 14 Daarom zal de Here zelf u een teken geven: Zie, de jonkvrouw
zal zwanger worden en een zoon baren; en zij zal hem de naam Immanuel geven.
15 Boter en honig zal hij eten, zodra hij het kwade weet te verwerpen en het
goede te verkiezen. 16 Maar voordat de jongen weet het kwade te verwerpen en
het goede te verkiezen, zal het land ontvolkt zijn, voor welks beide koningen
gij angstig zijt.
17 De Eeuwige zal over u,
over uw volk en over uws vaders huis dagen doen aanbreken, zoals er niet
aangebroken zijn sedert de dag, dat Efraim zich van Juda afscheidde, de koning
van Assur! 18 En het zal te dien dage geschieden, dat de Eeuwige de vliegen
aan het einde van de Egyptische Nijlarmen en de bijen in het land Assur tot
Zich fluiten zal; 19 die zullen komen en met haar allen neerstrijken in de
dalen der steile hoogten en in de spleten der rotsen, in alle doornheggen en
op alle drinkplaatsen. 20 Te dien dage zal de Here met een scheermes, aan de
overzijde van de Rivier gehuurd, met de koning van Assur, het hoofdhaar en het
haar der benen afscheren, ja, ook de baard zal Hij wegnemen. 21 En het zal te
dien dage geschieden, dat een man een jonge koe en twee schapen in het leven
zal behouden,
Deze
tekst wordt door Mattheus gebruikt om de aankondiging van de maagdelijke
geboorte van Jezus te bewijzen. Mat. 1:22, 23. In het hebreeuws wordt hier
echter het woord ‘almah’ gebruikt wat ‘jonge vrouw betekent (dit in
tegenstelling tot het woord ‘betulah’ wat maagd betekend). Verder wordt er in
deze tekst geen voorzegging van de Messias gedaan maar wordt er door God
een teken gegeven in die tijd om niet bang te zijn voor de aanvallende
partij (vs 4). Voor dat dit kind opgegroeid zal zijn zal de belofte van God
uitgekomen zijn. Het is toen ook uitgekomen Jes. 8:”
3 En ik was tot de
profetes genaderd, en zij was zwanger geworden en baarde een zoon. En de
Eeuwige zeide tot mij: Noem hem: Maher-salal Chas-baz, 4 want voordat de
jongen zal kunnen roepen: Mijn vader en mijn moeder, zal men de rijkdom van
Damascus en de buit van Samaria voor de koning van Assur dragen.” De profetie
loopt verder door t/m Jesaja 9 en zo worden dat de bekende teksten in
hoofdstuk 9 ook duidelijk. Ze gaan duidelijk over een situatie in die tijd.
8:10 Beraamt een plan, maar het wordt verbroken; spreekt een woord, maar
het zal niet tot stand komen, want God is met ons.11 Want aldus heeft de
Eeuwige tot mij gezegd, toen zijn hand mij overweldigde en Hij mij waarschuwde
niet op de weg van dit volk te gaan: 12 Gij zult geen samenzwering noemen
alles wat dit volk een samenzwering noemt en voor hetgeen zij vrezen, zult gij
niet vrezen noch schrikken. 13 De Eeuwige der heerscharen, Hem zult gij
heilig achten en Hij moet het voorwerp van uw vrees en Hij moet het voorwerp
van uw schrik zijn….9:.1 Doch er zal geen donkerheid wezen voor het land dat
in benauwdheid was. Zoals Hij in het verleden smaad bracht over het land van
Zebulon en over het land van Naftali, zo brengt Hij in de toekomst eer over de
weg der zee, de overzijde van de Jordaan, de landstreek der heidenen. 2 Het
volk dat in donkerheid wandelt, ziet een groot licht; over hen die wonen in
een land van diepe duisternis, straalt een licht. 3 Gij hebt het volk
vermenigvuldigd, zijn vreugde groot gemaakt; het verheugt zich voor uw
aangezicht als met de vreugde bij de oogst, zoals men juicht bij het verdelen
van de buit. 4 Want het juk dat het drukte, en de stang op zijn schouder, de
roede van zijn drijver, hebt Gij verbroken als op Midjansdag. 5 Want elke
schoen die dreunend stampt, en elke mantel, in bloed gewenteld, zal verbrand
worden, een prooi van het vuur. 6 Want een Kind is ons geboren, een Zoon is
ons gegeven, en de heerschappij rust op zijn schouder en de Wonderbare
Raadsman, Sterke God, Eeuwige Vader, noemt hem Vredevorst.7 Groot zal de
heerschappij zijn en eindeloos de vrede op de troon van David en over zijn
koninkrijk, doordat hij het sticht en grondvest met recht en gerechtigheid,
van nu aan tot in eeuwigheid. De ijver van de Eeuwige der heerscharen zal dit
doen.8 De Eeuwige heeft een woord gezonden in Jakob en het is gevallen in
Israël. 9 En het ganse volk zal het ervaren, Efraïm en de inwoners van
Samaria, die in hoogmoed en grootsheid van hart zeggen: 10 Tichelstenen zijn
gevallen, maar met gehouwen stenen herbouwen wij; wilde vijgebomen zijn
geveld, maar ceders zetten wij daarvoor in de plaats.
Zie
boven, het teken, de geboorte van het kind is in vervulling gegaan met de
geboorte van Hizkia (Hizkia betekend: Sterke God). 2 Kon. 18:1 In het derde jaar van Hosea, de zoon van Ela,
de koning van Israël, werd Hizkia koning, de zoon van Achaz, de koning van
Juda. 2 Vijfentwintig jaar was hij oud, toen hij koning werd, en hij regeerde
negenentwintig jaar te Jeruzalem. Zijn moeder heette Abi; zij was een dochter
van Zekarja. 3 Hij deed wat recht is in de ogen van de Eeuwige, geheel
zoals zijn vader David gedaan had. 4 Hij verwijderde de offerhoogten,
verbrijzelde de gewijde stenen en hieuw de gewijde palen om; ook sloeg hij de
koperen slang stuk, die Mozes gemaakt had, omdat tot op die tijd de
Israëlieten daaraan plachten te offeren. En men noemde haar Nechustan. 5 Hij
vertrouwde op de Eeuwige, de God van Israël; na hem was zijns gelijke niet
onder al de koningen van Juda; noch ook onder hen die voor hem geweest waren;
6 hij hing de Eeuwige aan, week niet van Hem af en onderhield de geboden die
de Eeuwige aan Mozes geboden had. 7 De Eeuwige was met hem; overal,
waarheen hij uittrok, was hij voorspoedig. En hij kwam in opstand tegen
de koning van Assur en diende hem niet meer. 8 Hij versloeg de
Filistijnen tot aan Gaza en verwoestte het gebied ervan, van de wachttoren af
tot de versterkte stad toe.
Jesaja 11:1 En er zal een rijsje voortkomen uit de tronk van Isai en een
scheut uit zijn wortelen zal vrucht dragen. 2 En op hem zal de Geest van de
Eeuwige rusten, de Geest van wijsheid en verstand, de Geest van raad en
sterkte, de Geest van kennis en vreze van de Eeuwige; 3 ja, zijn lust
zal zijn in de vreze van de Eeuwige. Hij zal niet richten naar hetgeen zijn
ogen zien, noch rechtspreken naar hetgeen zijn oren horen; 4 want hij zal de
geringen in gerechtigheid richten en over de ootmoedigen des lands in
billijkheid rechtspreken, maar hij zal de aarde slaan met de roede zijns monds
en met de adem zijner lippen de goddeloze doden. 5 Gerechtigheid zal de
gordel zijner lendenen zijn en trouw de gordel zijner heupen. 6 Dan zal
de wolf bij het schaap verkeren en de panter zich nederleggen bij het bokje;
het kalf, de jonge leeuw en het mestvee zullen tezamen zijn, en een kleine
jongen zal ze hoeden; 7 de koe en de berin zullen samen weiden, haar jongen
zullen zich tezamen nederleggen, en de leeuw zal stro eten als het rund; 8
dan zal een zuigeling bij het hol van een adder spelen en naar het nest van
een giftige slang zal een gespeend kind zijn hand uitstrekken. 9 Men zal geen
kwaad doen noch verderf stichten op gans mijn heilige berg, want de aarde zal
vol zijn van kennis van de Eeuwige, zoals de wateren de bodem der zee
bedekken. 10 En het zal te dien dage geschieden, dat de volken de
wortel van Isai zullen zoeken, die zal staan als een banier der natien, en
zijn rustplaats zal heerlijk zijn. 11 En het zal te dien dage geschieden, dat
de Here wederom zijn hand opheffen zal om los te kopen de rest van zijn
volk, die overblijft in Assur, Egypte, Patros, Ethiopie, Elam, Sinear,
Hamat en in de kustlanden der zee. 12 En Hij zal een banier opheffen voor de
volken, en de verdrevenen van Israel verzamelen en de verstrooide dochters van
Juda vergaderen van de vier einden der aarde. 13 Dan zal de afgunst van
Efraim verdwijnen en zij die Juda benauwen, zullen uitgeroeid worden; Efraim
zal niet afgunstig zijn op Juda en Juda zal Efraim niet benauwen. 14
Westwaarts zullen zij de Filistijnen op de schouder vliegen, samen zullen zij
de stammen van het Oosten plunderen; naar Edom en Moab zullen zij hun hand
uitstrekken en de Ammonieten zullen hun onderhorig zijn. 15 Dan zal de
Eeuwige de zeeboezem van Egypte met de ban slaan en Hij zal zijn hand tegen de
Rivier bewegen met de gloed van zijn adem, en Hij zal haar tot zeven beken
uiteenslaan en maken, dat men geschoeid daardoor kan gaan. 16 Dan zal er een
heerbaan zijn voor de rest van zijn volk, die in Assur overblijven zal, zoals
er voor Israel geweest is ten dage, toen het optrok uit het land Egypte.
12:1 En gij zult te dien dage zeggen: Ik
loof U, Eeuwige, omdat Gij toornig op mij zijt geweest; uw toorn heeft zich
afgewend en Gij vertroost mij. 2 Zie, God is mijn heil, ik vertrouw en vrees
niet, want mijn sterkte en mijn psalm is HaShem de Eeuwige, en Hij is mij tot
heil geweest. 3 Dan zult gij met vreugde water scheppen uit de bronnen des
heils. 4 En gij zult te dien dage zeggen: Looft de Eeuwige, roept zijn naam
aan, maakt onder de volken zijn daden bekend, vermeldt, dat zijn naam verheven
is. 5 Psalmzingt de Eeuwige, want Hij heeft grootse dingen gedaan; dit worde
bekendgemaakt op de ganse aarde. 6 Juicht en jubelt, inwoners van Sion, want
groot in uw midden is de Heilige Israëls.
Er
wordt hier gesproken over een rijsje dat voortkomt uit de afgehouwen tronk van
Ishai. De vreze des Heren rust op hem (Het rijsje ziet op een nakomeling van
David nadat er geen hoop meer was voor een nakomeling. Na de tijd van koning
Agrippa (die als laatste regeerder van Israël uit het geslacht van David was)
lijkt de lijn van het geslacht van de ‘stam’ van David afgestorven. G’d
belooft een nieuwe nakomeling. In vers 2 staat dat hij godvrezend zal zijn
(als hij G’d zou zijn zou dit een onzinnige toevoeging zijn). Verder staat er
dat, als hij als rijsje is voortgekomen, fysiek heerser en rechter zal
zijn. Daardoor zal er in die tijd zoveel recht zijn dat het een
effect op de natuur heeft. Zelfs een wolf en een lam kunnen tezamen zijn
zonder dat de ene de ander verscheurt. In die tijd dat de Messias ontsproten
is zal hij de rest van het volk Israël loskopen wat op dat moment nog
in de verstrooiing is. En de volken zullen zich aan hem onderwerpen. Deze
Messias is er tot op heden nog niet geweest.
Jes.
59:
17 Hij bekleedde Zich met gerechtigheid als met een pantser en de helm des
heils was op zijn hoofd; Hij bekleedde Zich met wraak als met een gewaad en
Hij hulde Zich in ijver als in een mantel. 18 Naar de daden zal Hij
vergelden: grimmigheid aan zijn tegenstanders, vergelding aan zijn vijanden;
aan de kustlanden zal Hij vergelding doen. 19 En men zal vanwaar de zon
ondergaat de naam van de Eeuwige vrezen en vanwaar zij opgaat zijn
heerlijkheid, want Hij komt als een onstuimige rivier, door de adem van de
Eeuwige voortgezweept.
20
En een Verlosser zal komen voor Sion en voor wie zich in Jakob van overtreding
bekeren, luidt het woord van de Eeuwige. 21 En wat Mij aangaat, dit is mijn
verbond met hen, zegt de Eeuwige. Mijn Geest, die op u is, en mijn woorden,
die Ik in uw mond gelegd heb, zullen niet wijken uit uw mond noch uit de mond
van uw kroost, noch uit de mond van het kroost van uw kroost, zegt de Eeuwige,
van nu aan tot in eeuwigheid.
In vers 20
wordt de Verlosser genoemd, de Messias die zal komen. Hij zal verlosser zijn
voor degene die zich van het volk Israël bekeren. De anderen zullen er
niet meer zijn. Gelet op de voorgaande verzen gaat het hier ook weer om
fysieke verlossing (die natuurlijk ook geestelijke invloed heeft). In de
Romeinenbrief van Paulus haalt deze tekst onjuist weergegeven Rom. 11:26
“gelijk geschreven staat: De Verlosser zal uit Sion komen, Hij zal
goddeloosheden van Jakob afwenden.”. Dat is iets heel anders dan wat er in
de profetieën echt staat. Duidelijk is dat de tekst verkeerd wordt aanhaalt.
Het gaat over een fysieke verlosser voor degene die zich bekeerd.
Jer. 31: 15 Zo zegt de
Eeuwige: Hoor, te Rama klinkt een klacht, bitter geween: Rachel weent om haar
kinderen, zij weigert zich te laten troosten over haar kinderen, omdat er geen
meer is. 16 Zo zegt de Eeuwige: Weerhoud uw stem van wenen, uw ogen van tranen;
want er is loon voor uw arbeid, luidt het woord van de Eeuwige, zij zullen
terugkeren uit het land van de vijand. 17 Ja, er is hoop voor uw toekomst,
luidt het woord van de Eeuwige, de kinderen zullen naar hun gebied terugkeren.
Volgens Matt. 2:17 en
18 zou Jer. 31:15 een voorzegging zijn van de in Matteus 2 vertelde
kindermoorden. Als je de teksten daarop volgend leest kom je er snel
achter dat die bewering onzin is. Het gaat nl. om de voorzegging van het in
ballingschap gaan van het volk Israël. De belofte die er op volgend wordt
gegeven is namelijk dat de nakomelingen zullen terugkeren.
Deut. 18:15 Een profeet uit uw midden, uit uw broederen, zoals ik ben, zal de
Eeuwige, uw God, u verwekken; naar hem zult gij luisteren.16 Juist zoals gij
van de Eeuwige, uw God, gevraagd hebt op Horeb, op de dag der samenkomst, toen
gij zeidet: Ik wil niet langer de stem van de Eeuwige, mijn God, horen en dit
grote vuur niet langer zien, opdat ik niet sterve.17 Toen zeide de Eeuwige tot mij: Het is goed, wat zij gesproken hebben 18 een profeet zal Ik hun
verwekken uit het midden van hun broederen, zoals gij zijt; Ik zal mijn
woorden in zijn mond leggen, en hij zal alles tot hen zeggen, wat Ik hem
gebied. 19 De man, die niet luistert naar de woorden welke hij in mijn naam
spreken zal, van die zal Ik rekenschap vragen. 20 Maar een profeet,
die overmoedig genoeg is om in mijn naam een woord te spreken, dat Ik hem niet
gebood te spreken, of die in de naam van andere goden spreekt, die profeet zal
sterven. 21 Wanneer gij nu bij uzelf mocht zeggen: Hoe onderkennen wij het
woord dat de Eeuwige niet gesproken heeft? 22 Als een profeet spreekt in de
naam van de Eeuwige en zijn woord wordt niet vervuld en komt niet uit, dan is
dit een woord, dat de Eeuwige niet gesproken heeft; in overmoed heeft de
profeet het gesproken, gij zult voor hem niet vrezen.
Volgens Hand. 3,22, 23 en 7: 37 wordt hier Jezus mee bedoeld. Als we echter
het stuk geheel doorlezen is het echter een handvat voor het volk Israël om
profeten mee te beproeven of ze door G’d gezonden zijn. Zie vers 20 en verder.
Als de woorden van een profeet, die hij namens de Eeuwige heeft gesproken niet
uitkomen heeft hij in zijn eigen overmoed gesproken.
We
moeten concluderen dat deze tekst in Deuteronomium niet specifiek over de
Messias gaat maar alleen een handvat is waarmee profeten herkend kunnen worden
ondanks het feit dat het aan de hand van het boek Handelingen anders wordt
uitgelegd.
Ps 2:1
Waarom woelen de volken en zinnen de natien op ijdelheid? 2 De koningen der
aarde scharen zich in slagorde en de machthebbers spannen samen tegen de
Eeuwige en zijn gezalfde: 3 Laat ons hun banden verscheuren en hun touwen van
ons werpen! 4 Die in de hemel zetelt, lacht; de Here spot met hen. 5 Dan
spreekt Hij tot hen in zijn toorn, en verschrikt hen in zijn gramschap: 6 Ik
heb immers mijn koning gesteld over Sion, mijn heilige berg. 7 Ik wil gewagen
van het besluit van de Eeuwige: Hij sprak tot mij: Mijn zoon zijt gij; Ik heb
u heden verwekt. 8 Vraag Mij en Ik zal volken geven tot uw erfdeel, de einden
der aarde tot uw bezit. 9 Gij zult hen verpletteren met een ijzeren knots,
hen stukslaan als pottenbakkerswerk. 10 Nu dan, gij koningen, weest
verstandig, laat u gezeggen, gij richters der aarde. 11 Dient de Eeuwige met
vreze en verheugt u met beving. 12 Kust de zoon, opdat hij niet toorne en gij
onderweg niet te gronde gaat, want zeer licht ontbrandt zijn toorn. Welzalig
allen die bij Hem schuilen!
Met
name de tekst 2:12 wordt gezien als Messiaans. Het zou de betekenis hebben:
Aanvaardt Jezus (als verlosser) anders kom je onder de toorn van God. Als we
deze tekst in het Hebreeuws bekijken staat er echter iets anders dan er is
vertaald. Letterlijk staat er namelijk. “Omarm puurheid opdat Hij (God) niet
toorne. Dat is heel wat anders. Het woord dat de vertalers in zoon hebben
vertaald is ‘baar’. Het Aramese woord ‘bar’ betekend inderdaad zoon. Maar hier
staat het hebreeuwse woord ‘baar’. Dat is iets heel anders. Het Hebreeuwse
woord voor zoon is ‘ben’ (wat ook in vers 7 wordt gebruikt). De psalm gaat
inderdaad over de Messias maar duidelijk als een fysieke koning die de aarde
zal regeren. Zie ook 2:6 waarin de Gezalfde (Messias is het hebreeuws voor
gezalfde. Koningen werden gezalfde genoemd maar bijv. ook hogepriesters an
alle anderen die voor een bepaalde taak waren gezalfd)
Ps. 110:
1 Van David. Een psalm.
Aldus luidt het woord van de Eeuwige tot mijn Heer (Adon): Zet u aan mijn
rechterhand, totdat Ik uw vijanden gelegd heb als een voetbank voor uw voeten.
2 De Eeuwige strekt van Sion uw machtige scepter uit: heers te midden van uw
vijanden. 3 Uw volk is een en al gewilligheid ten dage van uw heerban; in
heilige feestdos rijst uit de schoot van de dageraad de dauw uwer jonge mannen
voor u op. 4 De Eeuwige heeft gezworen en het berouwt Hem niet: Gij zijt
priester voor eeuwig, naar de wijze van Melchisedek.
In
vers 1 staat er: De Eeuwige zegt tot mijn meester (ofwel De Eeuwige zegt tot
David, die hun meester was). De Levieten zingen deze psalm over David. De
meeste vertalers vertalen n.a.v. Matt. 22:41-46 “De Here zegt tot mijn Here”
er op doelend dat Jezus God is en dat deze tekst over Jezus gaat. Als we dus
de grondtekst bekijkend heeft die verklaring echter geen grond. In vers 4
staat vanuit het Hebreeuws" 'De Eeuwige heeft gezworen en het berouwt Hem niet,
Je zal priester zijn voor altijd want je bent een koning der gerechtigheid (rechtvaardige
koning). Melchizedek betekend koning der gerechtigheid, rechtvaardige koning.
Het betekend: Een Joodse koning moet dienst doen als een priester; Het volk (Israël)
dichter bij de dienst aan de Eeuwige brengen.
Zach 12:7 Ook zal de Eeuwige de tenten van Juda allereerst verlossen, opdat
de trots van het huis van David en van de inwoners van Jeruzalem zich niet
verheffe tegen Juda.8 Te dien dage zal de Eeuwige de inwoners van Jeruzalem
beschutten, en wie onder hen struikelt, zal te dien dage zijn als David, en
het huis van David als God, als de Engel van de Eeuwige voor hun aangezicht. 9
Te dien dage zal Ik zoeken te verdelgen alle volken die tegen Jeruzalem
oprukken. 10 Ik zal over het huis van David en over de inwoners van Jeruzalem
uitgieten de Geest der genade en der gebeden; zij zullen hem aanschouwen,
die zij doorstoken hebben, en over hem een rouwklacht aanheffen als de
rouwklacht over een enig kind, ja, zij zullen over hem bitter leed dragen als
het leed om een eerstgeborene. 11 Te dien dage zal in Jeruzalem de rouwklacht
groot zijn, zoals de rouwklacht van Hadadrimmon in het dal van Megiddo; 12
het land zal een rouwklacht aanheffen, alle geslachten afzonderlijk; het
geslacht van het huis van David afzonderlijk en hun vrouwen afzonderlijk, het
geslacht van het huis van Natan afzonderlijk en hun vrouwen afzonderlijk, 13
het geslacht van het huis van Levi afzonderlijk en hun vrouwen afzonderlijk;
het geslacht van Simi afzonderlijk en hun vrouwen afzonderlijk; 14 alle
overige geslachten, alle geslachten afzonderlijk en hun vrouwen afzonderlijk.13:1
Te dien dage zal er een bron ontsloten zijn voor het huis van David en voor de
inwoners van Jeruzalem ter ontzondiging en reiniging. 2 En Ik zal te dien
dage, luidt het woord van de Eeuwige der heerscharen, de namen van de afgoden
uit het land uitroeien, zodat niet meer aan hen gedacht zal worden; ook de
profeten en de onreine geest zal Ik uit het land wegdoen. 3 Wanneer dan nog
iemand als profeet optreedt, zullen zijn vader en zijn moeder, die hem verwekt
hebben, tot hem zeggen: Gij zult niet blijven leven, omdat gij leugens
gesproken hebt in de naam van de Eeuwige; ja, zijn vader en zijn moeder, die
hem verwekt hebben, zullen hem doorsteken, wanneer hij als profeet optreedt.
4 Te dien dage zullen de profeten beschaamd staan, ieder om wat hij schouwt,
wanneer hij als profeet optreedt, en zij zullen geen haren mantel aantrekken
om leugens te vertellen.
In
Zach.12 vers 10 staat er als we de grondtekst bekijken: “en ze zullen mij aanschouwen,
vanwege degene (at asher) die waren doorstoken en ze zullen over
hem rouwen zoals men rouwt over een enigste zoon. Met de
bovengenoemde vertaling wordt verwezen naar Jezus (Jezus werd echter door
Romeinen in zijn zij gestoken en niet door Joden). Er staat ze zullen naar Mij
(God) opzien vanwege degene die doorstoken is. God en de doorstokene zijn twee
verschillenden. Er zijn 2 uitleggingen over dit gedeelte; de eerste is dat ten
tijde van de uiteindelijke verlossing dat het Joodse volk naar HaShem op
zullen kijken met een aanklacht tegen de Chaldeeen die hen 'doorstoken' hebben.
Anderen menen dat het hier over de Messias ben Jozef (niet de Messias ben
David) gaat die gedood zal worden in de eindstrijd. HaShem zal daarop alle
natiën vernietigen die tegen Jeruzalem optrekken.
Zie voor de bredere context
van het rouwen over het doorstoken of van het doorsteken van Messias ben Jozef
de volgende teksten. Als het volk dan rouwt zullen ze vertroost worden. Het
gaat vanuit de context zeker niet om verdriet vanwege het afwijzen van de
Messias. Jes. 61:3 “om over de treurenden
van Sion te beschikken, dat men hun geve hoofdsieraad in plaats van as,
vreugdeolie in plaats van rouw, een lofgewaad in plaats van een kwijnende
geest. En men zal hen noemen: Terebinten der gerechtigheid, een planting van
de Eeuwige, tot zijn verheerlijking.” , Jes. 66:10 “Verheugt
u met Jeruzalem en juicht over haar, gij allen die haar liefhebt. Verblijdt u
over haar met blijdschap, gij allen die over haar treurt, opdat gij zuigt en u
laaft aan haar vertroostende borst,”
en 2 Kron. 35:22-25 “22 Doch Josia wendde zich niet van hem af, maar vermomde
zich, om tegen hem ten strijde te trekken; hij luisterde niet naar de woorden
van Neko, die uit de mond Gods kwamen, en bond de strijd aan in de vlakte van
Megiddo. 23 Toen raakten de schutters koning Josia; en de koning zeide tot
zijn dienaren: Brengt mij weg, want ik ben zwaar gewond. 24 En zijn dienaren
haalden hem uit de strijdwagen, vervoerden hem op zijn tweede wagen en
brachten hem naar Jeruzalem. Toen stierf hij en werd bijgezet in de graven
zijner vaderen, en geheel Juda en Jeruzalem bedreven rouw over Josia. 25 En
Jeremia zong een klaagzang op Josia, en al de zangers en zangeressen gewaagden
van Josia in hun klaagzangen, tot heden toe. Zij maakten hiervan een vaste
gewoonte in Israël; zie, zij zijn geschreven in de Klaagzangen.”
Hos. 11:1-5 1 Toen Israël een kind was, heb Ik het liefgehad, en uit Egypte
heb Ik mijn zoon geroepen. 2 Hoe meer men hen riep, des te meer dwaalden zij
weg: aan de Baals offerden zij en aan de gesneden beelden brachten zij
reukoffers. 3 En Ik leerde Efraim lopen; Ik nam hen op mijn armen, maar zij
erkenden niet dat Ik hen genas. 4 Met mensenbanden trok ik hen, met koorden
der liefde; Ik was hun als degenen die het juk van hun kinnebak hieven. Ik
neigde Mij tot hem, gaf hem te eten. 5 Zal hij niet naar het land Egypte
terugkeren? Ja, Assur zal zijn koning zijn, omdat zij geweigerd hebben zich te
bekeren.
Het
fragment uit Egypte heb ik mijn zoon geroepen wordt wel als specifieke
voorzegging van Jezus gezien die volgens de evangeliën in Egypte is geweest.
Uit de hele context blijkt echter dat het hier specifiek om het volk Israël
gaat die de zoon van God wordt genoemd.(zie Ex. 4:22, 23a “Dan zult gij tot
Farao zeggen: Zo zegt de Eeuwige: Israël is mijn eerstgeboren zoon; 23 daarom
zeg Ik u: laat mijn zoon gaan, opdat hij Mij diene;” Verder wordt er duidelijk
gesproken dat deze zoon vanwege ongehoorzaamheid weer in ballingschap gaat.
Dat is ook gebeurt. 2Ki 17:3 Tegen hem trok Salmanassar, de koning van Assur,
op; en Hosea onderwierp zich aan hem en betaalde hem schatting. 4 Maar toen
de koning van Assur een samenzwering bij Hosea ontdekte, dat hij gezanten naar
So, de koning van Egypte, gezonden had en aan de koning van Assur geen
schatting meer opbracht, zoals van jaar tot jaar, nam de koning van Assur hem
gevangen en sloot hem in boeien in de gevangenis. 5 De koning van Assur trok
door het gehele land, rukte op naar Samaria en belegerde het drie jaar. 6 In
het negende jaar van Hosea nam de koning van Assur Samaria in; hij voerde
Israel in ballingschap naar Assur en deed hen wonen in Chalach, aan de Chabor,
de rivier van Gozan en in de steden der Meden.
Micha 5:2 En gij, Betlehem Efrata, al zijt gij klein onder de geslachten van
Juda, uit u zal Mij voortkomen die een heerser zal zijn over Israel en wiens
oorsprong is van ouds, van de dagen der eeuwigheid. 3 Daarom zal Hij hen
prijsgeven tot de tijd, dat zij die baren zal, gebaard heeft. Dan zal het
overblijfsel zijner broederen terugkeren met de Israelieten.4 Dan zal Hij
staan en hen weiden in de kracht van de Eeuwige, in de majesteit van de naam
van de Eeuwige, zijns Gods; en zij zullen rustig wonen, want nu zal Hij groot
zijn tot aan de einden der aarde,…10 Te dien dage zal het geschieden, luidt
het woord van de Eeuwige, dat Ik uw paarden uit uw midden zal uitroeien en dat
Ik uw strijdwagens zal vernietigen.11 Ik zal de steden van uw land uitroeien
en al uw vestingen afbreken.12 Ook zal Ik de toverijen uit uw hand uitroeien,
en gij zult geen waarzeggers meer hebben.
Op
grond van deze tekst wordt verondersteld dat de Messias er van eeuwigheid was.
Letterlijk staat er echter “En gij, Betlehem Efrata, je zou de kleinste zijn
onder de geslachten van Juda, uit u zal voor Mij voortkomen, die een heerser
zal zijn over Israël en wiens oorsprong is van de dagen van ouds” . Ter
vergelijking in Micha 7:14b hebben de vertalers de hebreeuwse woorden (kemi/memi
olam) wel juist vertaald met de dagen van ouds: “als in de dagen van ouds.”.
Zo ook in Mal. 3:4 “als
in de dagen van ouds en als in vroegere jaren.”,
Amos 9:11 en Jes. 63:9 en 11. Er wordt hier gewoon mee bedoeld dat de Messias
uit het huis van David zal komen.
Dan. 9:24 Zeventig weken zijn bepaald over uw volk en uw heilige stad, om de
overtreding te voleindigen, de zonde af te sluiten, de ongerechtigheid te
verzoenen, en om eeuwige gerechtigheid te brengen, gezicht en profeet te
bezegelen en iets allerheiligst te zalven. 25 Weet dan en versta: vanaf het
ogenblik, dat het woord uitging om Jeruzalem te herstellen en te herbouwen tot
op een gezalfde, een vorst, zijn zeven weken. En tweeënzestig weken lang zal
het hersteld en herbouwd blijven, met plein en gracht, maar in de druk der
tijden.26 En na de tweeënzestig weken zal een gezalfde worden uitgeroeid,
terwijl er niets tegen hem is; en het volk van een vorst die komen zal, zal de
stad en het heiligdom te gronde richten, maar zijn einde zal zijn in de
overstroming; en tot het einde toe zal er strijd zijn: verwoestingen, waartoe
vast besloten is. 27 En hij zal het verbond voor velen zwaar maken, een week
lang; in de helft van de week zal hij slachtoffer en spijsoffer doen ophouden;
en op een vleugel van gruwelen zal een verwoester komen, en wel tot aan de
voleinding toe, en waartoe vast besloten is, dat zal zich uitstorten over wat
woest is
In
dit gedeelte wordt er als eerste gesproken over het terugvorderen van de niet
onderhouden shabbatsjaren die ‘teruggevorderd’ zouden worden. Le 26:34 “Dan
zal het land zijn sabbatsjaren vergoed krijgen, al de dagen dat het woest ligt
en gij in het land uwer vijanden zijt; dan zal het land rusten en zijn
sabbatsjaren vergoeden. 35 Al de tijd der verwoesting zal het rusten, de rust
die het niet gehad heeft gedurende uw sabbatsjaren, toen gij daarin woondet.”
Er wordt door het woordgebruik van de weken eigenlijk terugverwezen naar de
niet onderhouden shabbatsjaren. Zie de context: 9:4 En ik bad tot de Eeuwige,
mijn God, en deed schuldbelijdenis en zeide: Ach Here, Gij grote en geduchte
God, die vasthoudt aan het verbond en de goedertierenheid jegens hen die U
liefhebben en uw geboden bewaren; 5 wij hebben gezondigd en misdreven, wij
hebben goddeloos gehandeld en zijn wederspannig geweest; wij zijn afgeweken
van uw geboden en van uw verordeningen,….. 13 Zoals geschreven staat in de
wet van Mozes, is al dit onheil over ons gekomen, en wij hebben de Eeuwige,
onze God, niet vermurwd door ons te bekeren van onze ongerechtigheden en acht
te slaan op uw waarheid. In een aantal christelijke vertalingen wordt de tekst
iets anders vertaald met name de versen 25 en 26 “tot op Messias, den
Vorst, zijn zeven weken, en twee en zestig weken; de straten, en de grachten
zullen wederom gebouwd worden, doch in benauwdheid der tijden. En na die twee
en zestig weken zal de Messias uitgeroeid worden, maar het zal niet voor Hem
zelven zijn”. De Messias waar in beide versen over gesproken wordt is dan
Jezus. Gebaseerd op het hebreeuws worden hier echter twee gezalfden genoemd.
De eerste is er na 7 shabbatsjaren nadat het woord uitging. De andere gezalfe
is er na 69 shabbatsjaren. De eerste is Kores, die een gezalfde van God wordt
genoemd (Jes. 45:1
Zo zegt de Eeuwige tot zijn gezalfde, tot Kores, wiens rechterhand Ik gevat
heb om volken voor hem neer te werpen: de lendenen van koningen ontgord Ik; om
deuren voor hem te openen, geen poorten blijven gesloten.) (Jes. 44:28 die
tot Kores zeg: Mijn herder, hij zal al mijn welbehagen volvoeren door tot
Jeruzalem te zeggen: Het worde herbouwd en de tempel worde gegrondvest. 45:1
Zo zegt de Eeuwige
tot zijn gezalfde, tot Kores, wiens rechterhand Ik gevat heb om volken voor
hem neer te werpen: de lendenen van koningen ontgord Ik; om deuren voor hem te
openen, geen poorten blijven gesloten.). De gezalfde die in vers 26 wordt
genoemd is waarschijnlijk Agrippa II, de laatste joodse. Hij stierf in die
periode. De vorst die verder in vers
26 wordt genoemd is de Romeinse Titus. Let op: de juiste vertaling van vers
26a (En na de tweeënzestig weken zal een gezalfde worden uitgeroeid, terwijl
er niets tegen hem is) is: En na de tweeënzestig weken zal een gezalfde worden
uitgeroeid,
en niet
meer zijn (zoals het in de Lutherse vertaling vertaald wordt). Ook nu wordt de
vertaling (zonder dat uit een bepaalde vooronderstelling te doen) heel anders.
Binnen de Joodse traditie wordt het boek Daniël niet onder de profetische
geschriften grekend.
Mal 4:1 Want zie, de dag komt, brandend als een oven! Dan zullen alle
overmoedigen en allen die goddeloosheid bedrijven, zijn als stoppels, en de
dag die komt, zal hen in brand steken (zegt de Eeuwige der heerscharen) welke
hun wortel noch tak zal overlaten. 2 Maar voor u, die mijn naam vreest, zal
de zon der gerechtigheid opgaan, en er zal genezing zijn onder haar vleugelen;
gij zult uitgaan en springen als kalveren uit de stal. 3 Gij zult de
goddelozen vertreden, want tot stof zullen zij zijn onder uw voetzolen op de
dag die Ik bereiden zal, zegt de Eeuwige der heerscharen. 4 Gedenkt de wet
van Mozes, mijn knecht, die Ik hem op Horeb geboden heb voor gans Israel,
inzettingen en verordeningen. 5 Zie, Ik zend u de profeet Elia, voordat de
grote en geduchte dag van de Eeuwige komt.6 Hij zal het hart der vaderen
terugvoeren tot de kinderen en het hart der kinderen tot hun vaderen, opdat Ik
niet kome en het land treffe met de ban.
Met
name vers 2 wordt als een specifieke verwijzing gezien naar Jezus (n.a.v. van
Matt. 9:20,21). In deze teksten aan het eind van het oude testament wordt er
een beeld gegeven over de toekomst die nog moet komen. Dat wordt duidelijk aan
de hand van vers 1 “die dag komt brandende als een oven”. De frase “onder haar
vleugelen” heeft specifiek te maken met het luisteren naar God, het
onderhouden van de Thora. Dat lees je in de context, hoofstuk 3 (14 Gij zegt:
Nutteloos is het God te dienen; wat gewin geeft het, dat wij zijn geboden
onderhouden en dat wij in rouw gaan voor het aangezicht van de Eeuwige der
heerscharen? 15 En nu, wij prijzen de overmoedigen gelukkig; niet alleen
worden zij gebouwd, terwijl zij goddeloosheid bedrijven, maar ook verzoeken
zij God, en ontkomen. 16 Dan spreken zij die de Eeuwige vrezen, onder
elkander, ieder tot zijn naaste: De Eeuwige bemerkte het toch en hoorde het en
er werd een gedenkboek voor zijn aangezicht geschreven, ten goede van hen die
de Eeuwige vrezen en zijn naam in ere houden. 17 Zij zullen Mij ten eigendom
zijn, zegt de Eeuwige der heerscharen, op de dag die Ik bereiden zal. En Ik
zal hen sparen, zoals iemand zijn zoon spaart, die hem dient.). Dat wordt ook
duidelijk in 4:4 “Gedenkt de wet van Mozes, mijn knecht, die Ik hem op Horeb
geboden heb voor gans Israël, inzettingen en verordeningen” Dit tekst gedeelte
is het laatste gedeelte uit de Tenach met daarin als het ware een laatste
oproep. Daarom geven deze woorden ook duidelijk aan wat voor Israël van belang
is om tot herstel te komen. Er staat “Gedenkt de wet van Mozes, mijn
knecht, die Ik hem op Horeb geboden heb voor gans Israel, inzettingen en
verordeningen”. Dat geeft aan dat herstel van Israël plaats vindt door
bekering naar het onderhouden van de Thora zoals dat als eeuwige inzetting in
Lev. 26 (40 Maar
belijden zij hun ongerechtigheid en die hunner vaderen, in de ontrouw waarmede
zij tegen Mij ontrouw zijn geweest, en ook dat zij zich tegen Mij verzet
hebben…42 dan zal Ik mijn verbond met Ya’akov gedenken; ook mijn verbond met
Itschak en ook mijn verbond met Avraham zal Ik gedenken, en Ik zal het land
gedenken. … 45 Maar Ik zal hun ten goede gedenken het verbond met hun
voorvaderen, die Ik voor de ogen der volken uit het land Egypte heb geleid, om
hun tot een God te zijn. Ik ben de Eeuwige)
en Deut. 30 (1 Wanneer
dan al deze dingen over u komen, de zegen en de vloek, die ik u voorgehouden
heb, en gij dit ter harte neemt te midden van al de volken, naar wier gebied
de Eeuwige, uw G’d, u verdreven heeft, 2 en wanneer gij u dan tot de
Eeuwige, uw G’d, bekeert en naar zijn stem luistert overeenkomstig alles wat
ik u heden gebied, gij en uw kinderen, met geheel uw hart en met geheel uw
ziel, 3 dan zal de Eeuwige, uw G’d, in uw lot een keer
brengen en Zich over u erbarmen; Hij zal u weer bijeenbrengen uit al de
volken, naar wier gebied de Eeuwige, uw G’d, u verstrooid heeft. 4 Al waren
uw verdrevenen aan het einde des hemels, de Eeuwige, uw G’d, zal u vandaar
bijeenbrengen en vandaar halen; 5 de Eeuwige, uw G’d, zal u brengen naar het
land, dat uw vaderen bezeten hebben, gij zult het bezitten en Hij zal u
weldoen en u talrijker maken dan uw vaderen. 6 En de Eeuwige, uw G’d, zal uw
hart en het hart van uw nakroost besnijden, zodat gij de Eeuwige, uw G’d,
liefhebt met geheel uw hart en met geheel uw ziel, opdat gij leeft)
is gegeven. Om concreet te zijn. Er staat niet dat er na een bepaalde tijd de
Thora wordt afgeschaft en dat het geloof in Gods vergeving door de dood van de
Messias daarvoor in de plaats komt. Als dat zo zou zijn zou dat specifiek hier
vermeldt zijn. Latere gebeurtenissen moeten aan het voorgaande getoetst
worden. Als het latere in tegenspraak is met het eerdere moet je het latere
laten rusten en je aan de oorspronkelijke instructies houden. De woorden “Hij
zal het hart der vaderen terugvoeren tot de kinderen en het hart der kinderen
tot hun vaderen, opdat Ik niet kome en het land treffe met de ban” heeft
ook weer specifiek te maken met het weer onderwijzen van de Thora door de
vaders en het weer luisteren van de kinderen naar het Thora onderwijs dat de
vaders geven Deut. 6:
7 “gij zult het uw
kinderen inprenten en daarover spreken, wanneer gij in uw huis zit, wanneer
gij onderweg zijt, wanneer gij nederligt en wanneer gij opstaat.”
Zo
zijn er vele vele teksten die op die manier worden gebruikt om er een
Messiaanse profetie in te leggen. Bestudering van de tekst en zijn context
laten iedere keer weer zien dat dat onterecht is. Nogmaals een eenvoudige
cursus Hebreeuws of een goede vertaling zou ieder helpen om zelf de
verschrijvingen duidelijk te zien.
Ten
slotte:
Zoals we al zeiden ontdekten we dat er in de Tenach (het Oude
Testament) relatief weinig aandacht wordt gegeven aan de (exacte identiteit
van de) Messias in vergelijking met de hoedanigheid van de Messiaanse tijd. Er
worden vooral kenmerken gegeven van wat hij doet. De geschriften leggen
meer de nadruk op de Messiaanse tijd dan op de Messias. De Messias in een
middel in de hand van G’d om de Messiaanse tijd, waarin ieder volgens de Thora
zal leven, tot werkelijkheid te brengen.
We hebben ook een antwoord op de in de introductie gestelde
vragen.
We hebben gezien hoe de Messias ben David volgens de Tenach
is te te herkennen:
○
Hij krijgt van
God heerschappij over Israël en volken,
○
Hij is
vernietiger van Edom
○
Koning
○
Houdt zich aan de Thora
instructies en leeft ze voor
○
Zal de tempel
van de Eeuwige bouwen, die temidden van het volk Israël zal staan
○
Zal op dezelfde
manier als David koning zijn
○
Is niet G’d
zelf
○
Leeft als David
in dienst van G’d
○
Brengt de rest
van het volk Israël weer terug naar het land Israël.
Over welke verlossing(en) werd er in de Tenach (Oude
Testament) gesproken? Over fysieke verlossing van vijanden (die vaak vanwege
zondigen over hen kwamen)
Hoe vindt die verlossing, volgens de Tenach, plaats?. Door de
vijanden te vernietigen en het Messiaanse rijk te stichten.
Hoe verhoudt zich in de Tenach de verlossing tot het
terugkeren naar het land Israël landsbelofte? Verlossing een terugkeer naar
het land horen onlosmakelijk bij elkaar.
Is de Messias op grond van de Tenach God zelf? Neen.
Hoe komt er herstel in de relatie met God? Door belijdenis en
bekering. Lev. 26 (40 Maar belijden zij hun ongerechtigheid en die hunner vaderen, in de
ontrouw waarmede zij tegen Mij ontrouw zijn geweest, en ook dat zij zich tegen
Mij verzet hebben…42 dan zal Ik mijn verbond met Ya’akov gedenken; ook mijn
verbond met Itschak en ook mijn verbond met Avraham zal Ik gedenken, en Ik zal
het land gedenken. … 45 Maar Ik zal hun ten goede gedenken het verbond met
hun voorvaderen, die Ik voor de ogen der volken uit het land Egypte heb
geleid, om hun tot een God te zijn. Ik ben de Eeuwige)
en Deut. 30 (1 Wanneer
dan al deze dingen over u komen, de zegen en de vloek, die ik u voorgehouden
heb, en gij dit ter harte neemt te midden van al de volken, naar wier gebied
de Eeuwige, uw G’d, u verdreven heeft, 2 en wanneer gij u dan tot de
Eeuwige, uw G’d, bekeert en naar zijn stem luistert overeenkomstig alles wat
ik u heden gebied, gij en uw kinderen, met geheel uw hart en met geheel uw
ziel, 3 dan zal de Eeuwige, uw G’d, in uw lot een keer
brengen en Zich over u erbarmen; Hij zal u weer bijeenbrengen uit al de
volken, naar wier gebied de Eeuwige, uw G’d, u verstrooid heeft. 4 Al waren
uw verdrevenen aan het einde des hemels, de Eeuwige, uw G’d, zal u vandaar
bijeenbrengen en vandaar halen; 5 de Eeuwige, uw G’d, zal u brengen naar het
land, dat uw vaderen bezeten hebben, gij zult het bezitten en Hij zal u
weldoen en u talrijker maken dan uw vaderen. 6 En de Eeuwige, uw G’d, zal uw
hart en het hart van uw nakroost besnijden, zodat gij de Eeuwige, uw G’d,
liefhebt met geheel uw hart en met geheel uw ziel, opdat gij leeft
Bronnen:
Tanach, Stone
Editie, Hebreeuwse Tanach met Engelse vertaling
The
Disputation door J.Levy uitg. Jewish Heritage & Roots Library
Lets
get Biblical; Rabbijn
Tovia Singer
The Teacher
and the preacher; Moshe Avraham Ben Baruch
The Real
Messiah; Aryeh Kaplan
Waarom weigert het Joodse volk het Nieuwe Testament te erkennen?
Eliyahu Silver & Rabbijn
Jitschak Goldstein